21 Toen Elkana het jaar daarop weer met zijn familie op weg ging om de
HEER zijn jaarlijkse offer te brengen, wilde hij de gelofte inlossen.
22 Maar Hanna ging niet mee. Ze zei tegen haar man: Pas als het kind van de borst is, zal ik hem brengen. Dan zal hij voor de
HEER verschijnen en daar voor altijd blijven.
23 Haar man Elkana antwoordde: Doe maar wat jij het beste vindt. Blijf thuis zolang je hem nog zelf voedt. Laten we hopen dat de
HEER dan niet van zijn belofte terugkomt. Hanna bleef dus thuis en voedde haar zoon totdat ze hem de borst ontwend had.
24 Zodra het zover was, nam ze hem mee naar Silo en bracht hem, zo jong als hij was, naar het heiligdom van de
HEER. Ze had ook een driejarige stierbij zich, een efa meel en een zak wijn.
25 Ze slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli.
26 Daar zei Hanna: Neem me niet kwalijk, heer, zo waar u leeft, ik ben de vrouw die destijds hier bij u tot de
HEER heeft gebeden.
27 Om deze zoon heb ik gebeden, en de
HEER heeft mij gegeven waar ik om heb gevraagd.
28 Nu geef ik hem op mijn beurt aan de
HEER, voor alle dagen die hem gegeven zijn. Toen knielde Eli voorde
HEER,
1Samuel 2
1 En Hanna bad:
Nu juicht mijn hart dankzij de HEER,
fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de HEER,
mijn mond spreekt vrijmoedig tegen mijn vijanden,
want dankzij uw hulp beleef ik vreugde.
2 Geen is er heilig als de HEER,
er is geen andere god dan u,
geen rots is er als onze God.
3 Gebruik toch geen grote woorden,
blaas niet zo hoog van de toren,
want de HEER is een alwetende God:
door hem worden onze daden gewogen.
4 De boog van de helden is gebroken,
en wie wankelen weten zich gesterkt.
5 Die genoeg hadden, verkopen zich voor brood,
en wie hongerden zijn verzadigd.
De onvruchtbare baart zeven zonen,
en wie veel kinderen heeft, verwelkt.
6 De HEER doet sterven en doet leven,
zendt naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog.
7 De HEER maakt arm en hij maakt rijk,
vernedert diep en heft hoog op.
8 Hij verheft uit het stof wie berooid is,
uit het vuil tilt hij op wie alles ontbeert.
Hij laat hen wonen bij hooggeplaatsten,
hij houdt een ereplaats voor hen vrij.
Van de HEER zijn de pijlers der aarde
waarop hij de wereld heeft vastgezet.
9 Die hem trouw zijn, behoedt hij op hun pad,
maar de zondaars komen om in het duister.
Ontoereikend is de menselijke kracht:
10 wie het opneemt tegen de HEER wordt gebroken,
vanuit de hemel dondert hij hun toe.
De HEER spreekt recht over heel de aarde,
hij geeft macht aan de koning die hij kiest
en verhoogt het aanzien van zijn gezalfde.
11 Daarop ging Elkana terug naar huis, naar Rama. De jongen bleef achter onder de hoede van de priester Eli om de HEER te dienen.