H. Benedictus Labre (gedachtenis) , NOVEEN: 7e dag Goddelijke Barmhartigheid
Lezing uit de Handelingen der apostelen 3,11-26. Psalmen 8,2.5.6-7.8-9. Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Lucas 24,35-48.
Lezing uit de Handelingen der apostelen 3,11-26.
En daar hij Petrus en Johannes bleef volgen, liep al het volk verbaasd naar hen toe in de zuilengang van Sálomon. Toen Petrus dit zag, richtte hij het woord tot het volk: Mannen van Israël, wat staat gij hierover verbaasd, of wat staart gij ons aan, als hadden wij hem door eigen kracht of vroomheid doen gaan? De God van Abraham, van Isaäk, en Jakob, de God onzer vaderen, heeft Jesus zijn Dienaar verheerlijkt, dien gij hebt overgeleverd en voor Pilatus verloochend, toen deze besloot, Hem in vrijheid te stellen. Gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend. Gij hebt het als een gunst verzocht, dat een moordenaar genade ontving; maar den Leidsman ten leven hebt gij gedood. Maar God heeft Hem opgewekt uit de doden; daarvan zijn wij de getuigen. En om het geloof in zijn Naam heeft Hij dezen man, dien gij ziet en herkent, weer krachtig gemaakt. Zijn Naam en het geloof dat Hij heeft verleend, heeft hem voor uw aller oog de volkomen genezing geschonken. Broeders, ik weet het wel, dat gij uit onwetendheid hebt gehandeld, en uw leiders eveneens. God heeft vervuld, wat Hij door de mond van alle profeten voorzegd had: dat zijn Christus zou lijden. Doet boete nu en bekeert u, opdat uw zonden worden uitgewist; opdat de tijden mogen aanbreken van s Heren verkwikking, en opdat Hij Jesus doet komen, die u als de Christus is voorbestemd, en die nu in de hemel moet blijven wonen tot aan de tijden van het herstel aller dingen, waarvan God van ouds heeft gesproken door de mond zijner heilige profeten. Moses toch heeft gezegd: "God, de Heer, zal voor u uit uw broeders een profeet doen opstaan, aan mij gelijk; naar Hem moet gij luisteren in alles wat Hij u zegt. En iedereen, die niet luistert naar dezen profeet, zal worden uitgeroeid uit het volk." En al de profeten, allen, die van Sámuël af en na hem hebben gesproken, hebben ook deze dagen voorspeld. Welnu, gij zijt de zonen van de profeten en van het Verbond, dat God met uw vaderen sloot, toen Hij tot Abraham sprak: "En in uw zaad zullen al de geslachten der aarde worden gezegend." Tot u het eerst heeft God dus zijn Dienaar gezonden, dien Hij verwekt heeft, om u allen te zegenen, zo gij u van uw boosheid bekeert.
Psalmen 8,2.5.6-7.8-9.
Jahweh, onze Heer, Hoe heerlijk is uw Naam over heel de aarde! Laat mij uw glorie bezingen hoog aan de hemel: Wat is dan een mens, dat Gij hem zoudt gedenken, Een mensenkind, dat Gij acht op hem slaat? Toch hebt Gij hem haast tot een godheid gemaakt, Hem met glorie en luister gekroond. Gij hebt hem gesteld over het werk uwer handen, En alles aan zijn voeten gelegd: Al de schapen en runderen, En de beesten in het wild; De vogels in de lucht en de vissen in zee, Al wat de paden der zeeën bewandelt.
Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Lucas 24,35-48.
Nu verhaalden ook zij, wat er onderweg was gebeurd, en hoe ze Hem hadden herkend door het breken van het brood. Terwijl ze nog daarover spraken, stond Hij zelf in hun midden, en zeide hun: Vrede zij u. Ze werden van schrik en vrees bevangen, en meenden een geest te zien. Maar Hij sprak tot hen: Waarom zijt gij ontsteld, en waarom komt er twijfel op in uw hart? Beziet mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij, en ziet toe; want een geest heeft geen vlees en geen beenderen, zoals gij ziet, dat Ik heb. En bij die woorden toonde Hij hun zijn handen en voeten. En toen ze van blijdschap het nog niet geloofden, maar vol verbazing waren, zeide Hij hun: Hebt gij hier iets te eten? Ze gaven Hem een stuk gebraden vis. Hij nam het, en at er van voor hun ogen. Hij sprak tot hen: Dit is het, wat Ik tot u heb gesproken, toen Ik nog bij u was: "Alles moet worden vervuld, wat in de Wet van Moses, in Profeten en Psalmen van Mij staat geschreven". Toen verhelderden Hij hun inzicht, zodat ze de Schriften konden verstaan. En Hij zeide hun: Zó staat er geschreven: dat de Christus zou lijden en op de derde dag uit de doden verrijzen; en dat in zijn Naam bekering tot vergiffenis der zonden zou worden gepreekt aan alle volken, te beginnen bij Jerusalem. Gij zijt de getuigen hiervan.
Bron : Petrus Canisius bijbelvertaling
|