Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.!

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog

Foto
Foto
Inhoud blog
  • Sauls dood
  • David verslaat de Amalekieten
  • David door de Filistijnen gewantrouwd
  • Saul bezoekt een geestenbezweerster
  • David bij koning Achis
  • David spaart Sauls leven op de Chachila
  • David, Nabal en Abigaïl
  • David spaart Sauls leven bij Engedi
  • David in de woestijn van Juda
  • David bevrijdt Keïla
  • Saul wreekt zich op de priesters van Nob
  • David ontkomt met behulp van Achimelech
  • Jonatans verbond met David
  • Davids vlucht
  • David aan het hof
  • David verslaat Goliat
  • David door Samuel gezalfd
  • Saul verspeelt de gunst van God
  • Verdere gegevens over Saul en zijn familie
  • Sauls eed
  • Jonatans heldendaad
  • Saul verspeelt de gunst van Samuel
  • Samuel spreekt het volk voor het laatst toe
  • Saul komt Jabes te hulp
  • Saul door Israël tot koning uitgeroepen
  • Saul door Samuel tot koning gezalfd
  • Samuel spreekt het volk toe
  • Omzwervingen van de ark
  • De ondergang van Eli en zijn nakomelingen
  • Profetie tegen Eli en zijn nakomelingen
  • Het wangedrag van de zonen van Eli
  • De gelofte van Hanna en de geboorte van Samuel
  • Israël vraagt een koning
  • Samuel geroepen
    De Bijbel online lezen.
    1 Samuel
    De boeken 1 en 2 Samuël ontlenen hun naam aan een van de hoofdpersonen: de profeet Samuël, de laatste die als rechter leiding gaf aan Israël en daarmee de overgang markeert van de tijd van de rechters naar die van de koningen. Beide boeken vormen (met 1 Koningen 1-2) een doorlopend verhaal, dat in bijbeluitgaven echter bijna altijd in twee boeken wordt gesplitst. In de Hebreeuwse bijbel hoort Samuël samen met Jozua, Rechters en Koningen tot de groep boeken van de Vroege Profeten. In deze boeken wordt verteld hoe de Israëlieten het land Kanaän in bezit nemen en er hun bestaan opbouwen. Profeten treden op om het volk te herinneren aan de wet van Mozes en te waarschuwen tegen het overtreden van de geboden.
    27-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saul verspeelt de gunst van Samuel
    1 Samuel 13

    S
    aul was dertig jaar oud toen hij koning werd. Twee jaar was hij koning van Israël.
    Saul had drieduizend Israëlieten uitgekozen. Tweeduizend waren met hem gelegerd bij Michmas en het gebergte van Betel; duizend lagen er met Jonatan bij Gibea in Benjamin. De rest van het volk werd teruggestuurd naar huis. Jonatan versloeg de Filistijnse wachtpost in Gibea, en dat kwam de Filistijnen ter ore. Saul liet in heel het land de ramshoorn blazen en rondzeggen: ‘Hebreeën, luister: Israël heeft de Filistijnen vernederd doordat Saul een van hun wachtposten verslagen heeft!’ Het volk werd opgeroepen om zich in Gilgal bij Saul aan te sluiten. De Filistijnen verzamelden hun troepen om tegen Israël ten strijde te trekken. Met drieduizend strijdwagens en zesduizend paarden, en voetvolk zo talrijk als zandkorrels aan de zee trokken ze op en legerden zich bij Michmas, ten oosten van Bet-Awen. Het leger van de Israëlieten werd teruggedreven en de soldaten zagen dat ze in het nauw kwamen. Daarom verscholen de mannen zich in grotten, spelonken en rotsholen, in grafkamers en waterputten. Ook waren er Hebreeën die de Jordaan overstaken naar Gad en Gilead. Ondertussen bevond Saul zich nog steeds in Gilgal en de manschappen daar wachtten in angst en beven op wat er komen zou. Hij wachtte daar zeven dagen op Samuel, zoals de afspraak was, maar toen Samuel niet kwam opdagen, begonnen zijn soldaten hem in de steek te laten. Toen beval Saul: ‘Breng mij de offerdieren.’ Hij droeg zelf het brandoffer op, 10 en hij was nauwelijks klaar, of daar kwam Samuel aan. Saul ging hem tegemoet om hem te begroeten, 11 maar Samuel zei: ‘Wat hebt u gedaan?’ Saul antwoordde: ‘Wat moest ik doen? Ik merkte dat mijn soldaten me in de steek begonnen te laten en u kwam niet op de afgesproken tijd. De Filistijnen liggen al bij Michmas 12 en ik dacht bij mezelf: Nu zullen de Filistijnen me hier in Gilgal aanvallen zonder dat ik de HEER mild heb gestemd. Toen heb ik het erop gewaagd en zelf het brandoffer opgedragen.’ 13 ‘Hoe hebt u zo dom kunnen doen?’ vroeg Samuel. ‘Waarom hebt u zich niet gehouden aan het gebod dat de HEER, uw God, u heeft opgelegd? Dan had de HEER uw koningschap over Israël nu voor altijd bestendigd. 14 Maar nu zal uw koningschap niet standhouden. De HEER zal een man naar zijn hart zoeken en hém aanstellen tot vorst over zijn volk, want u hebt u niet gehouden aan wat de HEER u bevolen heeft. 15 Daarop verliet Samuel Gilgal en ging naar Gibea in Benjamin.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samuel spreekt het volk voor het laatst toe
    14 Samuel riep de Israëlieten op om naar Gilgal te gaan en daar het koningschap plechtig te bevestigen. 15 Heel het volk ging naar Gilgal, waar Saul ten overstaan van de HEER als koning werd ingehuldigd. Ze slachtten dieren voor een vredeoffer ter ere van de HEER en Saul vierde uitbundig feest met alle Israëlieten.

