Vandaag gebeurt er weinig noemenswaardig, we stappen onze laatste dag tot Orléans. We zijn het er over eens dat het genoeg geweest is voor dit jaar en zijn tevreden met wat we gepresteerd hebben. Onderweg lopen we langs een klein kerkje dat omgebouwd is tot theater. De repetities zijn net onderbroken en we worden er vriendelijk rond geleid. In Orléans staan we voor een gesloten hotel, wat niet de eerste keer is tijdens deze trip. We bellen de baas op en hij stapt met Geo naar een vervallen huis terwijl hij voortdurend zegt: "Maak je geen zorgen, het is in orde, je zal het zien"! En het is ook zo. Het huis is nog een bouwwerf, met cementzakken en gerief langs overal, maar boven wacht ons een splinternieuwe studio met alles erop en er aan. Keuken, slaapkamer en badkamer. Veel luxe voor 35 euro. We wandelen langs het moderne, nieuw gebouwde station van Orléans, waar we onze tickets voor de terugreis kopen. Orléans is een mooie stad, maar absoluut niet toeristisch. De meeste toeristen blijven hier hooguit een dag en gaan dan verder naar de kastelen van de Loire. Het is zondag en de stad is echt doods, alle winkels zijn dicht en er zijn zelfs geen winkeltjes die 's zondags de toeristische businnes doen draaien. Wat wel de moeite waard is, is het centrale plein, de Place du Martroi met het standbeeld van Jeanne d'Arc. Nu is het een bouwwerf, maar het wordt volledig heraangelegd. Het plein wordt autovrij, enkel de tram zal er nog rijden. Er komt een grote spiegelvijver en terrassen. Als het zo mooi is als de maquettes voorstellen, zal het prachig zijn. Verder is natuurlijk ook de kathedraal, waar we onze laatste stempel krijgen. Hier vallen vooral de magnifieke glasramen op, die het leven van Jeanne d'Arc uitbeelden.
Zaterdag 1 juni, dag 23, Janville - Chevilly, 24 km
We stappen voor het eerst van 's morgens op in een stralende zon, met warm weer. Bij het verlaten van Janville is het even zoeken naar de weg. We komen twee oudere dames tegen, die de kaart langs alle kanten bekijken en er niet uit wijs geraken. Opeens kent een van beiden de oplossing: "Daar staat een bord, toutes directions, " zegt ze. "Dat moet je volgen, dan kom je altijd terecht". We stappen goed op, maar na de middag gaat het trager. We stappen kilometers lang langs de Aérotrain. Als je dit niet zelf gezien hebt, geloof je het niet. De Aérotrain was een trein op luchtkussens, vergelijkbaar met de hovercraft. Het project was al in de uitvoeringsfase. In Chevilly staat de vervallen ruwbouw van de startplaats, en het van het betonnen viaduct waarop de trein zou rijden was al 22 km uitgevoerd. Dan besliste de regering om het project stop te zetten en opteerde voor de TGV. Nu blijft er een betonnen spook over, dat we kilometers lang in de verte parallel zien lopen met ons wandelpad. We eten op wat men in de gids een dolmen noemt, in feit gewoon een gigantische steen of rotsblok. We sloffen echt Artenay binnen. Vooral Rozemie kan niet mee. Is het de eerste warmte die ons parten speelt? Na een goede rust gaat het echter beter en de laatste 8 km verlopen vlot. We logeren in hotel La Gerbe de Blé. Goed hotel, mooie kamers, verzorgd diner en ontbijt. We ontmoeten er 6 andere Belgen, alleen terug op weg naar huis.
Op tijd op om vroeg te kunnen vertrekken en in de voormiddag al een flink eind te stappen. We krijgen bij Monique een fijn ontbijt en stappen weg door het bos naar Méréville. Daar verliezen we veel tijd: we moeten op de markt aanschuiven om tomaten en fruit te kopen. Op aanraden van een voorbijganger gaan we in het parochiaal centrum een stempel halen, wat ook weer veel tijd kost en tot overmaat van ramp stappen we pal de verkeerde richting uit en maken een volstrekt nutteloze omweg van 6 km. We komen namelijk aan een tweesprong waar een van de wegen pas vernieuwd of nieuw aangelegd is, maar de richting aanduidingen staan er nog niet opnieuw. Wij volgen natuurlijk de weg die er ligt, en niet deze die er gloednieuw uitziet. Rond 13 uur beseffen we bij aankomst in een dorp, waar we absoluut niet moesten zijn, dat we naar het oosten gestapt zijn ipv naar het zuiden. We moeten nog 20 à 21km afleggen. En dan gebeurt het wonderlijke: de geest neemt het over en beveelt het lichaam wat het moet doen. Ofwel ga je bedriegen en autostop doen, met als resultaat dat je je achteraf slecht voelt omdat je niet echt te voet naar Compostela gestapt bent. Ofwel aanvaardt je dat je een stommiteit begaan hebt en probeer je die recht te zetten. We besluiten om 2 uur goed door te stappen, dan een pauze te nemen, en zo verder te doen tot we er zijn. En dat lukt wonder wel: om 18.50 uur komen we aan in Janville. Tijdens de laatste kilometers ligt de kerk van Janville voor ons, wat moed geeft en onderweg zien we nog hele windmolenparken, les éoliennes. We belanden er in een hotel dat waarschijnlijk vijftig jaar geleden werd ingericht. Er is sindsdien niets aan veranderd of vernieuwd. Voor het souper heeft dat zo zijn voordelen: we krijgen authentieke Franse keuken met alles erop en eraan. Een volledige menu uit de tijd dat calorieën nog niet belangrijk waren, en enkel de lekkere smaak van tel was. Met dessert en dan nog kaasschotel na. Ca va de soi!
