Ik zweef weg naar het paradijs. Naar een schelpenvrij zandstrand voor een azuurblauwe oceaan. De wind die even door mijn haren strijkt als ik van zijde draai in mijn hangmat. De vruchten die rijkelijk bloeien en vogels die vrolijk zingen. Ik staar naar de lucht en zie een helderblauwe hemel, afgewisseld met een sporadisch wolkje. In die wolken zie ik figuren. Een tijger die zijn klauwen uitreikt naar een prooi, een schaakbord met levensgrote pionnen, een kaart van Europa, De wolken nemen toe en worden donkerder. De eerste regendruppels sijpelen neer. Ik voel de druppels op mijn hoofd. Ze rollen via mijn haar, over mijn kaak, naar beneden onder mijn shirt. Een glimlach verschijnt rond mijn lippen. De afkoeling is deugddoend. Steeds harder vallen de druppels uit de hemel. Ik vlucht binnen. Ik volg de druppels die tegen het raam botsen. Ze zoeken hun weg naar beneden: elk een eigen baan, maar ergens toch weer elkaars pad kruisend. Grotere druppels absorberen de kleinere en rollen nog sneller naar omlaag. Ik probeer vormen te herkennen in de regenlijnen op het raam. Ik hoor de druppels tegen het dak botsen en zie de langzaam uitdijnende kringetjes die ze vormen. Ik zie ze eerst kabbelen en daarna stromen naar de afvoer. Ik geniet van al dat fraais van de natuur, van de stilte die alleen maar verbroken wordt door het suizen van de wind of het knetteren van de regen. Plots schiet ik wakker uit een veel te mooie droom en ontwaak weer in de grauwe, grijze realiteit; Maar probeer er toch het beste van te maken, zelfs bij gebrek aan een oceaan, ondanks een tekort aan zon, maar met een overvloed aan regen
Van achter een stoffig raam staren twee deemoedige ogen naar de overkant van de straat. Een vader rijdt de meterslange oprit van een villa en kust vrouwlief. De kindjes die zich weten bezig te houden achter de computer, worden ook begroet. Een van beide kijkt zelfs niet op omdat een mp3-speler muziek in haar tieneroortjes pompt. De blik dwaalt af naar binnen. Op de eigenhandig in elkaar getimmerde kast staat een zwart-wit foto uit zijn schooltijd. Gedachten wellen op naar de tijd waar meesters met linealen op vingers tikten, of een oorvijg op tijd en stond niet veroordeeld werd. Herinneringen drijven boven over s avonds na schooltijd met klasgenootjes en buurjongens op straat te spelen, tot het donker werd. Ravotten in de bossen zonder dat een vlek of scheur op een broek thuis gemekker opleverde. Van al dat spelen werd je moe en de slaap vatten was dan ook geen probleem, zelfs niet in een gammel rijhuis met 1 slaapkamer voor 3 kinderen. Als er iets kapot was, staken we zelf de handen uit de mouwen. De hele familie zat vol ongeloof aan de radio gekluisterd toen een Amerikaan de eerste voet op de maan zette. En we luisterden naar onze ouders en toonden respect en verdraagzaamheid voor iedereen. Schoorvoetend gaat het naar de kille keuken, waar koffiebonen door het molentje gedraaid worden. Uit een lade van de zelfgemaakte kast, wordt een koekendoos opgediept en enkele vergeelde papieren bovengehaald. Het zijn brieven uit zijn legertijd Tientallen brieven naar zijn intussen overleden vrouw, zijn teerbeminde geliefde wederhelft die van kleins af al vlindertjes deed vliegen in zijn buik. Met een kop dampende koffie in de hand en een traan in de ooghoek, lezen deemoedige ogen vertederende woorden. Na het lezen van zoveel moois, leggen zijn ruwe werkmanshanden een elpee op de platendraaier voor een vleugje Louis Armstrong. Op die aangrijpende trompettonen, dwalen zijn ogen weer af naar de overkant van de straat. En ze vragen zich af hoe het zo ver is kunnen komen