    1 Samuel 12

    Toen sprak Samuel het volk als volgt toe: ‘Ik heb uw verzoek ingewilligd en gedaan wat u hebt gevraagd: ik heb een koning over u aangesteld. Hier is de koning die u voortaan voor zal gaan. Nu ik oud en grijs geworden ben, staan mijn zonen hier u bij. En zelf ben ik u vanaf mijn vroegste jeugd tot op de dag van vandaag voorgegaan. Hier sta ik. Zeg mij nu ten overstaan van de HEER en zijn gezalfde: Heb ik ooit iemand zijn stier afgenomen? Heb ik ooit iemand zijn ezel afgenomen? Heb ik ooit iemand uitgebuit of mishandeld? Heb ik me ooit door iemand laten omkopen om oogluikend iets toe te staan? Mocht dat zo zijn, dan zal ik het u vergoeden.’ Maar het volk antwoordde: ‘U hebt ons niet uitgebuit, u hebt ons niet mishandeld en u hebt nooit iets van iemand aangenomen.’ Toen zei Samuel: ‘De HEER en zijn gezalfde zijn er vandaag getuige van dat u mij niets te verwijten hebt.’ Het volk antwoordde: ‘Zo is het!’ ‘Ja,’ vulde Samuel aan, ‘de HEER die Mozes en Aäron heeft aangesteld en uw voorouders uit Egypte heeft geleid. En nu wil ik u rekenschap vragen. Sta op, dan houd ik u hier ten overstaan van de HEER de weldaden voor die hij u en uw voorouders heeft bewezen. Toen uw voorouders na Jakobs komst naar Egypte de HEER te hulp riepen, stuurde hij hun Mozes en Aäron. Zij leidden hen weg uit Egypte en bezorgden hun hier een woonplaats. Maar later vergaten uw voorouders de HEER, hun God, en daarom leverde hij ze uit aan Sisera, de bevelhebber van het leger van Hasor, en aan de Filistijnen en de koning van Moab. Toen die oorlog tegen hen voerden, 10 riepen ze de HEER te hulp en zeiden: “We hebben gezondigd! We hebben de HEER de rug toegekeerd om de Baäls en Astartes te vereren. Bevrijd ons uit de greep van onze vijanden, dan zullen we u weer dienen.” 11 En de HEER stuurde Jerubbaäl, Bedan, Jefta en mij, Samuel. Zo bevrijdde hij u uit de greep van de vijanden die u omringden en kon u hier onbezorgd wonen. 12 Maar toen u zag dat koning Nachas van Ammon u aanviel, zei u tegen mij: “Nee, we willen een koning!” En dat terwijl toch de HEER, uw God, uw koning is. 13 Welnu, hier is de koning die u gekozen hebt, de koning waar u om hebt gevraagd; de HEER heeft u een koning gegeven. 14 Als u de HEER dan maar ontzag en toewijding blijft tonen, hem blijft gehoorzamen en u niet verzet tegen zijn bevelen! Als u en de koning die over u is aangesteld de HEER, uw God, dan maar trouw blijven. 15 Maar als u de HEER niet gehoorzaamt en u tegen zijn bevelen verzet, zal hij zich tegen u keren zoals hij zich ook tegen uw voorouders heeft gekeerd. 16 Blijf staan en wees getuige van het wonder dat de HEER voor uw ogen gaat verrichten. 17 Het is toch de tijd van de tarweoogst? Ik zal de HEER aanroepen en hij zal het laten onweren en regenen. Dan zult u eindelijk inzien dat de HEER het volstrekt ontoelaatbaar vindt dat u om een koning hebt gevraagd.’
    18 Samuel riep de HEER aan, en meteen liet de HEER het onweren en regenen, zodat het volk vervuld werd van angst voor de HEER en Samuel. 19 Ze vroegen Samuel: ‘Bid voor ons, uw dienaren, tot de HEER, uw God, dat we niet hoeven te sterven. Want we hebben al zoveel verkeerd gedaan, en nu hebben we het nog erger gemaakt door om een koning te vragen.’ 20 ‘Ook al hebt u gezondigd,’ antwoordde Samuel, ‘u hoeft niet bang te zijn zolang u de HEER maar trouw blijft en hem met heel uw hart toegedaan bent. 21 Dwaal niet af om achter iets aan te lopen dat niets oplevert en niet bevrijdt, omdat het niets is. 22 Ter wille van zijn grote naam zal de HEER zijn volk immers niet in de steek laten, want hij heeft zelf besloten om u tot zijn volk te maken. 23 En hetzelfde geldt voor mij: ook ik moet niet zondigen tegen de HEER en ik moet zeker niet ophouden voor u te bidden en u het goede en rechte pad te wijzen. 24 Dus: heb ontzag voor de HEER en wees hem oprecht, met hart en ziel toegewijd. U hebt immers zelf ervaren welke grootse daden hij voor u heeft verricht. 25 Maar als u volhardt in het kwaad, zal het met u en met uw koning gedaan zijn.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saul komt Jabes te hulp
    1 Samuel 11