Vertrek naar Etampes, langs een kaarsrechte weg die Thierry ons getoond heeft. Geo sukkelt met zijn rug, maar dat gaat gelukkig over. Rozemie heeft het gevoel dat ze op twee pijnlijke kussens loopt, maar ook dat gaat altijd over. Etampes stelt eigenlijk weinig voor. We bezoeken de kerk, en weer hebben we regen, regen, regen. We stappen door Saclas en dan verder naar Méréville. Deze gemeente noemt zichzelf de hoofdstad van de cresson. Waterkers dus, die gekweekt wordt langs de rivier de Juine. Wij komen aan in het gehucht Boigny, waar we na lang zoeken terecht komen bij Monique, die een gite verhuurt en sporadisch, als de gite vrij is, pelgrims opneemt aan een verminderd tarief. Als we toekomen staan onze borden klaar, en het is duidelijk dat ze het huis nog niet gepoetst heeft, omdat er de dag daarna Nederlanders komen logeren. Dat geeft niet, want het is zeker niet echt vuil. We geraken met haar aan de praat, en ze is super verbaasd over onze goede kennis van het Frans. Ze is één van de weinige Fransen die beseft dat Frans onze tweede taal is, en dat het niet evident is dat we het zeer vlot spreken. Opeens ruimt ze de borden op en zegt: "jullie komen vanavond bij mij thuis eten"! Blijkt dat ze veel Nederlanders ontvangt, en ze is het beu om te eten met mensen die niet verstaan wat ze zegt en voortdurend moeten zoeken naar woorden om essentiële dingen te zeggen. We hebben dus zonder het te weten examen Frans afgelegd en zijn met brio geslaagd. Monique heeft lekker gekookt en we hebben een lang en intens gesprek. Haar man is gestorven toen zij 49 jaar was, na een zeer gelukkig huwelijk. Zij heeft 3 kinderen: de oudste dochter is schizofreen en is verdwenen. Ze leeft nog, maar Monique weet niet waar ze verblijft. De tweede, een zoon, heeft zelfmoord gepleegd. Zij vermoedt dat hij de ziekte van zijn zus niet aankon. De jongste dochter stelt het goed en heeft een praktijk als veearts. Ondanks al die problemen zegt Monique dat ze gelukkig is. Zij woont op een prachtig domein, in een mooi huis met een grote tuin, maar ze gaat het verkopen omdat het onderhoud te zwaar valt. Ze vertelt ons dat het echter niet zo evident is om zo'n domein te verkopen.
Vertrek langs Boissy-sous-St-Yon, duidelijk een rijke gemeente met mooie huizen, een kleine goed uitgebouwde bibliotheek, een opleidingscentrum voor de ruitersport. De kerk is gewijd aan Thomas Beckett , aartsbisschop van Canterbury. Die werd in 1170 vermoord door soldaten van Hendrik II Plantagenet. Beckett was voordien vaak in ballingschap in deze streek, waar zijn gedachtenis in ere gehouden wordt. We volgen een magnifiek parcours door het bos, waar we tussen grote rotsblokken moeten afdalen. Daarna komen we aan bij de kerk van St-Sulpice-de-Favières. Het is een mooie, zeer grote kerk. Veel te groot voor zo'n klein dorp, wat te verklaren is door het feit dat het vroeger de grootste bedevaartkerk was van de diocees Parijs. De lichte, ranke bouwstructuur en de glasramen uit de 14de eeuw zorgen tot vandaag voor een mooi geheel. We eten buiten op een stenen bank. Het enige restaurant van het dorp wil geen mensen ontvangen die alleen koffie komen drinken, en dus gaan we maar naar toilet in de mairie en stappen dan verder. We stappen langs de riante eigendommen en gebouwen van de dominikanessen, die geen pelgrims meer ontvangen voor overnachting (plaatsgebrek?) Rozemie bekijkt het afkeurend, want de kloosterorde die Soeur Sourire in armoede liet sterven, kan bij haar op weinig sympathie rekenen. Daarna volgen we weer een zeer mooi parcours bovenop de kouters, met langs beide zijden uitgestrekte velden. Dan volgt Etrechy, een klimpartij door een bos en weer gaat het langs uitgestrekte velden tot het gehucht 'Les Poêlées' met de boerderij van Thierry Lanoë, waar we gaan overnachten. Thierry is een veteraan van de Compostela-route, een oud-strijder van de Camino. In 2003 stapte hij naar Compostela en in december (!) 2010 stapte hij vanuit Compostela naar huis. Tijdens zijn tochten zetten zijn buren altijd de boerderij verder. Zijn vrouw gaat uit werken bij Carrefour en het bedrijf is zo gemechaniseerd dat hij het alleen kan runnen. Hij zegt zelf dat hij met de granenteelt een ruim inkomen heeft. Hij overstelpt ons met straffe verhalen over zijn tochten, vertelt anekdotes en is echt op het randje van fanatiek. Zijn vrouw Catherine is heel sympathiek en kookt lekker. Een nadeel: door de vele verhalen van Thierry, die zelf zegt dat hij als pelgrim altijd om 21 uur ging slapen en om 5 uur 's morgens als eerste vertrok, gaan we pas om 21 uur aan tafel en kunnen we pas om 23 uur gaan slapen. Veel te laat voor ons! Qua parcours was dit een super dag, en daarenboven was het droog en scheen de zon.
