Pinksteren vandaag. Een ongelooflijke dag: we stappen 6 uur en de regen valt met bakken uit de hemel, ongelooflijk. Iedereen blijft binnen: we zien op heel de dag hooguit 10 mensen. Hier en daar een visser, meestal onder een tent. De tocht is mooi: langshet kanaal van Saint-Quentin en langs de Somme volgen we prachtige jaagpaden waar zelfs geen fietsers op mogen. Maar het weer maakt veel kapot: de picknicktafels kunnen we niet gebruiken door de nattigheid en de aanhoudende regen.We eten in een oude, gerestaureerde wasplaats want daar zitten we tenminste droog, zij het met de poep op de grond. Onderweg is er een bejaard koppel dat ons absoluut met de auto naar onze bestemming wil brengen, maar dat wijzen we vriendelijk maar beslist af. Zij blijven herhalen dat ze stappen in zo'n weer verschrikkelijk vinden! We komen aan bij Roger en Dominique, een koppel dat gerechtskinderen opvangt en tussendoor ook Compostelagangers. 's Avonds eten we met hen en hebben weer een interessant gesprek. Rogers grootouders waren Vlamingen, iets wat we hier al zoveel gehoord hebben, ze hebben nog steeds contact met de familie in Vlaanderen. Zij hebben 20 jaar in Nice gewoond en zijn dan noodgedwongen verhuisd omdat de prijzen van de gronden in Nice de pan uitrezen door het opkomend toerisme. Nu wonen ze in het huis dat ze van Rogers vader erfden. Ze hebben hele verhalen over de overgang van Nice naar 'le pays des 'tchi'. Hoe hun kinderen op school de taal van het noorden niet verstonden en zich moeilijk konden aanpassen. Roger en Dominique vangen nu gerechtskinderen op voor korte periodes. Zij zoeken contact met logis de France en willen van een deel hun huis een gite maken. Wij genieten van hun gastvrijheid, gebruiken de droogkast, verbruiken veel elektriciteit om onze schoenen droog te krijgen, maar laten dan ook een royale vergoeding voor hen achter.
Na een vorstelijk ontbijt stappen we weg langs de Somme, die hier gekanaliseerd is. In Saint-Quentin zijn de jaarlijkse pinksterfeesten net gestart met reuzen, fanfares uit verschillende landen, een rijdende beiaard, een circus enz. Heel plezant! In het Office du Tourisme mogen we onze rugzakken achterlaten en het is prettig om als toerist rond te lopen op lichte schoenen, zonder ballast. We gaan naar de post om dingen terug naar huis te sturen, naar de bibliotheek om te internetten en de weblog aan te vullen. Rozemie schrijft naar huis dat Geo voortdurend loop te mopperen dat het toch geen weer is, en dat hij het koud heeft. Wie hem goed kent, zal het ongelooflijk vinden. Als we terug buiten komen, is de zon echter van de partij. Voor het eerst in dagen eindelijk eens wat mooi weer. Op de markt spelen verschillende fanfares en we zien een bruiloft met twee mannen, die volledig in het wit gekleed zijn. Sinds we op weg zijn, lazen we dagelijks in de krant dat de Fransen erg ontevreden zijn over de invoering van het homo huwelijk en Rozemie zegt dan ook tegen die mannen: 'Proficiat, het is fijn dat jullie hier zomaar kunnen trouwen, zonder protesten uit te lokken'. Grote hilariteit! Ze komen niet bij van het lachen . Blijkbaar zijn zij de getuigen van bruid en bruidegom! Jammer genoeg hebben we er geen foto's van. We stappen weg langs het monument van koning Albert. We zijn fier dat er eens een Belg is die in een monument heeft in Frankrijk. We stappen een heel eind langs een drukke, vervelende steenweg. Nutteloos, zo blijkt, want het gaanpad langs de Somme was van in de stad begaanbaar, wat de gids niet aangaf. In Serancourt slapen we in een pelgrimsgite naar franciscaans model: 2 matrassen op de grond, 1 tafel, 2 stoelen, elementair kookgerief, WC en douche, en dat allemaal gratis.