    K
    oning Nachas van Ammon trok ten strijde en belegerde Jabes in Gilead. De inwoners van Jabes stelden Nachas het volgende voor: ‘Als u met ons een verdrag sluit, zullen wij ons aan u onderwerpen.’ ‘Goed,’ antwoordde koning Nachas, ‘op voorwaarde dat ik ieder van jullie het rechteroog uitsteek, ter vernedering van heel Israël.’ Toen zeiden de oudsten van Jabes tegen hem: ‘Geef ons zeven dagen de tijd om boden het land rond te sturen. Als niemand ons komt helpen, zullen we naar u toe komen.’ Toen de boden van Jabes in Sauls woonplaats Gibea kwamen en vertelden wat er aan de hand was, begon de hele bevolking te weeklagen. Saul, die juist met zijn ossen van het land kwam, vroeg waarom de mensen zo van streek waren. Ze vertelden hem wat de mannen uit Jabes hadden gezegd. Toen hij dat hoorde, werd hij gegrepen door de geest van God en barstte hij in woede uit. Hij greep een span ossen en hieuw de dieren aan stukken. Hij gaf de stukken vlees aan de boden mee en liet in heel Israël rondzeggen: ‘Zo zal het de runderen vergaan van ieder die niet met Saul en Samuel ten strijde trekt!’ Beducht voor de HEER trokken de Israëlieten als één man ten strijde. In Bezek monsterde Saul de troepen: er waren driehonderdduizend Israëlieten en dertigduizend Judeeërs. Aan de boden werd het volgende bericht meegegeven: ‘Zeg tegen de bevolking van Jabes in Gilead dat ze morgen, op het heetst van de dag, zullen worden ontzet.’ De inwoners van Jabes waren zeer opgelucht bij het horen van deze boodschap 10 en zeiden tegen Nachas: ‘Morgen komen we naar u toe, dan kunt u met ons doen wat u goeddunkt.’ 11 De volgende morgen verdeelde Saul het leger in drie eenheden. Tijdens de morgenwake vielen ze het kamp binnen en tot aan het middaguur leverden ze slag met de Ammonieten. Degenen die het overleefden werden uiteengeslagen, zodat er geen twee man bij elkaar bleven.
    12 Na afloop zeiden de Israëlieten tegen Samuel: ‘Wie heeft gezegd: “Moet Saul onze koning zijn?” Lever die mannen aan ons uit, dan zullen we ze ter dood brengen.’ 13 Maar Saul antwoordde: ‘Vandaag wordt er niemand ter dood gebracht, want vandaag is de HEER Israël te hulp gekomen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saul door Israël tot koning uitgeroepen
    17 Samuel riep het volk op om zich in Mispa voor de HEER te verzamelen. 18 Daar sprak hij de Israëlieten als volgt toe: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik ben het die jullie uit Egypte heeft geleid. Ik ben het die jullie heeft bevrijd uit de greep van Egypte en alle andere koninkrijken door wie jullie onderdrukt werden. 19 Maar nu hebben jullie je God, die jullie steeds uit alle rampspoed en ellende heeft gered, verworpen en vragen jullie hem of hij een koning over jullie aanstelt. Welnu, stel je op voor de HEER per stam en per familie.’ 20 Samuel liet de stammen van Israël aantreden en het lot viel op de stam Benjamin. 21 Vervolgens liet hij de families van de stam Benjamin aantreden en het lot viel op de familie van Matri. Uiteindelijk viel het lot op Saul, de zoon van Kis. Ze gingen naar hem op zoek, maar ze konden hem niet vinden. 22 Daarom raadpleegden ze nogmaals de HEER: ‘Waar is de man die ontbreekt?’ ‘Daar is hij,’ zei de HEER. ‘Hij houdt zich schuil tussen de bagage.’ 23 Ze renden op hem af en haalden hem tevoorschijn. Toen hij tussen het volk stond, stak hij met kop en schouders boven iedereen uit. 24 Samuel zei tegen de Israëlieten: ‘Ziet u wat voor iemand de HEER gekozen heeft? In heel het volk is er geen tweede als hij!’ En het volk juichte en riep: ‘Leve de koning!’
    25 Daarop wees Samuel het volk nogmaals op de rechten die aan het koningschap verbonden zijn, en stelde die op schrift in een boekrol die hij voor de HEER neerlegde. Daarna ontbond hij de volksvergadering, en iedereen keerde terug naar huis. 26 Ook Saul ging weer naar zijn woonplaats Gibea. Een leger van dappere krijgslieden ging met hem mee, door God daartoe bewogen. 27 Sommigen waren minder overtuigd en zeiden smalend: ‘Moet die ons uit de nood redden?’ Ze keken minachtend op hem neer en boden hem geen geschenken aan. Maar Saul deed alsof hij er niets van merkte.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saul door Samuel tot koning gezalfd
    1 Samuel 9

    I
