Interviews geven vaak een verhelderende kijk op een complexe problematiek. Daarom volgt hier de neerslag van enkele gesprekken die ik voerde met mensen die elk op hun eigen manier in contact komen met dit onderwerp.
Vraag 2: Heeft jouw begeleiding nog andere positieve gevolgen?
Antwoord: Zeker, ook de betrokkenheid van de ouders krijgt een
stevige impuls door het samenwerken rond taal. Zo schrijven ze regelmatig iets
in de agenda van hun kind waar ze dit vroeger nooit deden. De drempel om naar
de directie te stappen is ook fel verlaagd. Wat dan weer de betrokkenheid
vergroot, en hierdoor ook de motivatie om verder te gaan op het leerpad van de
Nederlandse taal.
Vraag 3: Wat heb je nog geleerd uit je ervaringen?
Antwoord: Ik heb een levendige gemeenschap leren kennen. Door de ouders
word ik regelmatig gevraagd op feesten die belangrijk zijn in hun cultuur. Zo
mocht ik bijvoorbeeld reeds aanwezig zijn op een Marokkaans huwelijksfeest, op
het Suikerfeest, op een doopfeest,
De mamas brengen regelmatig trots
zelfgemaakte traditionele hapjes mee naar de les, die we tijdens onze pauze opknabbelen. Ondertussen wordt er duchtig gepraat over de recepten, dit gebeurt uiteraard in het Nederlands.
Vraag 4: Zijn er naast die positieve ervaringen nog kritische voetnoten
die je wil plaatsen?
Antwoord: Inderdaad, we mogen het totale plaatje niet te rooskleurig
voorstellen. Er is nog veel werk aan de winkel. Zo zorgt de keuze van een
huwelijkspartner uit het thuisland telkens weer voor taalachterstand, waarbij we
weer van nul moeten beginnen bij de begeleiding. De religieuze verschillen zijn
soms een hinderpaal voor het engagement van de kinderen in klasverband. Goed bedoelde
initiatieven komen daardoor niet van de grond. Denk aan het voorbeeld van het
koortje dat je in je blog gaf.
2. Interview met een mama uit de vrijwillige taallessen (ik stelde deze vragen bewust in eenvoudig Nederlands):
Vraag 1: Vind je het goed dat jullie elke week samenkomen? Wat heb je allemaal al bijgeleerd?
Antwoord: Ik vind dat heel goed, ik wil zelfs nog meer komen! Ik heb het reglement van de school leren begrijpen en Nederlands geleerd.
Vraag 2: Wat zou je nog meer willen bijleren?
Antwoord: Nog meer willen weten over de activiteiten van de school (bv. sneeuwschool (verplicht?)).
Vraag 3: Lees je soms iets in het
Nederlands en kijk je al eens naar de Vlaamse televisie? Zo ja, wat lees/kijk
je dan?
Antwoord: Lezen: Streekkrant, Visie (krant van ACV), receptenboek, reclamefolders, leesboekjes van mijn kindjes, brieven van de school. Televisie kijken: ATV (Antwerpse televisie), nieuws (soms), kookprogramma's, Violetta (Disney-tv), familie
Vraag 4: Begrijp je nu al beter wat je kind
leert op school?
Antwoord: Eigenlijk niet, het blijft een probleem. Eén keer per week is te weinig, ik moet ook nog wassen, strijken,...
Vraag 5: Hoe help je je kind indien het hulp nodig heeft bij het huiswerk?
Antwoord: Tafels afvragen, splitsingen, controledictee, agenda nakijken, brieven lezen.
Vraag 6: Ga je naar het oudercontact en versta
je dan wat de juf of meester zegt?
Antwoord: Ik versta niet altijd alles, het meeste wel. Mijn man is er ook bij, hij kan meehelpen om de juf te verstaan.
Vraag 7: Voel je je meer betrokken bij het
schoolgebeuren nu je lessen Nederlands volgt? Vertel.
Antwoord: We zijn een familie geworden en respecteren elkaar. We hebben verschillende nationaliteiten en godsdiensten, maar dat is niet belangrijk voor ons. Het zijn heel goede leraren op het Xaveriuscollege.
3. Interview met Marc Van Den Brande, Secretaris- Generaal van het VVKBaO op het VSKO:
Vraag 1: De diversiteit is een feit,
zowel op taalgebied als op gebied van levensbeschouwing. Hoe gaat het VSKO hier
mee om?