Vrijdag 17 mei, dag 8, Bohain en Vermandois-Lesdins, 18,2 km
We stappen vandaag met een klein hartje op, want de weersvoorspellingen zijn ronduit onheilspellend: regen en hevige wind. Het valt uiteindelijk nog mee. Het GR-pad en de Compostela-route vallen samen en we stappen langs de prachtigste landschappen van Piacardië: wijdse uitzichten op glooiende velden met veel koolzaad. Wie ooit de film 'Un long dimanche de finançailles' zag, kan zich inbeelden wat we zien. In Fonsommes gaan we naar de bronnen van de Somme kijken. We staan aan het begin van een rivier die zich 245 km lang door Frankrijk slingert, langs St-Quentin, Péronne, Amiens en Abbeville. Normaal gesproken zouden we hier aan een picknicktafel blijven eten, het domein is prima aangelegd, maar het is gewoon te koud! En we leven intussen in de tweede helft van de meimaand! Onze truuk van 'mirakels bestaan niet' werkt niet meer. We vinden geen café. We eten dan maar vlug op een bank en stappen verder, want het wordt alsmaar kouder, ongeveer 10°. Onderweg hebben we nog een fijn gesprek met twee controleurs van gasinstallaties, die ons 's morgens al hadden zien stappen en er niet bij kunnen dat we zoveel 'courage' hebben. In Lesdins overnachten we in een prachtige gite, met een mooie tuin. De gastvrouw steekt al onze was in de machine en heeft een Leffe klaar gezet. Ze eet 's avonds met ons en we hebben fijne gesprekken. Ze is gescheiden en heeft vier dochters, die elk hun eigen weg gegaan zijn, 'zoals het hoort' zegt ze. Ze runt de gite omdat ze dan wat meer inkomen heeft, zodat ze in staat is haar prachtige huis, vol meubels die door generaties doorgegeven zijn en in de familie bleven, in stand te houden. Het is een verhaal dat we nog meer zullen horen.
Vandaag volgen we afwisselend een stuk GR en stukken van de Compostela-route. Grauw, grijs weer. Het is echt koud, herfstweer en dat in de maand mei. De route leidt langs het talud van de spoorweg en is nauwelijks toegankelijk. We stappen over oude spoorwegrails die overgroeid zijn en dus buiten gebruik. Op de huidige sporen rijdt een trein ons luid toeterend voorbij om duidelijk te maken dat we daar niet mogen lopen. Dat weten we zelf ook, maar we zien geen andere oplossing. Rozemie is wat bezorgd omdat treintaluds meestal goed beveiligd zijn om mogelijke zelfdodingen te voorkomen, maar we geraken vlot weg en belanden terug op een veldbaan. We eten in Vaux Andigny en besluiten om voor het laatste deel de départemental te volgen. Niet aangenaam, maar in de gids staat dat de route niet aangeduid is en dat je allerlei herkenningspunten zoals paaltjes en merktekens moet volgen. Gezien de modderige toestand van de veldwegen, lijkt ons dat niet verstandig. We belanden in de gîte bij mijnheer xxxxx, wiens grootouders Vlamingen waren. Hij heeft het huis samen met zijn kinderen volledig opgeknapt. Het was niet meer dan een ruïne, alleen de muren stonden er nog toen hij het kocht, de foto's zijn impressionant. Hij is erg vriendelijk en besteedt veel tijd aan het vinden van slaapplaatsen voor ons tijdens de komende dagen, maar we ondervinden opnieuw dat de mensen hun verwarming gedoofd hebben in de meeste kamers omdat het nu eenmaal mei is. Voor stappers die zoals wij door de kou en de regen geploeterd hebben, zou wat warmte wel welkom zijn. Gelukkig staat er altijd verwarming in de badkamers en als we die deur open laten, redden we het wel.