    n Benjamin woonde een man die Kis heette. Hij was een zoon van Abiël, die een zoon was van Seror, de zoon van Bechorat, de zoon van Afiach. Hij behoorde tot de stam Benjamin en was een vermogend man. Hij had een zoon die Saul heette, een lange, goedgebouwde jongeman die met kop en schouders boven iedereen in Israël uitstak. Op een keer, toen zijn ezelinnen waren zoekgeraakt, zei Kis tegen zijn zoon: ‘Vooruit, ga jij met een van de knechten de ezelinnen zoeken.’ Saul doorkruiste het bergland van Efraïm. Hij zocht in de streek Salisa, maar ze vonden ze niet. Hij zocht in de streek Saälim, maar van de ezelinnen geen spoor. Zo doorzochten ze het hele gebied van Benjamin zonder ze te vinden. Toen ze ten slotte in Suf waren beland, zei Saul tegen zijn knecht: ‘Kom, laten we maar teruggaan, anders maakt mijn vader zich nog ongeruster over ons dan over zijn ezelinnen.’ Maar de knecht antwoordde: ‘We zijn nu juist bij een stad waar een godsman woont. Hij staat hoog aangeschreven, wat hij zegt komt altijd uit. Laten we naar hem toe gaan. Misschien kan hij ons vertellen waar we heen moeten.’ ‘Als we dat doen,’ vroeg Saul, ‘wat kunnen we die man dan geven? Onze mondvoorraad is op, dus we kunnen hem niets te eten aanbieden. En verder hebben we toch niets bij ons?’ ‘Hier heb ik nog een stukje zilver,’ zei de knecht. ‘Dat geef ik aan de godsman, dan zal hij zeggen waar we heen moeten.’ (Vroeger zei men in Israël wanneer men God om raad wilde vragen: ‘Kom, laten we naar de ziener gaan,’ want wat nu een profeet heet, werd vroeger een ziener genoemd.) 10 ‘Dat is een goed voorstel,’ zei Saul tegen zijn knecht. ‘Kom, we gaan.’ En ze begaven zich naar de stad waar de godsman woonde.
    11 Toen ze de helling naar de stad op gingen, kwamen ze een paar meisjes tegen die op weg waren om water te putten. ‘Is de ziener in de stad?’ vroegen ze. 12 ‘Jazeker,’ antwoordden de meisjes. ‘Als u snel bent, treft u hem nog. Hij is juist vandaag naar de stad gekomen ter gelegenheid van het offerfeest. 13 Als u nu de stad binnengaat, treft u hem nog aan voordat hij naar de offerhoogte gaat voor het offermaal. De genodigden wachten namelijk met eten op hem, omdat hij het offer moet zegenen voor ze aan de maaltijd beginnen. Maak voort, dan kunt u hem niet mislopen.’ 14 Ze liepen door naar de stad, en juist toen ze de poort binnen wilden gaan kwamen ze Samuel tegen, die op weg was naar buiten, naar de offerhoogte. 15 Een dag voor de komst van Saul had de HEER aan Samuel bekendgemaakt: 16 ‘Morgen om deze tijd stuur ik je een man uit Benjamin. Hem zul je zalven tot vorst over mijn volk Israël. Hij zal mijn volk bevrijden uit de greep van de Filistijnen, want ik heb me hun lot aangetrokken en hun roep om hulp gehoord.’ 17 Zodra Samuel Saul zag, liet de HEER hem weten: ‘Dit is nu de man over wie ik je gezegd heb: “Hij zal mijn volk beteugelen.”’ 18 In de stadspoort sprak Saul Samuel aan en vroeg hem: ‘Kunt u mij zeggen waar de ziener woont?’ 19 ‘Ik ben de ziener,’ antwoordde Samuel. ‘Wees mijn gast en ga mee naar de offerhoogte. Vandaag zult u met mij eten en morgenvroeg zal ik u uitgeleide doen. Ik zal u vertellen wat er in u schuilt. 20 En wat betreft die ezelinnen die nu al drie dagen zoek zijn: maakt u zich geen zorgen, die zijn terecht. Maar naar wie is heel Israël verlangend op zoek? Naar u en uw familie!’ 21 ‘Maar ik hoor bij Benjamin, een van de kleinste stammen van Israël,’ wierp Saul tegen. ‘En in die stam is mijn familie weer de onbelangrijkste. Hoe kunt u dan zoiets zeggen?’ 22 Samuel nam Saul en zijn knecht mee naar de eetzaal en gaf hun daar een plaats aan het hoofd van de tafel. Er waren dertig genodigden. 23 Tegen de offerbereider zei Samuel: ‘Dien nu het stuk vlees op dat ik u gegeven heb met het verzoek het apart te houden.’ 24 De offerbereider nam de rechterachterbout en diende die aan Saul op met de woorden: ‘Alstublieft. Dit stuk is speciaal voor u apart gehouden ter gelegenheid van deze bijeenkomst, die door Samuel is belegd. Laat het u smaken.’ Toen at Saul met Samuel. 25 Daarna gingen ze van de offerhoogte terug naar de stad, waar Samuel op het dak van zijn huis met Saul een vertrouwelijk gesprek had.
    26 De volgende morgen, bij het krieken van de dag, riep Samuel naar Saul op het dak: ‘Sta op, ik zal u uitgeleide doen.’ Samen met Samuel ging Saul naar buiten. 27 Toen ze vanaf de stad naar beneden liepen, zei Samuel tegen Saul: ‘Zeg tegen uw knecht dat hij vast vooruitgaat.’ Toen de knecht hen een eind vooruit was, zei Samuel: ‘Blijft u nog even staan, dan zal ik u vertellen wat God met u voorheeft.

