EENZAAM scriptum: fons dehouwer 1976
Moedeloos, angstig dwaalt mijn geest over de wuivende boomkruinen. De herfstwind kust zachtjes de ruiselende bladeren een laatste maal voor ze vallen gaan. Hun roestbruine kleur herinnert mij aan de tijd van vroeger, toen was het ook zo...
In mijn geest klinkt een oud padvinderslied dat ik op deze plaats ooit zong, vroeger...
De boomkruinen zijn hetzelfde gebleven. De lucht er doorheen schijnt grijzer en grauwer. Of... misschien zie ik het alleen maar zo omdat ik me eenzaam voel.
Ik wil alleen zijn. Ik zoek een plaatsje in dit bos om mij te bezinnen, om neer te knielen en te bidden.
Mijn vochtige ogen dwalen rond. Weg zijn de vogels, het wild. Waar is alles gebleven? Houten barakken, overblijfsels uit de zestiger jaren, nemen de plaats in van de natuur. Lege blikjes, glas, papier. Het bos lijkt wel een vuilnishoop. Overal mensen in jeans, met vulgaire manieren en in hun mondhoek een vunzige sigaret.
Ik maak een kleine wandeling. Een man op een brullende motor rijdt mij voorbij tussen de bomen. Daar, enkele ruiters te paard. Je kunt ze zo aanzien voor snobs. Wanneer ze dichter bij me zijn veranderen ze hun Nederlands in Frans. Ze denken dat ik het niet begrijp.
Langzaam nader ik het meer, vroeger een zandkuil voor wegeniswerken aan de autostrade. Ik kwam hier wel eens zwemmen met mijn vrienden. Het water was toen zo helder dat je metersdiep de bodem nog kon zien. Nu staat er een plaatje Verboden te zwemmen - Privaat domein. Het water is troebel. Een tiental meters verder spoelt een boer zijn beerkar en
spuit de inhoud in het water.
Heer, waar kan ik mij afzonderen ? Waar vindt ik nog een plaatsje om alleen te zijn ?
Nooit voelde ik mij zo eenzaam temidden van zoveel mensen...
|