Vandaag starten we opnieuw met een grijze hemel. De eerste 8 km lopen door een prachtig, kaarsrecht bospad in het Foret de Mormal. Wonder boven wonder komt de zon er eindelijk door en wordt het mooi weer. We stappen naar Fontaine-au- Bois, waar Rozemie aan Geo vraagt om nog eens te zeggen dat mirakels niet bestaan. En ja, het gebeurt weer. In dit kleine dorp is er een gezellig café. Een café in voor ons heel belangrijk: je kan er zitten, iets warm drinken en we worden altijd hartelijk onthaald. Vreemd genoeg is het uit met de warme soep. In Wallonië vonden we dat overal en eenmaal de grens over nergens meer. Even later komen we langs het Cross Road Cimitery. Hier liggen honderden doden, weer uit de laatste oorlogsmaanden: Engelsen, Schotten, Nieuw-Zeelanders en enkele Chinese dwangarbeiders die enkel een nummer hebben, zelfs geen naam.Om 15 uur komen we aan in Le Cateau Cambrésis. We gaan naar de openbare bibliotheek waar we onbeperkt kunnen internetten en contact hebben met thuis. Zalig! Nog even de ker van St-Martin bezoeken, een overblijfsel van een benedictijnerabdij, en een mooie dag zit erop. In het hotel krijgen we lamentabel slechte frieten en 's nachts horen we constant de verwarmingsbuizen tikken, iets waar alleen Rozemie last van heeft. In het algemeen verbetert onze conditie. We vinden ons ritme en besluiten dat ongeveer 20 km per dag voldoende is, dan kunnen we onderweg dingen bekijken en wordt het niet te zwaar.
We zijn om 9.15 uur op weg vertrekkensklaar, maar het duurt tot 1040 uur voor het Office du Tourisme verlaten. De lieve en competente dame daar zoekt gedurende heel die tijd een slaapplaats voor ons. We vinden alleen iets een gehucht van in Locquignol, Les grandes paturés, Dat ligt op 16 km, minder ver dan gepland, maar dat blijkt achteraf een zegen te zijn. Het weer is namelijk erg slecht en hoewel de tocht mooi is door koolzaadvelden, omhaagde weiden en bossen, zijn de wegen zo modderig dat we geen snelheid halen en moeten ploeteren om vooruit te komen. Soms zijn de wegen veranderd in lange sloten, waar je omheen moet langs de weiden of velden er langs. Rozemie hoopt dat we onderweg een café of restaurant zouden vinden, maar Geo gelooft niet in mirakels. Maar wat passeren we voor we het bos ingaan? Een restaurant, dat ons vriendelijk ontvangt met onze modderlaarzen. Daarna gaat het door het bos, waar we noodgedwongen de grotere paden volgen, omdat de kleinere wandelwegen veranderd zijn in vijvers. We komen rond 16 uur al aan in de gîte en gebruiken de tijd om te wassen en de volgende etappes voor te bereiden. De dame die de gîte runt, ziet er uit als een grijze muis en draagt fantasieloze kledij, maar haar gîte heeft ze prachtig ingericht. We ontmoeten er Nederlandse fietstoeristen en ook Chinezen, die regelmatig komen om grote stukken bos op te kopen.
Vandaag een zware dag door de slechte weersomstandigheden. We vertrekken om 9.15 uur en hebben onafgebroken wind en miezerige druilregen. We doorkruisen het grondgebied van Honelles, genaamd naar een plaatselijke beek. In de dorpen Autreppe en Roisin, deelgemeenten van Honelles, is er geen enkele dienstverlening: geen bakker, café, winkel. Het feit dat we door het natuurgebied van de Pays Haut stappen, brengt eigenlijk weinig troost. We stappen dus maar verder tot Bry, ons eerste dorp in Frankrijk en we ontdekken al vlug dat er in Frankrijk veel dorpen zijn waar mensen alleen nog wonen. Noodgedwongen eten we wat ons nog rest aan eten rechtstaand op bij een muurtje, want er is geen zitplaats, zelfs geen bushokje met een bank of zo. We eten vlug, want het is koud. Even later, net om de hoek, wordt er vanuit een tuin op ons geroepen: een man die al zesmaal een deel van de Compostela-route gedaan heeft en die ons zeker zou binnen gelaten hebben. We vervolgen onze weg door een prachtig gebied van boswegen, open kouters en weidse landschappen met koolzaadvelden. De maïs staat nog erg laag en belemmert het zicht niet. In Frasnoy zien we een Duits soldatenkerkhof, aangrijpend, want deze jongens stierven bijna allemaal in oktober 1918, en hebben dus 4 jaar oorlogsellende meegemaakt. We belanden min of meer uitgeput in Le Quesnoy. Nu is Rozemie er het slechtst aan toe, met gezwollen voeten. Nochtans speelt niet de afstand ons parten, maar het feit dat we onderweg niet konden zitten om te rusten. In Le Quesnoy is hotel Ahmed nog niet open en in het station durft het personeel onze rugzakken niet bewaren omwille van de strenge veiligheidsvoorschriften. Gelukkig maakt een lekkere couscousmaaltijd bij Ahmed veel goed.