    1 Samuel 10

    Hij goot een kruikje olie over Sauls hoofd uit, kuste hem en zei: ‘Hierbij zalft de HEER u tot vorst over het volk dat hem toebehoort.’ Daarna zei hij: ‘Als u straks na ons afscheid verdergaat, zult u in Selsach op de grens met Benjamin bij het graf van Rachel twee mannen aantreffen. Zij zullen u vertellen dat de ezelinnen waarnaar u op zoek was terecht zijn, en dat uw vader zich over hen geen zorgen meer maakt, maar dat hij ongerust is over u en zich afvraagt wat hij moet doen om u te vinden. Wanneer u dan uw weg vervolgt en aankomt bij de Tabor-eik, zult u daar drie mannen tegenkomen die op weg zijn om God in Betel te vereren. De eerste heeft drie geitenbokjes bij zich, de tweede drie broden en de derde een zak wijn. Ze zullen u vragen hoe het met u gaat en u twee broden geven, die u moet aannemen. Als u ten slotte terugkomt in Gibea-Elohim, zult u in de buurt van de stad, bij de Filistijnse wachtpost, een stoet profeten tegenkomen die in vervoering van de offerhoogte afdaalt, voorafgegaan door muzikanten met harpen, tamboerijnen, fluiten en lieren. Dan zult u worden gegrepen door de geest van de HEER en ook in vervoering raken, en u zult een ander mens worden. Tijdens de gebeurtenissen die ik zojuist heb beschreven kunt u doen zoals uw hart u ingeeft, want God staat u bij. Ga daarna door naar Gilgal en wacht daar zeven dagen op mij. Ik zal u achterna reizen om brandoffers en vredeoffers op te dragen. Daarna zal ik u laten weten wat u verder doen moet.’
    En inderdaad, zodra Saul zich had omgedraaid om zijn weg te vervolgen, maakte God van hem een ander mens. En alle voorspelde gebeurtenissen kwamen diezelfde dag nog uit. 10 Toen ze bij Gibea aankwamen, kwam hun een stoet profeten tegemoet. Saul werd gegrepen door de geest van God en raakte net als zij in vervoering. 11 Allen die hem van vroeger kenden en zagen dat hij zich in vervoering bij de profeten had aangesloten, zeiden tegen elkaar: ‘Wat is er met de zoon van Kis gebeurd? Hoort Saul nu ook al bij de profeten?’ 12 En een van hen merkte op: ‘Wie is hun vader eigenlijk?’ Zo komen we aan de uitdrukking: Hoort Saul nu ook al bij de profeten? 13 Toen zijn vervoering voorbij was, ging Saul naar de offerhoogte. 14 Zijn oom kwam op hem af en vroeg aan hem en zijn knecht waar ze geweest waren. ‘De ezelinnen zoeken,’ antwoordde Saul. ‘Maar we konden ze niet vinden en toen zijn we naar Samuel gegaan.’ 15 ‘En, wat heeft hij tegen jullie gezegd?’ vroeg Sauls oom. 16 ‘Hij heeft ons alleen maar gezegd dat de ezelinnen terecht waren,’ antwoordde Saul. Maar dat Samuel over het koningschap had gesproken vertelde hij niet.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samuel spreekt het volk toe
    Er verstreek geruime tijd vanaf de dag dat de ark naar Kirjat-Jearim was overgebracht, wel twintig jaar. Steeds meer Israëlieten klaagden hun nood bij de HEER. Ten slotte sprak Samuel het volk als volgt toe: ‘Als het u werkelijk ernst is terug te keren naar de HEER, doe dan de vreemde goden zoals Astarte weg en richt u met heel uw hart naar de HEER. Dien hem alleen, dan zal hij u bevrijden uit de greep van de Filistijnen.’ Dus deden de Israëlieten de Baäls en Astartes weg en dienden alleen nog de HEER. Toen zei Samuel: ‘Laat iedereen naar Mispa komen, dan zal ik voor u tot de HEER bidden.’ Het hele volk kwam in Mispa bij elkaar. Ze putten water dat ze voor de HEER uitgoten, en vastten de hele dag. Ze erkenden: ‘We hebben tegen de HEER gezondigd.’ Zo gaf Samuel in Mispa richtlijnen aan de Israëlieten.
    Toen de Filistijnse stadsvorsten vernamen dat de Israëlieten in Mispa bijeen waren gekomen, trokken ze op naar Israël. De Israëlieten hoorden hiervan en werden bang. Ze zeiden tegen Samuel: ‘Laat ons niet in de steek en roep voor ons de HEER, onze God, te hulp, opdat hij ons redt uit de greep van de Filistijnen.’ Samuel nam een lammetje en droeg het in zijn geheel als brandoffer aan de HEER op. Hij riep de HEER om hulp voor Israël, en de HEER verhoorde hem. 10 Terwijl Samuel nog met het offer bezig was, kwamen de Filistijnen er al aan om Israël aan te vallen. Maar toen donderde de HEER met luide stem tegen de Filistijnen en zaaide zo veel verwarring dat ze tegen Israël wel het onderspit moesten delven. 11 De Israëlieten zetten vanuit Mispa de achtervolging in en dreven hen terug tot onder Bet-Kar. 12 Na afloop plaatste Samuel tussen Mispa en Sen een steen en noemde die Eben-Haëzer. ‘Want,’ verklaarde hij, ‘tot hier toe heeft de HEER ons geholpen.’ 13 De Filistijnen moesten zich gewonnen geven en waagden het niet nog eens op het grondgebied van Israël te komen. Zo lang Samuel leefde, hield de HEER de Filistijnen in bedwang. 14 Het hele gebied van Ekron tot Gat werd door Israël op de Filistijnen heroverd, en ook met de Amorieten was er vrede.
    15 Tot het einde van zijn leven bleef Samuel rechter over Israël. 16 Hij maakte jaarlijks een rondreis langs Betel, Gilgal en Mispa en gaf daar zijn richtlijnen aan het volk. 17 Dan keerde hij weer terug naar zijn woonplaats Rama, van waaruit hij Israël bestuurde en waar hij een altaar had gebouwd voor de HEER.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omzwervingen van de ark
    1 Samuel 5