Antwoord: Diversiteit is inderdaad een feit. Maar dat is niets nieuws. De verschillen tussen de kinderen inzake thuistaal en levensbeschouwing zijn de laatste decennia wel toegenomen. In haar beleidsmatige en representerende functie heeft het VSKO, en meer bepaald ons Verbond Katholiek Basisonderijs (VVKBao) meegewerkt aan een gunstige omkadering en bijkomende werkingsmiddelen voor scholen met leerlingen die een andere thuistaal hebben. Voor wat de levensbeschouwing betreft heeft het VVKBaO in ons boek 'Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen' hierover haar visie verwoord. Daarin kiest het VVKBaO voor het concept van de dialoogschool.
In haar coördinerende functie brengt het VVKBaO schooldirecties en schoolbegeleiders samen om voeling te houden met de behoeften van de scholen en de problemen die ze ons rond thema's zoals taalbeleid en identiteit signaleren. Van daaruit gaan we na of we hieromtrent vragen moeten stellen aan de overheid (b.v. in functie van decreetwijzigingen of afspraken met de administratie over de interpretatie van wetgeving), dan wel initiatieven nemen (b.v. onderzoek, begeleidingstrajecten, aanpassing leerplannen, didactische wenken,...).
In haar ondersteunende functie communiceert en begeleidt het VVKBaO de scholen en leerkrachten. Ik voeg een aantal specifieke artikels als bijlage: hoe voer je een taalbeleid in uw school (o.m. na de recente decreetwijzigingen in verband met taalscreening en taalbad). M.b.t. de thematiek van de levensbeschouwing bezorg ik je een artikel dat ons boek inzake 'Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen' situeert. Er zijn een reeks artikelen die hier nog verder op doorgaan.
Vraag 2: Kinderen met taalachterstand hebben vaak, maar zeker niet altijd, een niet-katholieke levensbeschouwing. Hoe kan het katholiek onderwijs zijn eigenheid bewaren en tegelijkertijd maximale kansen bieden aan deze kinderen?
Antwoord: Je suggereert de perceptie dat taalachterstand en niet-katholieke levensbeschouwing samengaan. Als Verbond gaan we daar niet van uit. We proberen beide zaken uit elkaar te houden, zodat we naar de klaspraktijk een duidelijke aanpak kunnen suggereren, zowel inzake taalachterstand als inzake de aanwezigheid van niet-katholieke kinderen op de katholieke school. Wat dus je vraagt betreft inzake eigenheid, verwijs ik naar het concept van 'Dialoogschool' dat we hebben uiteengezet in onze 'Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen'.
Een katholieke school plaatst zich in de katholieke geloofstraditie, maar sluit zich er niet in op. Een dialoogschool creëert bewust openheid naar de verschillende andere levensvisies. Er is ruimte voor ontmoeting met anders- en niet-gelovige leerlingen. Een dialoogschool neemt die ontmoeting ernstig. In het gesprek vormt de katholieke geloofstraditie het kader van waaruit met respect naar andere overtuigingen wordt gekeken. Dat gesprek daagt de school uit om een brug te slaan tussen de overgeleverde christelijke traditie en het eigen geloofsleven. Om haar christelijk identiteit te verduidelijken en traditie door te geven kan ze onder meer gebruik maken van eigentijds gedachtegoed of verhalen. Zo biedt de religieuze pluraliteit een kans om de katholieke schoolidentiteit te verrijken.
Vraag 3: Hoe ziet het VSKO de taak van
het basisonderwijs bij de taalverwerving?
Antwoord: Zie bijgevoegd artikel over 'Taalbeleid voeren'. (bijlage)
Vraag 4: Voorziet het VSKO in coaching
van leerkrachten over de specifieke pedagogische aanpak van deze kinderen?
Antwoord: Zie bijgevoegd artikel over 'Taalbeleid voeren'. (bijlage)
Bronnenlijst:
- Van den Brande, M. (2013-2014). Identiteit en opdrachten van de katholieke basisschool. School+Visie.
- Masquillier, B.; Verhelst, M.; Lippens, M. (2014). Jouw taal, onze zorg. School+Visie.
- Saveyn, J. (2008) Taalbeleid voeren op de basisschool. School+Visie.
- Keegstra, A. (2011). Is taalstimulatie de oplossing? Het Jonge Kind (HJK).
- (1998). School voor nieuwkomers. Klasse voor leraren van oktober (nr.88).
- Interview met Marijke De Bleser
- Interview met anderstalige mama (anoniem)
- Interview met Marc Van Den Brande