Dinsdag 28 mei, dag 19, La Ville-du-Bois - Arpajon, 12 km
Na twee dagen zon vandaag weer volop regen, maar gelukkig niet meer zo koud. We volgen op de GR 655 een mooi parcours via Longpont-sur-Orge, waar een basiliek staat met de grootste relikwieënschat van Frankrijk. Die is niet zo indrukwekkend, omdat de relikwieën in een enorme houten kast opgeborgen zijn. Veel is er dus niet te zien. We stappen 7 km langs de Orge op een mooi aangelegd pad door een gebied waar verschillende gemeenten overstromingsbuffers hebben aangelegd. Het gebied is nl. zeer waterrijk en overstromingen vormen hier een reëel gevaar. In Arpagon gaan we een Turkse kebab eten. We zijn allebei moe, en het voortdurende slechte weer begint echt te wegen. Een tweede probleem is het vinden van logies, dat moeten we elke dag opnieuw oplossen. De dame van het Office du Tourisme helpt ons zoveel ze kan en we overnachten tenslotte in een goed, maar duur hotel. We maken van de gelegenheid gebruik om zo goed en zo kwaad als het gaat onze was te doen, en vinden daarna eindelijk een internetwinkel. In Arpagon staat een grote middeleeuwse markthal, die goed gerestaureerd is en duidelijk gekoesterd wordt. Verder is er niet veel te beleven.
We vertrekken langs het park van Scéaux. Het is een prachtig, uitgestrekt domein aangelegd door Jean-Baptist Colbert. Het omvat een kasteel, een orangerie gebouwd door Mansart en tuinen met een Grand Canal van 1 km lang, ontworpen door Le Notre. Alle grote namen van die tijd dus. Het geheel is buitengewoon goed onderhouden. Je kan er paardrijden, wandelen, joggen, door een stuk bos stappen, kortom de betere klasse die hier woont beschikt over een enorme lap groen. We lopen lang door het park, omdat we de centrale assen niet meer vinden en dan heel het kanaal langs moeten. Maar het is mooi en voor het eerst sinds lange tijd schijnt de zon en is de temperatuur wat normaal voor de tijd van het jaar, zodat we voor het eerst op deze tocht in t-shirt kunnen stappen. We volgen de gids Lepère en bereiken 'La Coulée Verte du Sud Parisien', een fiets- en wandelpad aangelegd bovenop het tracé van de TGV. Tot onze ontsteltenis merken we dat we dit pad al hadden kunnen volgen vanaf de gare Montparnasse. Dat stond echter in geen enkele gids. De Coulée loopt tot Massy, het pad beslaat in totaal 12 km. In Massy is het een hele zoektocht naar het Office du Tourisme, waar een vervanger ons te woord staat. De man is vriendelijk, maar is duidelijk van de kook omdat hij er niets van weet en geen bezoekers verwacht had. Voor de deur is een koperen St-Jacobsschelp in de grond geplaatst, die meldt dat het tot Compostela nog 1500 km is. We stappen verder via Champlan, een stad met 4 jacobsschelpen in het stadswapen. Op het stadhuis wappert een spandoek, dat een station voor een tram- en treinverbinding met Parijs eist. Verder naar Saulx-Les-Chartreux. We ergeren ons onderweg weer aan de guide Lepère, die ons dikwijls langs grote wegen stuurt, terwijl we zelf op de kaart kleinere wegen zien of voorbijgangers ons een kortere weg tonen. Dan volgt een lange tocht langs de Nationale 20, die eigenlijk een lange autostrade is met onafgebroken verkeer dat voorbij raast. Je houdt het niet voor mogelijk dat hier mensen wonen, maar hier en daar zien we bewoners, altijd niet-blanken. We komen uitgeput toe in een soort instaphotel zonder personeel, dat het minimum voorziet, maar wel in orde is. Er verblijven arbeiders van verschillende firma's, die duidelijk telkens voor een week aan het werk zijn. We gaan een enorme gevulde aardappel eten in La Papaterie, een restautantketen die we tot dan nog niet kenden. Rozemie valt dan als een blok in slaap, maar Geo heeft last van de andere gasten. Een van hen is blijkbaar grootvader geworden, en dat viert hij met zijn makkers.