    D
    e ark van God, die bij Eben-Haëzer door de Filistijnen was buitgemaakt, werd overgebracht naar Asdod. Ze namen de ark op, brachten hem naar de tempel van Dagon en zetten hem daar naast het godenbeeld neer. De volgende morgen zagen de inwoners van Asdod dat Dagon voorover was gevallen en voor de ark van de HEER op de grond lag. Ze pakten het beeld op en zetten het weer op zijn plaats, maar toen ze de volgende morgen vroeg terugkwamen, lag Dagon weer voorover op de grond voor de ark. Alleen zijn romp was nog heel; zijn hoofd en zijn beide handen lagen afgehakt op de drempel. Daarom durven de priesters van Dagon en alle anderen die naar de tempel komen deze drempel tot op de dag van vandaag niet te betreden.
    De HEER pakte de inwoners van Asdod hard aan. Hij zaaide paniek en trof alle inwoners van het vorstendom met aambeien. Toen de burgers van Asdod zagen hoe het er voorstond, zeiden ze: ‘De ark van de God van Israël kan hier niet blijven, want hij treedt met harde hand op tegen ons en onze god Dagon.’ Ze riepen de Filistijnse stadsvorsten erbij en legden hun de vraag voor: ‘Wat moeten we doen met de ark van de God van Israël?’ ‘Naar Gat brengen,’ luidde het antwoord, en ze besloten de ark weg te brengen. Toen de ark naar Gat was overgebracht, keerde de HEER zich tegen die stad, zodat ook daar een geweldige paniek ontstond. Hij trof de inwoners van de stad van groot tot klein en iedereen kreeg aambeien. 10 Ze stuurden de ark van God door naar Ekron, maar zodra hij daar aankwam begon de bevolking te schreeuwen: ‘Ze hebben de ark van de God van Israël hierheen gestuurd om ons allemaal te doden!’ 11 Weer riepen ze de Filistijnse stadsvorsten erbij en zeiden: ‘Stuur de ark van de God van Israël terug naar waar hij vandaan komt, anders worden we allemaal gedood.’ In heel de stad heerste namelijk een dodelijke angst, want God pakte de inwoners hard aan. 12 Wie niet stierf, werd geplaagd door aambeien; het gekerm van de stad steeg op naar de hemel.

    1 Samuel 6

    De ark van de HEER was intussen al zeven maanden op Filistijns grondgebied. Nu riepen ze ook de priesters en de waarzeggers erbij en legden hun de vraag voor: ‘Wat moeten we doen met de ark van de HEER? Hoe kunnen we hem het beste terugsturen?’ Het antwoord luidde: ‘Als u de ark van de God van Israël terugstuurt, laat hem dan niet zonder meer weggaan. Geef in ieder geval een schadeloosstelling mee, dan zult u genezen en te weten komen waarom u al die tijd zo hard bent aangepakt.’ ‘Waaruit moet die schadeloosstelling bestaan?’ vroeg men, en het antwoord luidde: ‘Er zijn vijf vorstendommen. Geef daarom vijf gouden gezwellen mee en vijf gouden muizen. Alle vorstendommen hebben immers onder dezelfde plaag geleden, ook de stadsvorsten zelf. Maak beeldjes van uw gezwellen en van de muizen die uw land hebben geteisterd, om zo eer te bewijzen aan de God van Israël. Misschien laat hij u dan met rust, en ook uw goden en uw land. Waarom zou u zich tegen hem blijven verzetten, zoals Egypte en de farao hebben gedaan? Toen hij zijn woede op hen botvierde, moesten zij de Israëlieten toch ook laten gaan? Dit moet er gebeuren: Zorg voor een nieuwe wagen en twee zogende koeien die nog nooit een juk hebben gevoeld. Span de koeien voor de wagen, haal hun kalveren bij hen weg en breng die naar de stal. Zet de ark van de HEER op de wagen met daarnaast een zadeltas met de gouden voorwerpen die u ter genoegdoening meegeeft, en laat die wagen zijn eigen weg gaan. Als hij voor uw ogen de grens over rijdt in de richting van Bet-Semes, dan betekent dat dat de God van Israël deze ramp over ons heeft voltrokken. Zo niet, dan weten we dat niet hij ons met dit leed heeft getroffen, maar dat het toeval was.’ 10 En zo gebeurde het. Ze spanden twee zogende koeien voor de wagen en sloten hun kalveren op in de stal. 11 Ze zetten de ark op de wagen en daarnaast de zadeltas met de gouden muizen en de beeldjes van hun gezwellen. 12 De koeien liepen regelrecht naar Bet-Semes. Ze loeiden wel, maar bogen niet af naar links of rechts. De Filistijnse stadsvorsten volgden hen tot aan de grens met Bet-Semes.
    13 In de vallei van Bet-Semes waren mensen bezig met de tarweoogst. Toen ze plotseling de ark zagen aankomen, waren ze bijzonder blij die te zien. 14 Op de akker van Josua, een van de inwoners van Bet-Semes, kwam de wagen tot stilstand. Ze hakten de wagen tot brandhout en offerden daarop de koeien aan de HEER. 15 Maar eerst hadden de Levieten de ark van de HEER van de wagen geladen en hem samen met de zadeltas met de gouden voorwerpen neergezet op een grote steen die daar lag. De bevolking van Bet-Semes bracht die dag brandoffers en vredeoffers aan de HEER. 16 De vijf Filistijnse stadsvorsten hadden alles gezien en keerden nog dezelfde dag terug naar Ekron. 17 Vijf gouden gezwellen gaven de Filistijnen ter genoegdoening aan de HEER: één voor Asdod, één voor Gaza, één voor Askelon, één voor Gat en één voor Ekron. 18 En ook nog zo veel gouden muizen als er plaatsen waren in de Filistijnse vorstendommen, van de sterkste vestingstad tot het meest afgelegen dorp. De grote steen in de akker van Josua bij Bet-Semes, waarop de ark van de HEER heeft gestaan, herinnert tot op de dag van vandaag aan deze gebeurtenis.
    19 Maar de bevolking van Bet-Semes werd gestraft, omdat ze naar de ark van de HEER hadden gekeken. Er stierven zeventig inwoners van de stad. En het volk treurde, want de HEER had hen zwaar getroffen. 20 De burgers van Bet-Semes vroegen zich af: ‘Wie kan de aanwezigheid van de HEER, die heilige God, verdragen? Bij wie kunnen we de ark kwijt?’ 21 Toen lieten ze in Kirjat-Jearim vragen: ‘De Filistijnen hebben de ark van de HEER teruggebracht. Kunt u hem hier komen halen?

