Deze nacht zal het exact 1 jaar geleden zijn dat François Sterchele met zijn auto tegen een boom knalde en het tijdelijke voor het eeuwige ruilde. Toen ik 's ochtends opstond en zoals elke doorsnee morgen de radio aanzette voor het nieuws te horen, was dit sombere bericht het eerste wat ik hoorde. Ik kon het niet geloven... Of beter: ik weigerde het te geloven. Maar op de trein, op straat en op het werk was dit het enige waar over gesproken werd. Ik kreeg verschillende sms'en en telefoontjes van mensen die het ongelooflijke nieuws ook hoorden. De meesten vroegen zich af of dit wel echt gebeurd was, alsof we steun zochten bij elkaar om ons allen te overtuigen dat dit alles slechts een akelige droom was. Maar nee...çois was niet meer. Dat besef groeide pas, toen we de enkele dagen later de eindeseizoensmatch FCB-Westerlo bijwoonden. We wilden op die grauwe zaterdag nog een laatste groet brengen in de rouwtent. Rijen dik en honderden meters ver, stonden de mensen aan te schuiven tussen een zee van sjaaltjes, beertjes en foto's van hun overleden voetbalheld. Het had geen zin dat we extra vroeg naar het stadion kwamen afgezakt, enkele duizenden anderen hadden immers datzelfde idee. En toen iets voor 20 uur de organisatie iedereen aanmaande toch maar naar het stadion te gaan na het overhandigd krijgen van een doodsprentje, moest het ergste nog komen. In het stadion droegen jeugdspelers en stewards 4 grote foto's van Sterchele binnen, 1 voor elke zijde van het stadion. Tot dan toe was er nog maar weinig te horen in het stadion. Alleen een klein applausje als een Clubspeler zich voor de spionkop vertoonde. Maar toen de foto's op het veld gedragen werden, klonk het uit duizenden snikkende keeltjes 'Na na na nah, na na na nah, é é éééh Sterchele'. Ik moest al iets harder op mijn lip bijten... De match speelde zich af in een oorverdovende stilte. Het was de eerste keer ooit dat ik op dit niveau een wedstrijd bijwoonde waar je de spelers tegen elkaar hoorde praten tot in de tribunes, zo stil was het. Dat Club de match uiteindelijk won met 4-0, kon niemand eigenlijk iets schelen. Na de match kwamen alle spelers met een reuzengroot spandoek met de beeltenis van hun overleden ploegmakker op het veld, voor een laatste ereronde voor zijn thuispubliek. Aan de spionkop werd halt gehouden. Een laatste minuut stilte... Toen gebeurde wat geen mens in een voetbalstadion voor mogelijk houdt, en een moment dat ik nooit vergeet: de zwaarste jongens, bonken van venten en de stoerste die hards, barstten in tranen uit. Minutenlang klonk daarna opnieuw de inmiddels onsterfelijke aanmoedigingskreet tussen snikken en tranen door, terwijl spelers en supporters elkaar vol verdriet in de armen vielen. Iedereen die nog een sjaal in de hand had, gooide die op de foto van Sterchele. Zo'n moment van diepe droefheid wens je zelfs je aartsvijand niet toe. Sinds die dag relativeer ik voetbal als nooit tevoren. Gek toch hoe duizenden mensen kunnen rouwen om een 'wildvreemde' als ware het hun eigen moeder. Zelfs al bezorgde die je een onvergetelijk moment van euforie door thuis rivaal Anderlecht in het verlies te trappen met een rake overhoekse schuiver. Nooit meer zullen we de ondeugende glimlach van de flamboyante Italo-Belg zien. Nooit meer dat voor tegenstrevers irritante handje naast het oor. Maar toch ben ik blij dat ik die dag in de spionkop stond. Dit verhaal vertel ik later tegen mijn kleinkinderen. En oh ja: ook ik als zelfverklaarde ruwe bolster pinkte enkele tranen weg. En nee daar schaam ik mij niet voor...
Toen ik de deur van de lagere school definitief achter mij dicht trok, zat ik 's avonds met betraande ogen bij mijn zus op bed. Ik had het moeilijk met het feit dat ik een groep waarmee je 6 jaar dag in dag uit samen was, grotendeels uit elkaar zag vallen. Ook 6 jaar later toen de poorten van het middelbaar gesloten konden worden, maakte tristesse zich meester van mij, want alweer hetzelfde probleem. En nog eens 3 jaar later volgde weer zo'n moeilijk moment toen ik als prille twintiger de hogeschool met een diploma op zak verliet. Na elk van die periodes werden plannen gesmeed, afspraken gemaakt en eden gezworen. Niets of niemand zou ons beletten af te spreken als we dat wilden. Zeker niet nu mails, blackberries en dergelijke schering en inslag zijn. Toch heb ik maar zelden moeten afspreken... Logisch ook: elk van die 'vrienden' gaat z'n eigen weg, naar een andere stad wonen/werken/studeren en jeugdvrienden hebben intussen ook nieuwe mensen ontmoet. De mensen waarmee je vroeger dagelijks in contact kwam vallen weg en hoe jammer ik dat ook vond, op termijn geraak je er wel overheen. Er schieten maar een handvol getrouwen meer over uit die tijd. Diegenen die we stilaan onder de noemer 'goeie vrienden' kunnen catalogeren. Uiteraard bouw je zelf ook nieuwe relaties en connecties uit. Je probeert sporadisch nog eens een band aan te halen en een goeie anekdote uit je geheugen te toveren. Om die herinneringen kan nog eens gelachen worden. Maar vaak stokt het gesprek wat later bij hoe het gaat met vrouw, kind en de gezondheid. Ons leven is constant een komen en gaan van mensen, van kennis maken en afscheid nemen. Jammer, maar logisch... Mijn tranen daarvoor zijn inmiddels opgedroogd. De herinneringen er aan blijven echter levendig. Ik betreur geen seconde dat ik dat alles meegemaakt heb en soms overweeg je wel eens de klok terug te draaien. Maar het leven gaat verder en ieder vindt zijn eigen weg. Hopelijk voor elk een pad die over rozen loopt, zoals ik momenteel beleef. Want zegt men niet 'Bloemen verwelken, scheepjes vergaan, maar mijn liefde voor jou zal altijd blijven bestaan'? En dan benadruk ik 'liefde',want over vriendschap wordt niets gezegd...