    1 Samuel 7

    Er kwamen mensen uit Kirjat-Jearim om de ark op te halen. Ze brachten hem naar het huis van Abinadab, op de heuvel, en wijdden zijn zoon Elazar om zorg te dragen voor de ark van de HEER.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ondergang van Eli en zijn nakomelingen
    Enige tijd later trokken de Israëlieten ten strijde tegen de Filistijnen. Ze sloegen hun kamp op bij Eben-Haëzer; de Filistijnen lagen in Afek. Nadat de Filistijnen zich in slagorde tegenover de Israëlieten hadden opgesteld, brandde de strijd los. Israël werd door de Filistijnen verslagen: vierduizend man sneuvelden in de slag. Toen het leger naar het kamp was teruggekeerd, vroegen de oudsten van Israël: ‘Hoe komt het dat de HEER ons vandaag tegen de Filistijnen een nederlaag heeft laten lijden? De ark van het verbond met de HEER moet uit Silo hierheen worden gehaald. Dan zal de HEER in ons midden zijn en ons bevrijden uit de greep van onze vijanden.’ Het leger liet de ark van het verbond uit Silo overbrengen, de ark van de HEER van de hemelse machten, die op de cherubs troont. Chofni en Pinechas, de beide zonen van Eli, kwamen met de ark mee. Toen de ark van het verbond met de HEER in het legerkamp aankwam, barstten alle Israëlieten uit in luid gejuich, zodat de aarde ervan dreunde. De Filistijnen hoorden het lawaai en vroegen: ‘Wat klinkt daar voor gejuich uit het kamp van de Hebreeën?’ Toen ze vernamen dat de ark van de HEER in het legerkamp was aangekomen, werden ze bang en zeiden: ‘Hun God is naar het legerkamp gekomen. Het ziet er slecht voor ons uit, want zoiets is nooit eerder gebeurd. Het ziet er slecht voor ons uit! Wie redt ons uit de greep van die machtige God? Het is dezelfde God die in de woestijn de Egyptenaren met allerlei plagen heeft getroffen. Verlies de moed niet, Filistijnen, laat zien wat je kunt! Anders worden wij slaven van de Hebreeën zoals zij het van ons zijn geweest. Laat dus zien wat je kunt. Ten aanval!’ 10 De Filistijnen gingen tot de aanval over en de Israëlieten werden verslagen. Ieder vluchtte naar zijn eigen woonplaats. Het was een zware nederlaag voor Israël, waarbij dertigduizend man voetvolk omkwamen. 11 De ark van God werd buitgemaakt en Chofni en Pinechas, de beide zonen van Eli, vonden de dood.
    12 Een Benjaminiet maakte zich uit de gelederen los en rende naar Silo, waar hij nog dezelfde dag aankwam. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. 13 Toen hij aankwam, zat Eli op een bankje langs de kant van de weg op de uitkijk, want hij maakte zich ernstig ongerust over de ark van God. Zodra de man in de stad verslag had uitgebracht, begon de hele bevolking te jammeren. 14 Eli hoorde het geschreeuw en vroeg: ‘Wat is dat voor lawaai?’ De man haastte zich naar Eli om het hem te vertellen. 15 Eli was toen achtennegentig jaar; zijn ogen waren helemaal star geworden en hij kon niets meer zien. 16 De man zei tegen Eli: ‘Ik kom van het slagveld, ik ben zojuist van het slagveld gevlucht.’ ‘Maar wat is er dan gebeurd?’ vroeg Eli, 17 en de bode antwoordde: ‘Israël is op de vlucht geslagen voor de Filistijnen. Er is een grote slachting aangericht onder onze soldaten. Ook uw zonen Chofni en Pinechas zijn gesneuveld. En de ark van God is ons ontnomen.’ 18 Op het moment dat de man de ark van God noemde, viel Eli van het bankje naast de stadspoort achterover op de grond. Hij was zo oud en zwaar dat hij zijn nek brak en stierf. Veertig jaar was hij rechter over Israël geweest.
    19 Eli’s schoondochter, de vrouw van Pinechas, was in de laatste dagen van haar zwangerschap. Toen ze hoorde dat de ark van God was buitgemaakt en dat haar schoonvader en haar man waren gestorven, overvielen haar de weeën. Ze kromp ineen en bracht haar kind ter wereld. 20 Terwijl ze stervende was, zeiden de vrouwen die haar bijstonden: ‘Wees gerust, je hebt een zoon gekregen.’ Maar ze reageerde niet en schonk hun geen aandacht. 21 Ze noemde haar zoon Ichabod en verklaarde: ‘Israël is van zijn eer beroofd.’ Daarmee doelde ze op het verlies van de ark en op de dood van haar schoonvader en haar man. 22 Ze zei: ‘Israël is van zijn eer beroofd, want de ark van God is ons ontnomen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Profetie tegen Eli en zijn nakomelingen
    27 Ten slotte kwam een godsman tegen Eli zeggen: ‘Dit zegt de HEER: Heb ik mij destijds in Egypte niet aan jouw voorouders geopenbaard, toen zij bij de farao werden vastgehouden? 28 Uit alle stammen van Israël heb ik jouw voorouders gekozen om priester te worden. Zij mogen mijn altaar betreden, reukoffers brengen en in het heiligdom het priestergewaad dragen. Ook heb ik hun een deel geschonken van de offergaven van de Israëlieten. 29 Maar jullie gaan je te buiten aan het vlees en het brood dat volgens mijn voorschrift bij het heiligdom wordt geofferd. Kennelijk sla je je zonen hoger aan dan mij, want je mest jezelf vet door steeds het beste deel op te eisen van de offers die mijn volk Israël mij brengt. 30 Welnu – spreekt de HEER, de God van Israël –, ooit heb ik plechtig verklaard dat jouw familie mij van vader op zoon terzijde zou staan. Maar nu – spreekt de HEER – kom ik daarvan terug. Wie mij hoogachten acht ik hoog, maar verachtelijk zijn zij die mij geringschatten! 31 Er komt een dag dat ik jou en je familie machteloos maak; niemand van hen zal nog een hoge leeftijd bereiken. 32 Met lede ogen zul je moeten aanzien dat er in jouw familie nooit meer iemand rustig oud wordt, terwijl het Israël voor de wind gaat. 33 Niemand van jouw familie, op één enkeling na, zal mijn altaar nog betreden. Je ogen zullen dof worden van verdriet en je leven zal alle glans verliezen. Al je mannelijke nakomelingen zal ik laten sterven in de kracht van hun leven. 34 Ten teken van dit alles zullen je beide zonen Chofni en Pinechas op één dag sterven. 35 Als priester zal ik iemand aanstellen die mij trouw is en al mijn wensen en verlangens uitvoert. Zijn familie zal ik laten voortbestaan, en hij zal degene die op mijn aanwijzing gezalfd wordt getrouw terzijde staan. 36 Wie er dan nog van jouw familie over zijn, zullen hem nederig komen vragen om wat kleingeld en een stuk brood, met het verzoek: “Stel me alstublieft aan als hulppriester, zodat ik tenminste mijn brood kan verdienen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het wangedrag van de zonen van Eli
    12 De zonen van Eli waren een stel afpersers. Ze trokken zich niets van de HEER aan 13 en maakten misbruik van de rechten die aan het priesterambt verbonden zijn. Wanneer iemand een offerdier liet slachten, dan kwam er als het vlees gaar was een priesterknecht met een drietandige vork. 14 Daarmee prikte hij in de pot, de pan, de ketel of de schaal, en alles wat aan de vork bleef hangen, eigende de priester zich toe. Zo verging het alle Israëlieten die in Silo kwamen offeren. 15 Sterker nog, soms kwam de priesterknecht al voor er rook van het vet opsteeg eisen: ‘Geef het vlees aan de priester om het te roosteren. Maar wel rauw; gestoofd vlees wil hij niet!’ 16 Als dan degene die aan het offeren was antwoordde: ‘Wacht tenminste tot er rook van het vet komt, dan kunt u nemen wat u hebben wilt,’ zei de knecht: ‘Geef op! Anders neem ik het met geweld!’ 17 De HEER nam het wangedrag van Eli’s zonen zeer hoog op; ze toonden geen eerbied voor de gaven die de HEER toekwamen.
    18 De kleine Samuel diende de HEER, en droeg daarbij een linnen priesterhemd. 19 Zijn moeder maakte ieder jaar een nieuw manteltje voor hem, dat ze meebracht wanneer zij en haar man hun jaarlijkse offer kwamen brengen. 20 Eli zegende Elkana en zijn vrouw met de woorden: ‘Moge de HEER u bij deze vrouw nog andere kinderen geven, in plaats van de jongen die zij aan de HEER heeft afgestaan. Dan gingen ze weer terug naar huis. 21 De HEER zag inderdaad naar Hanna om: ze werd opnieuw zwanger en baarde nog vijf kinderen, drie zonen en twee dochters, terwijl de jonge Samuel dicht bij de HEER opgroeide.
    22 Inmiddels was Eli op hoge leeftijd gekomen. Van tijd tot tijd bereikten hem geruchten over wat zijn zonen de Israëlieten allemaal aandeden, en dat ze zelfs sliepen met de vrouwen die dienstdeden bij de ingang van de ontmoetingstent. 23 Dan verweet hij hun: ‘Waarom misdragen jullie je zo? Van alle kanten hoor ik slechte dingen over jullie. 24 Het is niet veel fraais wat het volk van de HEER over jullie te vertellen heeft. Zo gaat het niet langer! 25 Wanneer mensen elkaar kwaad doen, kan God als scheidsrechter optreden, maar wanneer mensen zondigen tegen de HEER, wie zal dan voor hen pleiten?’ Maar de zonen weigerden naar hun vader te luisteren; de HEER had namelijk besloten hen te doden. 26 Intussen groeide Samuel verder op. Hij was zeer geliefd, zowel bij de HEER als bij de mensen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gelofte van Hanna en de geboorte van Samuel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    1Samuel 1


    I
    n Rama in de streek Suf, in het bergland van Efraïm, woonde een man die Elkana heette. Hij was een zoon van Jerocham, die een zoon was van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Suf, en behoorde tot de stam Efraïm. Hij had twee vrouwen: de ene heette Hanna en de andere Peninna. Peninna had kinderen, maar Hanna niet. Elk jaar ging deze man vanuit zijn woonplaats naar Silo, om daar de HEER van de hemelse machten te vereren en hem offers te brengen. Chofni en Pinechas, de twee zonen van Eli, waren daar priesters van de HEER. Wanneer Elkana zijn jaarlijkse offer bracht, gaf hij zijn vrouw Peninna en haar zonen en dochters een stuk van het offervlees. Maar het mooiste stuk gaf hij aan Hanna, want haar had hij lief, ook al hield de HEER haar moederschoot gesloten. Haar rivale kwetste haar dan diep, door haar te sarren omdat de HEER haar geen kinderen gaf. Zo ging het jaar in jaar uit. Elke keer als ze naar het heiligdom van de HEER gingen, treiterde Peninna Hanna zo erg dat ze begon te huilen en haar eten liet staan. Toen dat weer eens gebeurde, vroeg Elkana: ‘Waarom huil je, Hanna? Waarom eet je niet en waarom ben je zo bedroefd? Beteken ik niet meer voor je dan tien zonen?’ Na de maaltijd stond Hanna op en ging naar het heiligdom van de HEER, waar de priester Eli op een bankje bij de ingang zat. 10 Diep bedroefd bad Hanna tot de HEER. In tranen 11 legde ze een gelofte af: ‘HEER van de hemelse machten, ik smeek u, heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, uw dienares, vergeet mij niet. Schenk mij een zoon, dan schenk ik hem voor zijn hele leven aan u: nooit zal zijn haar worden afgeschoren.’ 12 Terwijl Hanna zo lang bad, keek Eli opmerkzaam naar haar mond. 13 Ze bad namelijk in stilte: haar lippen bewogen wel, maar haar stem was niet te horen. Daarom dacht Eli dat ze dronken was. 14 Hij sprak haar aan en vroeg: ‘Gaat dit nog lang zo duren? Als u dronken bent, ga dan uw roes uitslapen!’ 15 ‘U vergist u, heer,’ antwoordde Hanna. ‘Ik heb geen wijn of andere drank gedronken. Nee, ik ga gebukt onder een zwaar verdriet en stort mijn hart uit bij de HEER. 16 Denk niet dat ik een slechte vrouw ben; ik bid zo lang omdat ik overstelpt ben door droefheid en ellende.’ 17 ‘Ga dan in vrede,’ antwoordde Eli. ‘De God van Israël zal u geven waar u om hebt gevraagd.’ 18 ‘Ik dank u voor uw vriendelijkheid,’ zei Hanna, en ze ging terug naar haar familie. Haar gezicht was opgeklaard en ze at ook weer. 19 De volgende morgen vroeg bogen ze zich neer voor de HEER, waarna ze zich op de terugreis begaven. Thuis in Rama sliep Elkana met zijn vrouw Hanna, en de HEER verhoorde haar. 20 Hanna werd zwanger en na verloop van tijd baarde ze een zoon. Ze noemde hem Samuel, ‘want,’ verklaarde ze, ‘ik heb hem aan de HEER gevraagd.’
    21 Toen Elkana het jaar daarop weer met zijn familie op weg ging om de HEER zijn jaarlijkse offer te brengen, wilde hij de gelofte inlossen. 22 Maar Hanna ging niet mee. Ze zei tegen haar man: ‘Pas als het kind van de borst is, zal ik hem brengen. Dan zal hij voor de HEER verschijnen en daar voor altijd blijven.’ 23 Haar man Elkana antwoordde: ‘Doe maar wat jij het beste vindt. Blijf thuis zolang je hem nog zelf voedt. Laten we hopen dat de HEER dan niet van zijn belofte terugkomt.’ Hanna bleef dus thuis en voedde haar zoon totdat ze hem de borst ontwend had. 24 Zodra het zover was, nam ze hem mee naar Silo en bracht hem, zo jong als hij was, naar het heiligdom van de HEER. Ze had ook een driejarige stierbij zich, een efa meel en een zak wijn. 25 Ze slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli. 26 Daar zei Hanna: ‘Neem me niet kwalijk, heer, zo waar u leeft, ik ben de vrouw die destijds hier bij u tot de HEER heeft gebeden. 27 Om deze zoon heb ik gebeden, en de HEER heeft mij gegeven waar ik om heb gevraagd. 28 Nu geef ik hem op mijn beurt aan de HEER, voor alle dagen die hem gegeven zijn.’ Toen knielde Eli voorde HEER,

    1Samuel 2

    E
    n Hanna bad:

    ‘Nu juicht mijn hart dankzij de HEER,
    fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de HEER,
    mijn mond spreekt vrijmoedig tegen mijn vijanden,
    want dankzij uw hulp beleef ik vreugde.
    Geen is er heilig als de HEER,
    er is geen andere god dan u,
    geen rots is er als onze God.
    Gebruik toch geen grote woorden,
    blaas niet zo hoog van de toren,
    want de HEER is een alwetende God:
    door hem worden onze daden gewogen.

    De boog van de helden is gebroken,
    en wie wankelen weten zich gesterkt.
    Die genoeg hadden, verkopen zich voor brood,
    en wie hongerden zijn verzadigd.
    De onvruchtbare baart zeven zonen,
    en wie veel kinderen heeft, verwelkt.
    De HEER doet sterven en doet leven,
    zendt naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog.
    De HEER maakt arm en hij maakt rijk,
    vernedert diep en heft hoog op.
    Hij verheft uit het stof wie berooid is,
    uit het vuil tilt hij op wie alles ontbeert.
    Hij laat hen wonen bij hooggeplaatsten,
    hij houdt een ereplaats voor hen vrij.
    Van de HEER zijn de pijlers der aarde
    waarop hij de wereld heeft vastgezet.

    Die hem trouw zijn, behoedt hij op hun pad,
    maar de zondaars komen om in het duister.
    Ontoereikend is de menselijke kracht:
    10 wie het opneemt tegen de HEER wordt gebroken,
    vanuit de hemel dondert hij hun toe.
    De HEER spreekt recht over heel de aarde,
    hij geeft macht aan de koning die hij kiest
    en verhoogt het aanzien van zijn gezalfde.’

    11 Daarop ging Elkana terug naar huis, naar Rama. De jongen bleef achter onder de hoede van de priester Eli om de HEER te dienen.

    27-09-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Israël vraagt een koning

    Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt.  Het is gewoon zoals je het zélf wenst.  Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed.  Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.

    Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat.  Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard. 


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samuel geroepen

    Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig.  Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.

    Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.

    Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".

    Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen.  In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.

    Nu is uw blog aangemaakt.  Maar wat nu???!

    Lees dit in het volgende bericht hieronder!




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs