Belangrijk bericht? WE BEREIDEN ONS VOOR VOOR EEN VIERING IN 2023
Barmhartige Christus
Jezus, ik vertrouw op U
16 april 2023
16 april dus in 2023!!!!! onder de biezondere bescherming van Heilige Aartsengel Michaël en Heilige Sint Jozef patroons van ons land
Feest ter ere van de Barmhartige Christus !! In de H.Hart Basiliek van Koekelberg Brussel om 15 u
Plechtige Eucharistieviering in het Latijn en de drie landstalen Duits, Frans en Nederlands gevolgd door een Heilig Lof met de Rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid
"Dit feest wordt onder de bijzondere bescherming geplaatst van Heilige Aartsengel Michaël en Heilige Sint Jozef patroons van ons land.
Bij de derde verschijning van de Engel in Fatima
in 1916 had de engel een kelk in de hand, waarboven een Hostie zweefde
waaruit Bloeddruppels vielen in de kelk.
De kelk en de Hostie bleven in de lucht zweven,
terwijl de Engel naast de kinderen neerknielde, het hoofd tot de aarde
neerboog en de kinderen vroeg driemaal te bidden:
Mijn God, ik geloof in U, ik aanbid U, ik hoop op U en ik bemin U.
Ik vraag U vergeving voor hen, die niet geloven, U niet aanbidden niet hopen en U niet beminnen.
Heilige Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige
Geest, ik aanbid U met de grootste eerbied en offer U op het kostbare
Lichaam en Bloed, de Ziel en de Godheid van onze Heer Jezus Christus,
tegenwoordig in alle tabernakelen over geheel de wereld, tot eerherstel
van alle Godslasteringen, heiligschennissen en beledigingen, waardoor U
Zelf beledigd wordt.
Door de oneindige verdiensten van Zijn Goddelijk
Hart en van het Onbevlekt Hart van Maria, smeek ik U de bekering van de
arme zondaars.
( Bidt dikwijls dit gebed).
Gelegenheid tot biechten vanaf 13.00 uur.
Breng kinderen, kennissen en familieleden mee, het feest is bestemd voor iedereen zowel gelovig als ongelovig, man of vrouw, zonder onderscheid van ras of kleur, gewoon IEDEREEN.
De plechtigheid wordt opgeluisterd door Genker Mijnwerkerskoor en het Onze Lieve Vrouw Koor uit Bonheiden..
Vriendelijke groeten
Willy
VANUIT ANTWERPEN
JUISTE INFO BIJ dhr LUDO RUTTEN VIA 0485 86 70 41 OPSTAPPLAATSEN TE BERCHEM GRENS MORTSEL EDEGEM EN KONTICH inschrijven voor 17 april 2022
VANUIT DE WEST- en Oost Vlaanderen via mevr Godelieve Wallyn 059 27 64 43 OF 0472 357 560
speciale mededeling er worden geen boekenstanden toegelaten en er wordt geen enkele uitzondering op deze regel gemaakt, zodat de volledige aandacht kan gaan naar de viering
VOOR DE GEBRUIKERS VAN GPS " KEIZER KARELLAAN" TE KOEKELBERG 1081 BRUSSEL
Voor wie met de auto van buiten Brussel komt : neem op de buiten-Ring de afrit Brussel/Koekelberg en vervolg richting Brussel Centrum. Aan het einde van de Keizer Karellaan, vlak voor de Basiliek, niet rechts of links afslaan, maar gewoon rechtdoor het kruispunt oversteken en de ingangspoort van de Basiliek binnenrijden en dan links naar de parking ervan rijden,
Voor wie met de trein komt: afstappen in Brussel Centraal en daar de metro nemen naar Simonis. Van de Simonis-plaats kan men via het park naar de Basiliek wandelen, waarvan men de rechterzijde neemt. Aan het voorgedeelte van de Basiliek vindt men tegenover de parking de ingang van de Basiliek. Te voet is dat gemiddeld een kwartiertje wandelen. Wil men het liever met de tram doen dan neemt men aan de Simonisplaats tram 19 richting Groot-Bijgaarden en stapt af aan de derde halte, H. Hart College Collège du Sacré Coeur. Vandaar begeeft men zich naar ingang , tegenover de parking aan de zijde van het H. Hartcollege.
Vanuit de Leiestreek is er een autobus die tevens St Jozef eerst bezoekt en waar U kunt inschrijven via 056 31 04 86 Vriendenkring St Jozef, Magdalenastraat 65 te 8940 Wervik- onder voorbehoud volg de berichtgeving aub
De noveen van de Goddelijke Barmhartigheid begint op Goede Vrijdag !!!
1. Gij, Eeuwige God, beveelt Uw Beeltenis [1] te maken,
zegent wie Uw stralen raakt,
onthult Uzelf, bron van barmhartigheid,
Gij die een zwarte ziel weer sneeuwwit maakt.
Hier [2] is Uw troon, Jezus, barmhartigheid,
aan zondige mensen biedt Gij vreugd' en kracht
Uw open Hart, vloeiende zuivere Bron,
brengt troost en redt het berouwvolle hart.
Welle steeds op, uit iedere mensenziel,
eer, roem en glorie voor Uw Beeltenis,
uit ieder hart om Uw Barmhartigheid,
zolang de tijd, nu, ons gegeven is.
2. O lieve God, de bange toekomstblik
nodigt tot liefde al wie naar U tracht,
het nu-moment is alleen waardevol,
barmhartigheid is wat mijn hart verwacht.
Tijd die verstreek is voor elk ongrijpbaar,
blijft onveranderd zelfs opnieuw beschouwd;
noch profeet kan er nog iets aan doen,
't verleden blijft alleen U toevertrouwd.
Alleen het nu behoort gans aan mij toe,
'k wil het benutten met mijn zwakke kracht,
al ben ik klein als een armzalig kind
dat vroom Uw Almacht als genade verwacht.
Barmhartigheid, betrouwend durf ik nu
voor U gaan leven als Uw kleinste kind,
k biedt mijn hart in dagelijks offerande,
brandend van liefde die Uw glorie mint.
3. + J.M.J. God en de zielen
"Koning van de Barmhartigheid, leid mijn ziel"
Zuster M. Faustina van het Allerheiligste Sacrament-Wilno, 28.7.1934
5.God en de
zielen
Hoogheilige Drie-eenheid, wees aanbeden, nu en altijd, wees
aanbeden in al Uw werken en schepselen. O mijn God, de grootheid Uwer
Barmhartigheid weze bewonderd en geloofd.
6.Neerschrijven
[3] moet ik, o mijn God, de ontmoetingen van mijn ziel met U, in de bijzondere
ogenblikken van Uw bezoeken. Over U moet ik schrijven, o Onbegrijpelijke in Uw
Barmhartigheid met mijn arme ziel. Uw heilige Wil is het leven van mijn ziel.
Ik ontving dit bevel van hem die U, o God, voor mij hier op aarde vervangt en
mij Uw heilige Wil verklaart. Jezus, Gij ziet hoe zwaar mij het schrijven valt,
hoe ik het niet klaar uitdrukken kan, al wat ik in mijn ziel ervaar. O God, kan
een pen beschrijven, wat menigmaal geen woord bevatten kan? Maar Gij beveelt
mij te schrijven, o God, en dat is mij genoeg.
7. Warsawa, 1.8.1934 Intrede in het klooster
De beslissende roepstem van God, de genade van de roeping
tot het kloosterleven vernam ik toen zeven jaar was. In mijn zevende levensjaar
hoorde ik in mijn ziel voor het eerst de stem van God, als een uitnodiging tot
een volmaakter leven, maar niet steeds was ik aan de genadestem gehoorzaam. Ik
ontmoette niemand die mij deze dingen kon uitleggen.
8.Op mijn
achttiende levensjaar, de dringende vraag aan mijn ouders om de toestemming in
het klooster te treden: een besliste weigering van mijn ouders. Na deze
weigering gaf ik mij over aan de ijdelheden van het leven [4], zonder op de
stem van de genade te letten, hoewel mijn ziel nergens tevredenheid vond.
De onophoudelijke genaderoep werd me een grote kwelling, die
ik met verstrooiingen trachtte te overstemmen. Innerlijk meed ik God en met
geheel mijn ziel keerde ik mij naar de schepselen. Maar Gods genade overwon in
mijn ziel.
9.Eens ging ik
met één van mijn zussen naar een bal [5]. Terwijl allen zich goed vermaakten,
doorstond mijn ziel innerlijke kwellingen. Op het ogenblik dat ik begon te
dansen, zag ik Jezus naast mij: Jezus, gefolterd, ontdaan van zijn kleren en
gans met wonden overdekt. Hij zei me deze woorden: "Hoelang nog moet Ik je
verdragen en hoelang nog ga je Mij afwijzen?" Op dat ogenblik hield voor
mij de lieftallige muziek op. Het gezelschap waarin ik mij bevond verdween uit
mijn ogen, alleen Jezus en ik bleven over. Ik ging naast mijn lieve zus zitten
en verborg wat in mijn ziel omging door hoofdpijn voor te wenden. Enkele
ogenblikken later verliet ik heimelijk het gezelschap en mijn zus en ging ik
naar de kathedraal van Sint Stanislas Kostka. De morgenstond begon te grauwen,
er waren maar weinig mensen in de kathedraal. Zonder op iets te letten van wat
rond mij gebeurde, wierp ik mij voor het Heilig Sacrament neer, de armen in
kruisvorm, en bad de Heer mij te kennen te geven wat ik moest doen.
10.Plots hoorde
ik de woorden: "Vertrek onmiddellijk naar Warszawa, daar zal je in het
klooster treden." Ik stond op uit het gebed, ging naar huis en deed het
nodige. Zo goed als het ging, vertrouwde ik aan mijn zus toe wat er in mijn ziel
gebeurd was en vroeg haar om voor mij afscheid te nemen van mijn ouders. En zo,
met één kleed, zonder iets, kwam ik te Warszawa aan.
11.Toen ik uit
de trein stapte en zag dat iedereen zijn weg ging, greep de angst mij aan: wat
moest ik doen? Tot wie mij wenden? Ik kende niemand! Ik zei tot de Moeder Gods:
"Maria stuur mij, leid mij". Dadelijk hoorde ik in mijn binnenste de
woorden dat ik uit de stad naar een bepaald dorp moest gaan waar ik de nacht in
veiligheid kon doorbrengen, wat ik ook deed en ik vond alles zoals de Moeder
Gods het mij had gezegd.
12.De volgende
dag, vroeg in de ochtend, kwam ik in de stad en ging de eerste kerk binnen die
ik zag. Ik begon te bidden om de wil van God te kennen. De heilige Missen
volgden elkaar op. Tijdens één heilige Mis hoorde ik de woorden: "Ga naar
die priester en zeg hem alles, hij zal u zeggen wat ge moet doen." Na de
heilige Mis, ging ik in de sacristie en vertelde alles wat er in mijn ziel
gebeurd was en vroeg hem me te zeggen waar ik moest intreden, in welk klooster.
13.De priester
[6] was eerst verbaasd, maar zei me dan een groot vertrouwen te hebben dat God
verder alles zou regelen. In afwachting, zei hij, stuur ik u naar een vrome
dame [7] waar ge zult verblijven tot ge in het klooster treedt. Toen ik mij bij
deze vrouw aanmeldde, ontving ze mij zeer vriendelijk. In die tijd zocht ik
naar een klooster, maar overal waar ik aanklopte, werd ik geweigerd. Pijn deed
mijn hart ineen krimpen en ik zei tot de Heer Jezus: "Help mij, laat mij
niet alleen!" Eindelijk klopte ik aan onze deur [8].
14.Toen moeder
overste, Michaëla [9], de huidige algemene overste, bij mij kwam, zei ze mij,
na een kort gesprek, naar de Meester des huizes te gaan en te vragen of Hij me
aanvaardde. Ik begreep onmiddellijk dat ik het de Heer Jezus moest vragen. Ik
ging vol vreugde naar de kapel en vroeg Jezus: "Heer van dit huis,
aanvaardt Gij mij? Het is wat één van de zusters mij beval te vragen."
Onmiddellijk hoorde ik een stem: "Ik aanvaard u, ge
zijt in mijn Hart." Toen ik van de kapel terug kwam vroeg moeder overste:
"Welnu, heeft Hij u aanvaard?" Ik antwoordde: "Ja".
"Als de Heer u aanvaard heeft, aanvaard ik u ook".
15.Zo werd ik
aangenomen. Om verschillende redenen moest ik echter nog een jaar in de wereld
blijven bij die vrome dame, maar ik ben niet meer naar huis teruggekeerd.
In deze tijd had ik met veel moeilijkheden te kampen. Maar
God heeft mij zijn genaden niet gespaard: een steeds groter smachtend verlangen
naar God greep mij aan. Deze persoon, hoe vroom ook, begreep het geluk van het
religieuze leven niet, en in alle eerlijkheid begon ze andere levensplannen
voor mij te smeden, maar desondanks voelde ik dat mijn hart zo groot was dat
niets het kon vullen. Zo wendde ik mij met geheel mijn verlangende ziel naar
God.
Het was in het octaaf van Sacramentsdag [10]. God vervulde
mijn ziel met innerlijk licht om Hem te kennen als het hoogste Goed en de
grootste Schoonheid. Ik erkende hoeveel God mij bemint.
Eeuwig is zijn Liefde voor mij. Rond vespertijd, in
eenvoudige woorden die uit mijn hart kwamen, legde ik voor God de gelofte af
van eeuwige kuisheid. Van toen af ervoer ik een innigere verbondenheid met God,
mijn Bruidegom. Sinds dat ogenblik richtte ik in mijn hart een kleine cel in,
waar ik altijd bij Jezus verbleef.
17.Eindelijk
kwam het ogenblik waarop de kloosterpoort zich voor mij ontsloot. Het was op 1
augustus 's avonds, op de vooravond van het feest van de Moeder der engelen. Ik
was overgelukkig. Ik had de indruk in het paradijselijk leven ingetreden te
zijn. Eén enkel gebed welde op uit mijn hart: een gebed van dankzegging.
18.Na drie weken
merkte ik dat er hier toch zo weinig tijd voor gebed was en voor veel andere
dingen die mijn ziel aanspraken. Daarom dacht ik in een strengere orde in te
treden. Deze gedachte werd sterker in mijn ziel, maar ze was niet in
overeenstemming met de goddelijke wil. Maar die gedachte, dus die bekoring,
werd sterker en sterker, zodat ik op zekere dag besloot met moeder overste te
spreken en dit huis te verlaten. Maar God regelde de omstandigheden zo dat ik
moeder overste niet kon zien. Vóór ik ging slapen bezocht ik in het voorbijgaan
de kleine kapel [11] en bad tot Jezus om licht in deze aangelegenheid, maar ik
bekwam niets voor mijn ziel, alleen een vreemde onrust die ik niet begreep,
beving mij. Ondanks alles besloot ik mij 's ochtends na de Heilige Mis tot de
Moeder te wenden en Haar mijn beslissing mee te delen.
19.Ik kwam in
mijn cel, de zusters waren al gaan slapen. Het licht was uit. Ik kwam de cel
vol kwelling en ontevredenheid binnen. Ik wist niet wat te doen met mezelf. Ik
wierp mij op de grond en begon vurig te bidden om Gods wil te kennen. Overal
stilte zoals in een tabernakel. Alle zusters rustten als witte hosties in de
kelk van Jezus besloten en het was alleen vanuit mijn cel dat God het zuchten
van een ziel hoorde. Ik wist niet dat het ongeoorloofd was om zonder
toestemming na 21 uur in de cel te bidden. Na een tijdje werd het klaar in mijn
cel en op het gordijn zag ik het allersmartelijkst aangezicht van de Heer Jezus.
Open wonden in gans zijn aangezicht en grote tranen vielen op mijn bed sprei.
Niet wetend wat dit alles betekende, vroeg ik Jezus: "Jezus, wie heeft U
zo'n pijn aangedaan?" En Jezus antwoordde mij: "Gij doet mij zo'n
pijn als gij uit deze orde weggaat. Hierheen heb Ik u geroepen, nergens anders,
en hier heb Ik voor u veel genaden bereid." Ik vroeg vergeving aan de Heer
Jezus en veranderde onmiddellijk de beslissing die ik genomen had.
De volgende dag was het biechtdag. Ik heb alles gezegd wat
er in mijn ziel gebeurd was en mijn biechtvader [12] zei dat het hierdoor
duidelijk de wil Gods was dat ik in deze congregatie moest blijven en dat het
nu zelfs verboden was nog aan een andere orde te denken. Van toen af voel ik me
steeds gelukkig en tevreden.
20.Kort daarop
werd ik ziek. De goede moeder overste zond mij met twee andere zusters op
verlof naar Skolimow, een beetje buiten Warszawa. In die tijd vroeg ik Jezus
voor wie ik nog moest bidden. Jezus antwoordde mij dat Hij mij de volgende
nacht zou laten weten voor wie ik moest bidden.
Ik zag mijn engelbewaarder die mij verzocht hem te volgen.
Plotseling bevond ik mij in een mistige plaats vol vuur en met een menigte
lijdende zielen. Deze zielen bidden vurig maar zonder uitwerking voor zichzelf.
Wij alleen kunnen hen helpen. De vlammen die rond hen brandden raakten mij
niet. Mijn engelbewaarder verliet mij geen ogenblik. Ik vroeg aan deze zielen
wat hun grootste lijden was. Ze antwoordden mij eenstemmig dat hun grootste
lijden hun smachtend verlangen naar God was. Ik heb de Moeder Gods gezien die
de zielen in het vagevuur bezoekt. De zielen noemen haar: Ster der zee. Zij
brengt hen verlichting. Ik wou nog met hen spreken, maar mijn engelbewaarder
gaf mij een teken om te vertrekken. Wij kwamen uit de kerker van het lijden. Ik
hoorde een innerlijke stem die zei: "Mijn barmhartigheid wil dit niet,
maar Mijn gerechtigheid eist het." Sinds die tijd heb ik een nauwere
omgang met de lijdende zielen.
21. Einde van het postulaat [29.4.1926]. Mijn oversten
stuurden mij naar Krakow. Een onbegrijpelijke vreugde heerste in mijn ziel.
Toen we in het noviciaat aankwamen lag zuster ... op sterven. Enkele dagen
later kwam zuster... naar mij en verzocht mij naar de moeder novicen meesteres
[13] te gaan en haar te zeggen om aan haar biechtvader, Eerwaarde Heer Rospond,
te vragen een heilige Mis voor haar op te dragen en drie schietgebeden te
verrichten. Eerst zei ik ja, maar de volgende dag dacht ik liever toch niet
naar de moeder novicen meesteres te gaan, vermits ik er niet veel van begreep
of het echt was of een droom. En ik ben niet gegaan. De volgende nacht
herhaalde zich hetzelfde duidelijker, daarover had ik geen twijfel meer.
Nochtans 's morgens besloot ik er niet over te gaan spreken met de meesteres en
het pas te zeggen als ik haar overdag zou zien. Ik zag ze [die zuster]
onmiddellijk in een gang. Ze verweet mij niet onmiddellijk naar de meesteres
gegaan te zijn en een grote ongerustheid vervulde mijn ziel. Dus ging ik
onmiddellijk naar de moeder novicen meesteres en vertelde alles wat er gebeurd
was. De moeder antwoordde mij dat ze de zaak zou regelen. Dadelijk keerde de
rust in mijn ziel terug en de derde dag kwam deze zuster en zei: "Moge God
u lonen."
22.Tijdens de
inkleding [14] liet God mij weten hoeveel ik zou lijden. Het was mij geheel
duidelijk waartoe ik mij verbond. Eén minuut beleefde ik dit lijden, daarna
overgoot God mijn ziel met grote vreugde.
23.Op het einde
van het eerste jaar noviciaat begon het donker te worden in mijn ziel. Ik
voelde geen troost in het gebed en de meditatie kostte mij veel moeite. Angst
begon mij te bevangen. Ik keerde dieper binnen in mezelf en zag niets dan één
grote ellende. Tegelijk zag ik de grote heiligheid van God. Ik waagde het niet
mijn ogen naar Hem op te slaan, maar wierp mij aan zijn voeten in het stof en
bedelde om barmhartigheid. Bijna een half jaar verliep zo en de toestand van
mijn ziel bleef onveranderd. In deze moeilijke tijden bemoedigde onze lieve
novicen meesteres [15] mij. Maar de kwelling werd steeds feller. Het tweede
jaar noviciaat kwam naderbij. Bij de gedachte mijn geloften te moeten afleggen
ging een rilling door mijn ziel. Wat ik ook las, het was voor mij
onbegrijpelijk; ik kon niet mediteren. Het leek mij dat mijn gebed God
onaangenaam was. Wanneer ik de sacramenten ontving, dacht ik God daardoor nog
meer te beledigen. Mijn biechtvader [16] liet me echter niet toe ook maar één
heilige Communie na te laten. God werkte op bijzondere wijze in mijn ziel. Ik
verstond helemaal niets van wat mijn biechtvader mij zei. Eenvoudige
geloofswaarheden werden onbegrijpelijk voor mij, mijn ziel was gefolterd zonder
ergens rust te vinden.
Plots overviel mij de gedachte dat ik door God verlaten was.
Deze verschrikkelijke gedachte doorboorde mijn ziel. Met dit lijden begon de
doodstrijd van mijn ziel. Ik wou sterven en ik kon niet. Een gedachte kwam in
me op: waarom deugden nastreven? Waarom zich versterven als alles aan God
mishaagt? Toen ik daarover sprak met de novicenmeesteres zei ze: "Weet wel
mijn zuster dat God u heeft voorbestemd tot een grote heiligheid. Dat is het
teken dat Hij u in de hemel dicht bij Zich wil. Heb groot vertrouwen in de Heer
Jezus."
Deze vreselijke gedachte, verworpen te zijn door God, is
werkelijk de foltering die de verdoemden ondergaan. Ik nam mijn toevlucht tot
de wonden van Jezus, herhaalde de vertrouwvolle woorden, maar die woorden waren
mij nog een grotere kwelling. Ik ben voor het Allerheiligste Sacrament gegaan
en met Jezus beginnen spreken: "Heer, Gij hebt gezegd dat een moeder eerder
haar zuigeling vergeet dan God zijn schepsel, en zelfs als ze hem zou vergeten,
Ik, God vergeet mijn schepsel niet. Jezus hoort Gij de weeklachten van mijn
ziel. Gelieve de pijnkreten en klachten van uw kind te aanhoren. Ik vertrouw op
U, o God, want de hemel en de aarde vergaan, maar uw woord blijft in
eeuwigheid". Toch vond ik geen moment van verlichting.
24.Zekere dag,
bij het ontwaken, toen ik me in de tegenwoordigheid van God stelde, werd ik
door wanhoop bevangen. Uiterste duisternis van mijn ziel. Ik streed zo goed
mogelijk tot de middag. Na de middag werd ik door echte doodsangsten
aangegrepen, mijn lichamelijke krachten begonnen af te nemen. Vlug ging ik naar
mijn cel en wierp mij voor het kruisbeeld op de knieën en begon om
barmhartigheid te smeken. Maar Jezus hoort mijn roepen niet. Ik voel dat mijn
fysieke krachten mij volledig verlaten, ik val op de grond, de wanhoop
overspoelt mijn ziel, ik onderga werkelijk helse pijnen die in niets
verschillen van de folteringen in de hel. Ik blijf drie kwartier in die
toestand. Ik wou naar de novicen meesteres gaan, maar ik had geen kracht. Ik
wou roepen: mijn stem begaf. Maar gelukkig kwam er een zuster in de cel. Toen
ze mij in die zonderlinge toestand zag, bracht ze onmiddellijk de
novicenmeesteres op de hoogte. De moeder kwam dadelijk. Toen ze mijn cel betrad
sprak ze de woorden: "In naam van de heilige gehoorzaamheid sta op."
Direct hief een kracht mij op van de grond en stond ik naast de lieve
meesteres.
Ze stelde mij zeer hartelijk gerust en zei dat deze beproeving
van God kwam: "Heb vertrouwen, mijn zuster, God is altijd Vader, ook als
Hij beproeft". Als opgestaan uit een graf keerde ik terug naar mijn taken,
mijn zintuigen waren nog doordrongen van wat mijn ziel had meegemaakt. Tijdens
het avond officie begon mijn ziel te sterven in de vreselijkste duisternis; ik
voelde mij overgeleverd aan de rechtvaardige God en ik was het voorwerp van
Zijn toorn. Op dit vreselijk moment sprak ik tot God: "Jezus, die U in het
Evangelie vergelijkt met de tederste moeder, ik vertrouw op uw woorden, want
Gij zijt de Waarheid en het Leven. Jezus ik vertrouw op U tegen alle hoop in,
tegen elk gevoel in mijn binnenste dat zich tegen de hoop stelt. Doe met mij
wat Gij wilt, ik zal U nooit verlaten, want Gij zijt de bron van mijn leven."
O, hoe vreselijk deze kwelling van de ziel is, kan slecht degene begrijpen die
zelf iets gelijkaardigs geleden heeft.
25.Tijdens de
nacht kwam de Moeder Gods op bezoek, met het Jezuskind op de arm. Vreugde
vervulde mijn ziel en ik zei: "Maria, mijn Moeder, weet Gij hoeveel ik
lijd?" En de Moeder Gods antwoordde: "Ik weet hoeveel ge lijdt maar
heb geen angst. Ik heb en zal altijd medelijden hebben met u." Ze
glimlachte hartelijk en verdween. Onmiddellijk ontstond in mijn ziel kracht en
grote moed. Maar dat heeft maar één dag geduurd. Het was alsof de hel tegen mij
samenspande. Ongelooflijke haat begon in mijn ziel binnen te dringen, een haat
tegen alles wat heilig en goddelijk is. Het leek of deze ziele smarten een deel
van mijn bestaan zouden blijven. Ik wendde mij tot het Allerheiligste Sacrament
en zei tot Jezus: "Jezus, Bruidegom van mijn ziel, ziet Gij niet dat mijn
ziel sterft [van verlangen] naar U? Hoe kunt Gij U zo verbergen voor een ziel
die U zo oprecht bemint? Vergeef mij Jezus, dat Uw heilige Wil in mij
geschiede. Ik zal in stilte lijden, zoals een duif, zonder te klagen. Ik zal
aan mijn hart niet één zucht van pijnlijk klagen toelaten."
26.Einde van het
noviciaat. Het leed vermindert niet. Lichamelijke verzwakking, vrijstelling van
alle geestelijke oefeningen, eigenlijk vervangen door schietgebeden. Goede
Vrijdag [17] Jezus stort mijn hart in het vuur zelf van de liefde. Dit gebeurde
tijdens de avond aanbidding. De aanwezigheid van God overviel mij plots. Ik
vergat alles. Jezus laat mij verstaan hoeveel Hij voor mij heeft geleden. Dat
duurt maar even. Vreselijk heimwee, het verlangen God te beminnen.
27.De eerste
geloften [18]. Vurig verlangen om mij in werkdadige liefde voor God te
ontledigen, ongemerkt, zelfs voor de meest nabije medezusters.
Zelfs na de geloften bleef mijn ziel nog bijna een half jaar
in het donker. Tijdens het gebed doordrong Jezus geheel mijn ziel. De
duisternis smolt weg. Ik hoorde deze woorden: "Gij zijt Mijn vreugde, ge
zijt de zaligheid van Mijn Hart." Sinds dat ogenblik heb ik in mijn hart,
t.t.z. in mijn binnenste, de Heilige Drievuldigheid gevoeld. Voelbaar ondervond
ik vervuld te zijn van Gods licht. Sindsdien blijft mijn ziel in een intieme
band met God, als een kind met zijn geliefde vader.
28.Eens zei Jezus
tegen mij: "Ga naar moeder overste en vraag haar de toestemming om zeven
dagen lang een boetekleed te dragen en éénmaal per nacht op te staan en naar de
kapel te komen [19]." Ik aanvaarde, maar het viel me zwaar om naar moeder
overste te gaan. 's Avonds vroeg Jezus me: "Hoe lang gaat ge het nog
uitstellen?" Ik nam me voor bij de eerste ontmoeting met moeder overste
daarover te spreken. De volgende dag, vóór de middag, zag ik moeder overste
naar de eetzaal gaan; vermits de eetzaal, de keuken en het kamertje van zuster
Aloïsia naast elkaar liggen, vroeg ik moeder overste in het kamertje van zuster
Aloïsia te komen en daar zegde ik haar wat Jezus vroeg. Daarop antwoordde
moeder dat ze mij niet toestond boeteklederen te dragen. Daar was geen sprake
van: "Als Jezus u de kracht van een reus geeft dan sta ik u boetedoeningen
toe". Ik verontschuldigde mij bij moeder dat ik haar tijd nam en verliet
de kamer. Toen keek ik naar Jezus die in de keukendeur stond en zei tot Hem:
"Gij deed mij deze boetedoeningen vragen en moeder overste wil ze mij niet
toestaan". Toen zei Jezus mij: "Ik was aanwezig tijdens uw gesprek
met de overste en Ik weet alles, Ik verlang uw boetedoening niet, maar
gehoorzaamheid. Daardoor bewijst ge Mij grote eer en verwerft ge verdienste."
29.Toen één van
de moeders vernam over mijn zo'n innige band met de Heer Jezus, zei ze mij dat
ik aan een illusie toegaf. Ze zei me dat de Heer Jezus alleen een dergelijke
band heeft met heiligen, "niet met zondige zielen zoals jij, zuster".
Vanaf dit moment ben ik Jezus een beetje beginnen
wantrouwen. Bij het ochtendgesprek zei ik tot Jezus: "Jezus, zijt Gij geen
illusie?" Jezus antwoordde mij: "Mijn liefde bedriegt niemand."
30. + Eens dacht ik na over de Heilige Drie-eenheid, over
het Wezen van God. Ik wou beslist doorgronden en bevatten wie God is...
Ogenblikkelijk werd mijn geest gegrepen en als ontrukt in de andere wereld; ik
zag een ontoegankelijk licht waar iets als drie lichtbronnen straalden die ik
niet kon begrijpen. Uit deze helderheid kwamen woorden onder de vorm van
bliksems die hemel en aarde omkransten. Ik verstond er niets van en werd zeer
verdrietig. Plots steeg uit deze ontoegankelijke lichtzee onze geliefde
Verlosser in een onbeschrijfelijke schoonheid met stralende wonden. En uit deze
schittering was een stem te horen: "Wie God in zijn Wezen is, zal niemand
doorgronden, de geest van engelen noch die van mensen." Jezus zei me:
"Leer God kennen door de overweging van Zijn eigenschappen." Dan
maakte Jezus met Zijn hand het teken van het kruis en verdween.
+ Eens zag ik een menigte mensen in onze kapel [20], vóór
onze kapel en op straat, want ze konden niet allemaal binnen. De kapel was
feestelijk versierd. Bij het altaar was er een groter aantal priesters, dan bij
onze zusters en vele andere congregaties. Iedereen verwachtte iemand die plaats
moest nemen op het altaar. Toen hoorde ik een stem dat ik het was die op het
altaar plaats moest nemen. Maar toen ik de woning, dus de gang verliet om over
de koer naar de kapel te gaan, om de stem die mij riep te volgen, begonnen
allen naar mij te gooien met wat ze in hun handen kregen: modder, stenen, zand,
bezems, gelijk wat, zodat ik eerst aarzelde of ik verder zou gaan, maar de stem
riep mij nog indringender en ondanks alles stapte ik moediger voort. Toen ik
over de drempel van de kapel stapte, begonnen de oversten, de zusters en de
leerlingen [21] en zelfs de ouders op mij te slaan met alles wat ze in de hand
hadden, zodat ik, of ik wou of niet, vlug moest doorgaan naar de voor mij
voorziene plaats op het altaar.
Van zodra ik daar was, begon dezelfde menigte, de
leerlingen, de zusters, de oversten en de ouders hun handen naar mij uit te
strekken en te vragen om genaden, en ik was niet kwaad op hen omdat ze met van
alles naar mij gegooid hadden, en het was vreemd hoe ik juist deze mensen
bijzonder begon lief te hebben die mij vlugger hadden doen opgaan naar de
plaats die voor mij bestemd was. Toen werd mijn ziel overspoeld door een
onbegrijpelijk geluk en ik hoorde deze woorden: "Doe wat ge wilt, schenk
de genade zoals ge wilt, aan wie ge wilt en wanneer ge wilt." De
verschijning verdween onmiddellijk.
32.Eens hoorde
ik deze woorden: "Ga naar de overste en vraag haar toestemming om negen
dagen lang een uur aanbidding te doen, probeer uw gebed te verenigen met Mijn
Moeder. Bid met geheel uw hart in vereniging met Maria, tracht in deze tijd ook
de kruisweg te doen." Ik bekwam de toestemming, maar niet voor een
volledig uur, maar slechts voor de tijd die me restte als mijn taken vervuld
waren.
33.Ik moest deze
noveen doen voor mijn Vaderland. Op de zevende dag van de noveen, zag ik tussen
hemel en aarde de Moeder Gods in een helder gewaad. Ze bad, de handen op de
borst gevouwen, de ogen ten hemel gericht. Uit haar Hart kwamen vurige stralen,
sommige gingen naar de hemel, andere bedekten onze aarde.
34.Toen ik mijn
biechtvader [22] daarover sprak, zei hij dat dit echt van God kon komen, maar
dat het ook maar inbeelding kon zijn. En wegens mijn herhaalde verplaatsingen
had ik geen vaste biechtvader en ik had het daarbij enorm moeilijk om over die
zaken te spreken. Vurig bad ik dat God mij deze grote genade zou verlenen,
namelijk een geestelijke begeleider. Ik bekwam deze genade, maar na de eeuwige
geloften, toen ik in Wilno kwam. Het was E.H. Sopocko [23]. God liet mij hem
vooraf innerlijk kennen [24], vóór ik naar Wilno ging.
35.O! had ik van
het begin af een zielenleider gehad, dan zou ik niet zoveel goddelijke genaden
verspild hebben. Een biechtvader kan de zielen veel helpen, zoals hij ook veel
schade kan veroorzaken. O, hoezeer zouden de biechtvaders aandacht moeten
hebben voor de werking van Gods genade in de zielen van de biechtelingen. Dat
is zeer belangrijk. Naar de genaden die een ziel ontvangt, kan men de graad van
intimiteit met God zien.
36.Eens werd ik
door God ten oordeel geroepen. Ik verscheen voor de Heer gans alleen. Jezus was
zoals tijdens zijn lijden. Na enige tijd verdwenen zijn wonden, er bleven er
maar vijf, aan de handen, aan de voeten en aan de zijde. Op dat ogenblik zag ik
nauwkeurig de toestand van mijn ziel, zoals God haar ziet. Ik zag meteen
duidelijk al wat God mishaagt. Ik wist niet dat men verantwoording moest
afleggen zelfs voor kleine schaduwen. Wat een moment! Wie zal het beschrijven?
Staan vóór de Driemaal Heilige? Jezus vroeg mij: "Wie zijt gij?" Ik
antwoordde: "Ik ben uw dienares, Heer". "Gij zijt een dag
vagevuur schuldig." Ik wou me onmiddellijk in de vlammen van het vagevuur
werpen, maar Jezus hield mij tegen, en zei: "Wat wilt ge, nu één dag
lijden of een korte tijd op aarde?" Ik antwoordde: "Jezus ik wil in
het vagevuur lijden en op aarde de grootste kwellingen ondergaan, al was het
tot het einde van de wereld." Jezus zegde: "Eén is genoeg. Ge gaat
terug naar de aarde en ge gaat veel lijden maar niet voor lang, en ge zult Mijn
Wil en Mijn Wensen vervullen en Mijn getrouwe dienaar zal u daarbij helpen. Nu,
leg uw hoofd op Mijn borst, op Mijn hart en put daaruit kracht en sterkte voor
alle lijden, want elders zult ge noch verzachting, noch hulp, noch troost
vinden. Weet dat ge veel, veel zult moeten lijden, maar laat dit u niet
verschrikken, Ik ben met u."
37.Kort daarna
werd ik ziek [25]. De lichamelijke ongemakken waren voor mij een school van
geduld. Alleen Jezus weet hoeveel moeite ik opbrengen moest om mijn plicht te
vervullen [26].
38.Om een ziel
te reinigen gebruikt Jezus middelen naar Zijn keuze. Mijn ziel ondervond een
volledige verlatenheid van de schepselen. Soms werd de zuiverste bedoeling door
de zusters verkeerd uitgelegd [27]. Dit lijden is zeer pijnlijk, maar God laat
het toe en men moet het aanvaarden, want zo worden we meer gelijk Jezus. Er was
iets dat ik lang niet kon begrijpen, namelijk dat Jezus mij gezegd had alles
aan mijn oversten te zeggen en mijn oversten mijn woorden niet geloofden, maar mij
medelijden betuigden, alsof ik in illusie verkeerde of onder invloed van mijn
verbeelding was.
Vermits ik meende in een illusie te leven, besloot ik God
innerlijk te mijden, uit vrees voor illusies. Maar de goddelijke genade
achtervolgde mij bij elke pas. En wanneer ik dit het minst verwachtte, sprak
God tot mij.
39. + Eens zei Jezus me dat Hij over een stad, de mooiste
van ons vaderland, de straf ging laten neerkomen waarmee God Sodoma en Gomorra
gestraft had [28]. Ik zag de grote toorn van God en een huivering vervulde en
doorboorde mijn hart. Al zwijgend bad ik. Na een tijd zei Jezus me: "Mijn
kind, verenig u tijdens het Offer innig met Mij en offer aan de hemelse Vader
mijn Bloed en wonden als zoenoffer voor de zonden van die stad. Herhaal dit
zonder ophouden tijdens geheel de H. Mis. Doe dit gedurende zeven dagen."
De zevende dag zag ik Jezus in een schitterende wolk en ik begon te bidden dat
Jezus mij die stad en ons land zou zien. Toen ik de welwillendheid van Jezus
zag, begon ik om zijn zegen te smeken. Toen zei Jezus: "Voor u zegen Ik
het ganse land," en Hij maakte met zijn hand een groot kruisteken over ons
vaderland. Een grote vreugde vervulde mijn ziel toen ik de goedheid van God
zag.
+ 1929. Eens tijdens de heilige Mis voelde ik op bijzondere
wijze de tegenwoordigheid van God, ondanks mijn vlucht en het mij afwenden van
God. Soms vluchtte ik voor God omdat ik geen slachtoffer wou zijn van de duivel
zoals men soms gezegd had dat ik was. Deze onzekerheid duurde een hele tijd.
Tijdens de heilige Mis, vóór de heilige Communie, vond de hernieuwing van de
geloften plaats [29]. Toen wij onze knielbanken verlieten en de gelofteformule
begonnen te zeggen, stond Jezus plots naast mij, in wit gewaad en met gouden
gordel en Hij zei me: "Ik schenk u een eeuwige liefde, zodat uw zuiverheid
onbevlekt blijft en als bewijs zult ge geen bekoringen tegen de zuiverheid meer
ondervinden." Jezus nam zijn gouden gordel en deed hem aan mijn middel.
Van toen af voelde ik geen aanvallen meer tegen deze deugd, noch in mijn hart,
noch in mijn geest.
Later heb ik begrepen dat dit één van de grootste genaden is
die de Allerheiligste Maagd Maria voor mij bekomen heeft, want ik had Haar
reeds vele jaren om deze genade gevraagd. Sinds dan heb ik een grotere verering
voor de Moeder Gods. Zij is het die mij geleerd heeft om God innerlijk te
beminnen en hoe in alles zijn Heilige Wil te volbrengen. Maria, Gij zijt de
vreugde, want door U daalde God neer op aarde in mijn hart.
41. Eens zag ik een dienaar Gods in gevaar van doodzonde die
binnenkort zou gebeuren. Ik begon tot God te bidden dat Hij op mij zou laten
neerkomen, alle folteringen van de hel, alle lijden dat Hij wou om deze
priester te redden en hem te ontrukken aan deze gelegenheid van zonde. Jezus
verhoorde mijn gebed en op hetzelfde moment voelde ik op mijn hoofd een
doornenkroon. De doornen van deze kroon drongen door tot in mijn hersenen. Dit
duurde drie uur en de dienaar Gods werd bevrijd van die zonde en God sterkte
zijn ziel door speciale genaden.
42. + Eens met Kerstmis, voelde ik de almacht, de
aanwezigheid van God mij omgeven. En weer vermeed ik de innerlijke ontmoeting
met God. Ik vroeg aan moeder overste toestemming om naar "Jozefinek"
[30] de zusters te gaan bezoeken. Ze stond het ons toe en dadelijk na het middageten
begonnen we ons klaar te maken. De zusters wachtten al op mij aan de deur. Ik
liep naar mijn cel om mijn schouderkap te halen. Teruglopend zag ik op de
drempel van de kleine kapel de Heer Jezus die me deze woorden zei: "Ga
maar, maar Ik neem uw hart." Plotseling voelde ik dat ik geen hart meer in
mijn borstkas had. De zusters vroegen mij waarom ik niet sneller kwam, want het
werd laat, zodat ik dadelijk met hen meeging. Maar een grote ontevredenheid
begon mij te pijnigen. Een soort heimwee vulde mijn ziel, maar niemand, alleen
God wist wat er in mijn ziel gebeurde.
Toen we eventjes in "Jozefinek" waren, zei ik tot
de zusters: "laat ons naar huis gaan". De zusters vroegen nog wat uit
te rusten, maar mijn geest kon geen rust vinden. Ik argumenteerde dat we
moesten terug zijn vóór het begon donker te worden en we nog een hele weg af te
leggen hadden. We zijn onmiddellijk naar huis terug gekeerd. Toen moeder
overste ons zag in de gang vroeg ze mij: "zijn de zusters nog niet
vertrokken of al terug?" Ik antwoordde dat ze al terug waren omdat ik niet
's avonds wou terugkomen. Ik legde mijn schouderkap af en ging dadelijk naar de
kleine kapel. Nauwelijks was ik binnen of Jezus zegt me: "Ga naar moeder
overste en zeg haar dat ge terug gekomen zijt, niet om thuis te zijn vóór de
avond, maar omdat Ik uw hart genomen had." Hoewel dat me veel kostte ben
ik naar de overste gegaan en heb ik haar eerlijk de reden van mijn vroege
terugkeer gezegd en ik bad de Heer om vergeving voor alles wat Hem mishaagt. Op
dat ogenblik overstroomde Jezus mijn ziel met grote vreugde. Ik begreep dat er
buiten God nergens tevredenheid is.
43.Eens zag ik
twee zusters op weg naar de hel. Een onzegbare smart bedroefde mijn ziel. Ik
bad voor hen tot God, en Jezus zei mij: "Ga moeder overste zeggen dat deze
twee zusters zich in de gelegenheid van zware zonde bevinden." 's
Anderdaags sprak ik erover met de overste. Eén van deze zusters is ondertussen
ijverig, de andere nog in grote strijd.
44.Eens zei
Jezus mij: "Ik verlaat dit huis... Want hier zijn dingen die Mij niet
bevallen." En de hostie kwam uit het tabernakel en legde zich in mijn
handen, en ik, met vreugde, legde ze terug in het tabernakel. Dit werd een
tweede maal herhaald en ik deed hetzelfde. Maar bij de derde herhaling veranderde
de Hostie zich in de levende Heer Jezus die me zei: "Ik blijf hier niet
langer." En in mijn ziel ontwaakte ineens een grote liefde voor Jezus en
ik zei: "En ik laat U niet weggaan, Jezus, uit dit huis". En Jezus
verdween weer en de hostie kwam terug in mijn handen. Ik legde ze terug in de
ciborie en sloot het tabernakel. En Jezus is bij ons gebleven. Gedurende drie
dagen spande ik me in aanbidding tot eerherstel te doen.
45.Eens zei
Jezus mij: "Zeg aan de algemene moeder overste dat in dit huis... deze
zonde wordt begaan... die Mij niet bevalt en Mij erg beledigt." Ik heb het
niet onmiddellijk aan de moeder gezegd, maar de onrust die de Heer me deed
voelen, liet mij niet toe nog langer te wachten, ik schreef dadelijk naar de
algemene moeder overste en de vrede keerde weer in mijn ziel.
46.Dikwijls
beleefde ik in mijn lichaam het lijden van de Heer Jezus, alhoewel dit
onzichtbaar was. Ik verheugde mij daarover omdat Jezus het zo wil. Dit duurde
maar een korte tijd. Dit lijden ontvlamde mijn ziel met liefde voor God en voor
de onsterfelijke zielen. De liefde verdraagt alles, de liefde overleeft de
dood, de liefde vreest niets...
47. + 1931, 22 februari. Op een avond, toen ik in mijn cel
was, zag ik Jezus gekleed in een wit gewaad, één hand opgeheven om te zegenen,
de tweede hand raakte zijn kleed op de borst. Van de opening van het gewaad aan
de borst gingen twee grote stralen uit, één rode en de andere wit. In stilte
richtte ik mijn blik op de Heer, mijn ziel werd met vrees maar ook met grote
vreugde doordrongen. Na een tijd zei Jezus me: "Schilder een Beeltenis
naar het beeld dat ge nu ziet met het onderschrift: Jezus, ik vertrouw op U. Ik
wens dat deze Beeltenis vereerd wordt, eerst in uw kapel en dan in de gehele
wereld."
48."Ik
beloof dat de ziel die deze Beeltenis vereert niet verloren zal gaan. Ik beloof
haar ook de overwinning op haar vijanden, hier al op aarde en vooral in het uur
van de dood. Ikzelf zal haar als Mijn eigen glorie verdedigen."
49.Toen ik
erover sprak met mijn biechtvader [31], kreeg ik dit antwoord: "Dat gaat
over uw ziel". Hij zei mij: "Schilder Gods beeld in uw ziel".
Toen ik van de biechtstoel wegging, hoorde ik weer de volgende woorden:
"In uw ziel is Mijn beeld al. Ik verlang een feest van de Barmhartigheid.
Ik wil dat deze Beeltenis die gij met een borstel gaat schilderen, op de eerste
zondag na Pasen feestelijk gewijd wordt, die zondag moet het feest van de
Barmhartigheid zijn.
50. + Ik verlang dat de priesters Mijn grote Barmhartigheid
tegenover zondige zielen verkondigen. Dat de zondaar niet bang zij Mij te
benaderen. De vlammen van mijn Barmhartigheid verteren Mij, Ik wil ze over de
mensenzielen uitgieten." Jezus bekloeg zich bij mij met de woorden:
"Het wantrouwen van de zielen verscheurt Mijn binnenste. Het wantrouwen
van een uitverkoren ziel doet Mij nog meer pijn. Ondanks Mijn onuitputtelijke
liefde, wantrouwen ze Mij, zelfs Mijn dood volstaat voor hen niet. Wee de ziel
die deze misbruikt."
51.Toen ik aan
moeder overste zei wat God van mij vroeg, antwoordde ze mij dat Jezus dat moest
verduidelijken door een teken. Toen ik de Heer Jezus bad om een teken als
bewijs, dat Gij waarlijk mijn God en Heer zijt en dat het echt van U is dat
deze vraag komt, hoorde ik een innerlijke stem: "Ik zal het te kennen
geven aan de oversten door de genaden die Ik door deze Beeltenis zal
verlenen."
51.Toen ik aan
moeder overste zei wat God van mij vroeg, antwoordde ze mij dat Jezus dat moest
verduidelijken door een teken. Toen ik de Heer Jezus bad om een teken als
bewijs, dat Gij waarlijk mijn God en Heer zijt en dat het echt van U is dat
deze vraag komt, hoorde ik een innerlijke stem: "Ik zal het te kennen
geven aan de oversten door de genaden die Ik door deze Beeltenis zal
verlenen."
52.Vermits ik
deze innerlijke inspiraties wou vluchten, zei God mij dat Hij me op de
oordeelsdag rekenschap zou vragen voor een groot aantal zielen.
Eens, de vele moeilijkheden moe die ik had in verband met
wat Jezus me zei en met wat Hij mij vroeg om Zijn Beeltenis te schilderen,
besloot ik vast nog vóór de eeuwige geloften aan P. Andrasz te vragen mij van
de innerlijke ingevingen en ook van de plicht de Beeltenis te schilderen, te
ontslaan. Na mijn biecht gehoord te hebben, antwoordde P. Andrasz het volgende:
"Ik ontsla u van niets, en het is u niet toegestaan u te onttrekken aan
deze innerlijke inspraken, maar ge moet absoluut over alles spreken met uw
biechtvader, beslist en dringend, anders valt ge in dwaling ondanks de grote
genaden van God. Voor het moment is het bij mij dat ge biecht, maar weet dat ge
een vaste biechtvader nodig hebt, dus een geestelijke begeleider".
53.Dit pijnigde
me zeer. Ik had gedacht me te kunnen vrijmaken van dit alles en het tegendeel
gebeurde - een formeel bevel de wensen van Jezus op te volgen. Ook weerom de
kwelling geen vaste biechtvader te hebben. En als ik een tijdje biechtte bij
dezelfde priester slaag ik er niet in, wat de genade betreft, mijn ziel gans
voor hem te openen, en dat doet mij onzegbaar lijden. Ik vraag aan Jezus deze
genaden aan iemand anders te geven want ik kan er geen gebruik van maken, maar
ze alleen verspillen. Jezus, wees mij barmhartig, beveel mij niet zo'n grote
dingen te doen. Gij ziet dat ik maar een ongeschikt stofje ben.
Maar Jezus' Goedheid is onbegrensd, Hij heeft mij een
zichtbare hulp op aarde beloofd en ik bekwam ze kort daarna in Wilno. In E.H.
Sopocko herkende ik deze hulp van God. Vóór ik aankwam in Wilno kende ik hem al
door een innerlijk visioen. Zekere dag heb ik hem gezien in onze kapel tussen
het altaar en de biechtstoel. Tegelijkertijd hoorde ik een stem in mijn ziel:
"Ziedaar de zichtbare hulp voor u op aarde. Hij zal u helpen Mijn wil te
doen op aarde."
54. + Eens, uitgeput door de onzekerheden, vroeg ik aan
Jezus: "Jezus, zijt Gij mijn God, of een of andere geest? Want mijn
oversten zeggen dat er alle mogelijke soorten van illusies en spoken bestaan.
Als Gij mijn Heer zijt, als het U belieft, zegen mij". Jezus zegende me
met een groot kruis en ik maakte een kruisteken. Toen ik Hem vergeving vroeg
voor die vraag, antwoordde Hij dat ik Hem geen leed deed met deze vraag; en de
Heer zei me dat mijn vertrouwen Hem erg bevalt.
56.O mijn God,
ik begrijp goed dat ge van mij dit geestelijke kindschap [32] vereist, want Gij
vraagt het voortdurend door uw plaatsvervangers.
In het begin van mijn kloosterleven schrikten het lijden en
de tegenkantingen mij af en ontmoedigden mij, daarom bad ik zonder ophouden dat
Jezus mij zou versterken en de kracht van de heilige Geest verlenen om in alles
zijn heilige Wil te volbrengen, want ik kende van het begin af en nu nog mijn
zwakheid. Ik weet goed wat ik uit mijzelf ben, want Jezus heeft voor de ogen
van mijn ziel geheel de afgrond van ellende die ik ben ontsluierd, en daardoor
begrijp ik zeer goed dat al wat er aan goeds in mijn ziel is, enkel en alleen
Zijn heilige genade is. Het beseffen van mijn eigen ellende toont mij de
oneindige afgrond van Uw Barmhartigheid. In mijn innerlijk leven bekijk ik met
één oog de afgrond van ellende en verwerpelijkheid die ik ben, en met het
andere de afgrond van Uw Barmhartigheid, o God.
57.O mijn Jezus,
Gij zijt het leven van mijn leven, Gij weet wel dat ik niets anders verlang dan
de glorie van Uw Naam en dat alle zielen Uw Goedheid kennen. Waarom mijden de
zielen U, Jezus? Ik versta dat niet. O kon ik mijn hart in kleine stukjes
snijden en zo U, Jezus, elk deeltje als een heel hart offeren, om U minstens
voor een deel te vergoeden voor de harten die U niet beminnen! Ik hou van U,
Jezus, met elke druppel van mijn bloed en ik zou het graag voor u vergieten om U
het bewijs te leveren van mijn oprechte liefde. O God, hoe meer ik U ken, hoe
minder ik me U kan begrijpen, maar deze onbegrijpelijkheid, laat mij vermoeden
hoe groot Gij, God, zijt. En Uw onbegrijpelijkheid ontvlamt mijn hart met een
nieuwe vlam voor U, Heer. Sinds het moment dat Gij mij toelaat, Jezus, de blik
van mijn ziel in U te verdiepen, rust ik uit en verlang verder niets meer. Ik
heb mijn bestemming gevonden op het moment dat mijn ziel verdronken is in U,
het enig voorwerp van mijn liefde. Alles is niets in vergelijking met U.
Lijden, tegenkantingen, vernederingen, het falen, verdenkingen die mij te beurt
vallen, het zijn splinters die mijn liefde tot U, Jezus, ontvlammen. Mijn
verlangens zijn gek en onvervulbaar. Ik wil U mijn lijden verstoppen. Ik wil
nooit beloond worden voor mijn moeite en mijn goede daden. O Jezus, Gij alleen
zijt mijn beloning, Gij zijt mij genoeg, schat van mijn hart. Ik wil meevoelen
met het lijden van mijn naaste en mijn eigen lijden in mijn hart verbergen,
niet alleen voor de naaste maar ook voor U, Jezus.
Het lijden is een grote genade. Door het lijden wordt de
ziel gelijkend op de Heiland, in het lijden kristalliseert de liefde. Hoe
groter het lijden, hoe zuiverder de liefde.
58. + Eens kwam 's nachts één van onze zusters, die twee
maanden voordien gestorven was, naar mij. Zij hoorde tot het eerste koor. Ik
zag ze in een vreselijke toestand. Geheel in vlammen, het gezicht pijnlijk
vertrokken. Dat duurde maar korte tijd en toen verdween ze. Huivering ging door
mijn ziel, want ik wist niet of ze leed in het vagevuur of in de hel. Ondanks
dat, verdubbelde ik mijn gebeden voor haar. Ze kwam de volgende nacht terug,
maar in een nog ergere toestand, ergere vlammen, de wanhoop op haar gezicht
getekend. Ik was zeer verwonderd haar, na de gebeden die ik voor haar had
opgedragen, in nog slechtere toestand te zien.
Ik vroeg: "Hebben mijn gebeden u niet geholpen?"
Zij antwoordde dat mijn gebed haar in niets geholpen had en
haar niet zouden helpen.
Ik vroeg: "En de gebeden die de hele gemeenschap voor u
opdroeg, brachten die ook geen hulp?" Zij antwoordde: "Geen enkele,
die kwamen andere zielen ten goede."
Ik antwoordde: "Als mijn gebeden u niet helpen, verzoek
ik u niet meer bij mij te komen."
Ze verdween onmiddellijk. Ondanks dat, hield ik niet op met
bidden. Na een zekere tijd kwam ze 's nachts opnieuw bij mij, maar in een heel
andere toestand. Ze was niet meer omgeven door vlammen zoals tevoren, haar
gezicht straalde, haar ogen glansden van vreugde en ze zei me dat ik een ware naastenliefde
had, dat mijn gebeden aan vele andere zielen ten goede gekomen waren, en ze
moedigde mij aan te volharden met mijn gebeden voor de zielen van het vagevuur.
Ze zei me dat ze niet lang meer in het vagevuur moest blijven. Gods oordelen
zijn toch verrassend.
59.1933. Eens
hoorde ik deze stem in mijn ziel: "Doe een noveen voor uw vaderland. Deze
noveen zal bestaan uit de Litanie van alle heiligen. Vraag daarvoor de
toestemming aan uw biechtvader." De volgende biecht bekwam ik de
toestemming en ik begon diezelfde avond die noveen.
60.Tegen het
einde van de litanie zag ik een grote klaarte en daarin God de Vader. Tussen
deze klaarte en de aarde, zag ik Jezus op het kruis genageld, zo geplaatst, dat
als God de aarde wou zien Hij door de wonden van Jezus moest kijken. Ik begreep
dat God omwille van Jezus de aarde zegent.
einde van het 1e. schrift 'dagboek van Zuster Faustina'
Voetnoten
[1] Zie hoger Historisch overzicht: De Beeltenis van Gods
Barmhartigheid.
Deze tekst kan gezongen worden: Zingt Jubilate nr 812:
Genadig Heer, die al mijn zwakheid kent.
[2] Met "hier" bedoelt Z.F. in de Beeltenis van
Gods Barmhartigheid.
[3] Tijdens haar verblijf te Wilno kreeg Z.F. van haar
biechtvader de opdracht haar innerlijke ervaringen neer te schrijven. Haar biechtvader,
E.H. Sopocko, verklaart: "Ik was toen professor aan het Groot Seminarie en
aan de Theologische Faculteit van de Sint-Stefaan-Batory-Universiteit in Wilno.
Ik had de tijd niet om naar haar langdurige mededelingen in de biechtstoel te
luisteren, daarom gelastte ik haar ze in een schrift te noteren en ze mij van
tijd tot tijd ter lezing voor te leggen. Zo ontstond het Dagboek..."
[Brief van E.H. Sopocko van 06.03.1972]. Die opdracht vermeldt Z.F. in Db 6 en
839. Naast deze opdracht van haar biechtvader vermeldt Z.F. meerdere malen in
haar Dagboek dat Jezus haar daartoe aanzette [Db 372, 459, 895, 965, 1142,
1457, 1567,1665, e.a.].
[4] Onder de uitdrukking "ijdelheden van het
leven" verstaat Z.F. het normale leven van de mensen in de wereld, die weinig
aandacht hebben voor innerlijke ingevingen van de genade, maar opgaan in
wereldse zaken en verstrooiingen.
[5] Deze dansavond had waarschijnlijk plaats te Lodz, dicht
bij de kerk van Sint-Stanislas Kostka. Z.F. was er met haar zuster en een
vriendin Lucyba Strzeleeka, later zuster Julita, Ursulin [Herinneringen,
Ursulinen, 1991].
[6] Deze priester was E.H. Jacobus Dabrowski, pastoor van de
parochie Sint-Jacobus van Warszawa.
[7] De vrome vrouw, Aldona Lipszycowa, woonde te Ostrowek.
Ze getuigde later dat haar man aan de pastoor van de Sint-Jacobusparochie
iemand vroeg om haar te helpen en dat hij Hélène Kowalska zond met de
mededeling dat hij het meisje niet kende maar hoopte dat ze ons voldoening zou
geven [A.S.F.souv.].
[8] De Congregatie van de MGDB. in Warsawa, Zytnia-straat
3/9, door Z.F. hier "onze Congregatie" genoemd.
[9] Moeder Michaëla Moraczewska [1873-1966] was toen overste
van het klooster van Warsawa. [10] Sacramentsdag viel 1925 op 18 juni.
[11] In het klooster was de kapel in een afzonderlijk gebouw
op enkele meters van het woonhuis. Met toelating van de Aartsbisschop was er op
de eerste verdieping van het woonhuis een kleine kapel waar het heilig
Sacrament bewaard werd en soms de heilige Mis werd gevierd. Men noemde dit
"de kleine kapel" of "de kleine Jezus"
.
[12] De gewone wekelijkse biechtvaders waren E.H. Pierre
Loeve [1898-1951] en E.H. Bronislas Kulesza [1885-1975], de buitengewone was
Pater Aloïs Bukowski S.J. [1873-1941].
[13] De novicemeesteres was zuster Margareta, Anna Gimbutt [1857-1942].
[14] De inkleding had plaats op 30 april 1926. Zuster
Clemence Buczek, hielp de kandidaten bij de kleding en schreef in haar
mémoires: "In mei 1926 moest ik Helena Kowalska aankleden. Toen ze het
kleed ontving voor het altaar zei ik haar: "Helena, u vlug
aankleden". Helena werd onpasselijk. Ik ging vlug eau de Cologne halen om
haar bij te brengen... Later plaagde ik haar dat ze de wereld zo zeer betreurd
had. Het is maar na haar dood dat ik vernam dat die onpasselijkheid geen
heimwee naar de wereld was, maar iets heel anders" [ASF].
[15] De novicenmeesteres was Zuster Marie-Joseph, Stephanie
Brzoza [1889-1939]. In 1934 werd ze algemene overste van de Congregatie.
[16] E.H. Theodoor Czaputa [1884-1945] was biechtvader in
het noviciaat. [17] In 1927 viel Goede Vrijdag op 15 april.
[18] Op 30 april 1928 legde Z.F. haar tijdelijke geloften
af.
[19] Een boetekleed was geweven uit grof paardehaar; alleen
met de toelating van de overste mocht men het dragen.
[20] Het gaat hier om de kapel van het klooster van Warszawa
in de Zytnia-straat, op enige afstand van het woonhuis, met de deur langs de
binnenkoer.
[21]"Leerlingen": de Congregatie leidde een huis
voor verwaarloosde, moeilijke meisjes, leerlingen of kinderen genoemd. Aan het
hoofd van elke klas stond een "klasmoeder."
[22] Voor ze naar Wilno kwam, had Z.F. tweemaal deze
biechtvader innerlijk gezien [zie verder Db 53 en 61].
[23] E.H. Michael Sopocko [1888-1975] was sedert 1934
professor van pastorale theologie aan de universiteit van Wilno en rector van
de Sint-Michielskerk te Wilno. Gedurende vele jaren was hij biechtvader van
verschillende mannelijke en vrouwelijke congregaties. Van 1933 tot 1942 was hij
gewone biechtvader in de congregatie van de M.G.D.B.
[24] De gewone biechtvaders waren de E.H. Kulesza en
Roslaniec [1889-1942]; de buitengewone Pater A. Bukowski, S.J.
[25] Z.F. had nog geen tuberculose die later haar organisme
zou ondermijnen. Ze was wel zeer verzwakt en vermoeid.
[26] Z.F. werkte in de keuken waar men voor 200 personen
moest bereiden.
[27] Daar de dokter geen organische ziekte had vastgesteld
dacht men dat Z.F. haar ziekte voorwendde om te kunnen bidden in plaats van te
werken.
[28] Zie Genesis 19.24: in feite werden verschillende
steden, vooral Warszawa, gedurende de tweede wereldoorlog door brandbommen
verwoest.
[29] Zoals in vele congregaties bestond de gewoonte om op
het einde van de retraite de geloften te hernieuwen; de tekst eindigde met de
woorden: "Mijn God, verleen mij de genade ze met meer getrouwheid te
onderhouden".
[30] Het nieuwe huis te Warszawa in de Hetmanska-straat 44
werd "Jozefinek" genoemd. Het stond onder de leiding van het generaal
klooster.
[31] Waren in die tijd biechtvader te Plock: de prelaat Mgr
Adolf Modzelewski [1862-1942],
Mgr Louis Wilkonski [1866-1940], penitentiaris van de
cathedraal en E.H. Waclaw Jezusek [geb. in 1896].
[32] Z.F. bedoelt hier het geestelijk kindschap zoals de H.
Theresia van het Kindje Jezus het beleefd heeft.
Vertaling: Pater Alfons J. Smet en Geertrui Schonken
Bijgewerkt tot en met 18 januari 2011
Uitreksel uit de Katechimus van de Katholieke Kerk, blz 63
Het mysterie van de allerheiligste Drieëenheid is het centrale mysterie van het christelijk geloof en het christelijk leven. Het is het mysterie van God in zichzelf. Het is dus de bron van alle geloofsmysteries, het licht dat hen verlicht. Het is de meest fundamentele en essentiële leer in de hiërarchie van de geloofswaarden. De gehele heilsgeschiedenis is dezelfde als de geschiedenis van de wegen waarlangs en van de wijze waarop de ware en enige God, Vader, Zoon en heilige Geest, zich aan de mensen openbaart en zich met de mensen, die zich door de zonde van Hem afgekeerd hadden, verzoent en verenigt.
Uittreksel uit het dagboek van Zuster Faustina:
30 Op een keer was ik aan het mediteren over de Heilige Drieëenheid, over het wezen van God. Ik wilde beslist doorgronden en weten wie God is . In een ogenblik werd mijn geest opgenomen in wat de volgende wereld leek te zijn. Ik zag een ontoegankelijk licht en in dit licht iets wat op drie lichtbronnen leek en wat ik niet kon begrijpen. Uit dat licht kwamen woorden in de vorm van bliksemstralen die hemel en aarde omcirkelden. Ik voelde me erg treurig omdat ik er niets van begreep. Plotseling kwam onze zeer geliefde Redder uit deze zee van ontoegankelijk licht. Hij was onuitsprekelijk schoon met Zijn lichtende wonden. Vanuit dit licht kwam een stem die zei: Wie God in Zijn wezen is, zal niemand ooit doorgronden, noch de geest van de engelen, noch die van de mensen. Jezus zei tegen mij: Leer God kennen door Hem in Zijn eigenschappen te beschouwen. Een ogenblik later maakte Hij met Zijn hand een kruisteken en verdween.
------ ------ ------
1307 Eeuwige Liefde, diepte van barmhartigheid, o drieënige Heiligheid die toch een God is en wiens schoot vol liefde voor allen is, als een goede Vader veracht U niemand. O liefde van God, levende fontein, stort Uzelf uit over ons, Uw onwaardige schepselen. Lat onze ellende de stromen van Uw liefde niet tegenhouden, want er is inderdaad geen grens aan Uw barmhartigheid.
------ ------ ------
1741 O god die gelukkig zijt in Uzelf en geen behoefte aan schepselen hebt om U gelukkig te maken, U bent uit Uzelf de volheid van liefde. Toch roept U uit Uw onpeilbare barmhartigheid schepselen tot het bestaan en verleent ze een aandeel in Uw eeuwig geluk en in Uw leven, dat inwendige goddelijkheid leven dat u leeft, een God in drie Personen. In Uw ondoorgrondelijke barmhartigheid hebt U de geesten van engelen geschapen en hen tot Uw liefde en tot Uw goddelijke vertrouwelijkheid toegelaten. U hebt ze tot eeuwige liefde in staat gesteld. O God, alhoewel U de glans van liefde en schoonheid zo edelmoedig aan hen verleend hebt, is Uw volheid niet in het minst afgenomen. O God, ook hebben hun liefde en schoonheid U niet volmaakt, omdat U alles in Uzelf bent. Als U hen hebt toegestaan om aan Uw geluk deel te nemen en om te bestaan en U lief te hebben, is dat alleen aan de afgrond van Uw barmhartigheid te danken. Dit is Uw ondoorgrondelijke goedheid waarvoor zij U eindeloos verheerlijken. (100) Zij vernederen zichzelf aan de voeten van Uw majesteit terwijl zij hun eeuwig loflied zingen: heilig, heilig, heilig .
Bron: Tweemandelijks Provinciaal kontaktblad van het Legieon Kleine Zielen Antwerpen 35ste jaargang /nummer 4 /jan-feb 2009
Cardinals Request Honor for Polish Apostle of Divine Mercy
By Anita S. Bourdin
KRAKOW, Poland, OCT. 4, 2011 (Zenit.org).- St. Faustina Kowalska may become the fourth woman doctor of the Church.
Cardinals and bishops gathered in Krakow-Lagiewniki for the 2nd World Congress of Divine Mercy have sent a letter to Benedict XVI requesting this recognition.
This news was published live last Sunday by Radio Esperance, which is transmitting the conference through its stations, through WorldSpace satellite and through the Internet.
Polish St. Faustina Kowalska (1905-1938) would join Spanish Carmelite Teresa of Avila, Italian Dominican Catherine of Siena, and French Carmelite Thérèse of Lisieux, the only three women recognized as doctors.
After praying the Angelus in St. Peter's Square last Sunday, Benedict XVI addressed a message to the close to 2,000 participants in the congress, making reference to its topic.
Dearly beloved, reinforce your trust in the Lord through common reflection and prayer so that you will take effectively to the world the joyful message that 'mercy is the source of hope,' he exhorted.
Following the message was the announcement of an Italian-language letter with signatories including some of the prelates present, among them Cardinals Stanisław Dziwisz, Franciszek Macharski, Stanisław Ryłko, Audrys Juozas Backis, Philippe Xavier Barbarin, Christoph Schönborn, and Joseph Zen.
These prelates thanked Pope Benedict XVI for the beatification of the Servant of Mercy John Paul II.
And they added a request: that he allow the opening of the cause to recognize St. Faustina as a doctor, to promote the message of Divine Mercy worldwide.
Cardinal Dziwisz announced that participants in the congress would be invited to sign the petition in favor of the recognition.
Just last August, Benedict XVI bestowed the honor of doctor of the Church on St. John of Avila, who will become the Church's 34th doctor.
St. John of Avila -- not to be confused with St. John of the Cross, who was St. Teresa of Avila's partner in reforming the Carmelites -- is known as the Apostle of Andalusia. He is the patron of Spanish diocesan clergy.
In 1935, sprak Jezus de Heer, tegen Zuster Faustina Kowalska, Polen; (blz.10)
De twee stralen uit Mijn Hart,betekenen het Bloed en het Water.
De witte straal betekent het Water dat de zielen zuivert, de rode straal betekent het Bloed dat het leven is van de zielen.
Spoor alle zielen aan tot vertrouwen in de ondoorgrondelijke afgrond van Mijn Barmhartigheid!
Hoe groter de ellende is van een ziel, hoe groter haar recht is op Mijn Barmhartigheid (III50)
Geen enkele ziel zal gerechtvaardigd worden, zolang ze zich niet met vertrouwen wendt tot Mijn Barmhartigheid
Gij moet een volledig vertrouwen hebben in Mijn Goedheid, en Ik zal u alles geven wat gij nodig hebt.
Ik maak Mij afhankelijk van uw vertrouwen.
Hoe groter het vertrouwen is van een ziel, hoe meer zij verkrijgt.
De zielen met een onbegrensd vertrouwen, zijn Mij een grote vreugde, want in hen stort Ik de volle schat van Mijn genaden.
Maak een schilderij van de voorstelling zoals jij Mij ziet,
met het onderschrift Jezus , ik vertrouw op U!
Ik beloof dat de ziel die deze afbeelding vereert, niet verloren zal gaan.
Ik beloof ook de overwinning op haar vijanden reeds hier op aarde,
maar vooral in het uur van haar dood.
Ik zelf zal haar verdedigen als mijn eigen eer. (I 138)
Ik wens dat Mijn Barmhartigheid feestelijk gevierd wordt op de 1e zondag na Pasen.
Op deze dag worden de uiterste diepten van Mijn Barmhartigheid geopend als toevlucht voor allen. Elkeen, die Gebiecht heeft en deze dag de Heilige Communie ontvangt, beloof Ik niet alleen de vergeving van zonden, maar ook de straffen, die zij daardoor verdient hebben. Ik verlang ook dat de gehele wereld deze genaden, zal kennen.
JEZUS zei spreek de wereld over Mijn Barmhartigheid. Verspreid deze Mijn Afbeelding, en de gebeden. Zij is een teken voor de laatste tijden.
Vlucht naar de poort van Barmhartigheid.
Daarna komt de dag van de Gerechtigheid.(II 229)
deze Barmhartigheid is zo groot dat geen enkel verstand, of het van een mens of van een engel is, in alle eeuwigheid in staat zal zijn om haar te doorgronden ..
Ik verlang dat op de eerste zondag na Pasen (Beloken Pasen), het Feest van Barmhartigheid wordt gevierd. Vraag aan Mijn trouwe dienaar, om op deze dag Mijn grote Barmhartigheid voor de hele wereld af te kondigen
( I 130)
Paus Johannes Paulus II verkondigde op 30 April 2000; De tweede zondag in de Paastijd zal vanaf heden in de hele Kerk Barmhartigheidszondag heten. (zie blz.9)
Ik schenk de mensen een middel waardoor zij de genade kunnen komen putten aan de Bron van Barmhartigheid. Dit middel is deze afbeelding met het onderschrift;
JEZUS, IK VERTROUW OP U! (I. 138)
Jezus leerde Zr. Faustina een bijzondere Rozenkrans en beloofde haar;
wanneer deze Rozenkrans bij een stervende zal gebeden worden,
Ikzelf Mij zal plaatsen tussen de Vader en de ziel van de stervende, niet als Rechter, maar als Bamhartige Verlosser(V.125)
Nodig de zielen uit dit Kroontje(Rozenkrans) te bidden .
Wanneer de verstokte zondaars dit Kroontje opzeggen zullen zij de ziele-vrede hervinden en het uur van hun dood zal zoet zijn .
Bidt deze Rozenkrans- Kroontje- als volgt;
Onze Vader ..Wees gegroet ..Ik geloof in God (geloofsbelijdenis)
Op de grote kralen; Eeuwige Vader, ik offer U op het Lichaam en Bloed,
De Ziel en de Godheid van uw Welbeminde Zoon, Onze Heer Jezus Christus, tot vergeving van onze zonden, en die van de hele wereld
Op de telkens 10 tussenliggende kleine kralen-;
Omwille van Zijn smartelijk Lijden, wees barmhartig voor ons en voor de hele wereld
door middel van deze Rozenkrans kunt ge alles verkrijgen als, wat ge Mij vraagt, overeenstemt met Mijn Wil (VI 93)
door middel van deze afbeelding zal Ik veel genade geven aan de zielen: men moet hen echter herinneren aan de vereiste voorwaarden van Mijn Barmhartigheid want het geloof, al is het krachtig, zal niet baten zonder de werken (II 162-163)
Niet de schoonheid van kleuren of in de penseelstreek bestaat de grootheid van deze afbeelding, maar in Mijn Genade (I 134)
Dit Feest is ontsproten uit het diepste van Mijn Hart die dag moeten de Priesters tot de zielen spreken over Mijn onpeilbare Barmhartigheid en Mijn Afbeelding zal ter verering voor de gelovigen plechtig uitgesteld worden in de Kerk.
Ik verlang dat zij een toevlucht zal zijn voor al de zielen, vooral voor de arme zondaars.
Op deze dag zullen de sluizen van Mijn Barmhartigheid openstaan. Ik zal een oceaan van genaden uitstorten over de zielen die tot de Bron van Mijn Barmhartigheid naderen.
Niemand mag bevreesd zijn voor Mijn, ook al zijn zn zonden rood als scharlaken.
Wie deze dag nadert tot de Bron van Leven het Sacrament van de Biecht en de Heilige Communie zal volledig vergiffenis ontvangen van zonden én van de straffen die hieraan verbonden zijn!
De grootheid van deze beloften moet ons niet verwonderen. Dit gebed is uiterst sober en belangrijk. Het bevat weinig woorden, zoals Jezus dat wil in Zijn Evangelie. Het verwijst naar de Persoon van de Verlosser en naar de verlossing die door Hem gebracht werd. Hieruit blijkt klaar de doeltreffendheid . Schrijft Paulus niet; God heeft zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd.
Zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken?(rom.8;32)
Dit Feest van Barmhartigheid, zal voorbereid worden door een Noveen, die op Goede
Vrijdag begint, en eindigt op de Vigilie (vooravond) van de eerste zondag na Pasen,
Barmhartigheids- zondag.(Beloken Pasen)
De intentie van deze Noveen is; de bekering van de wereld, opdat iedere ziel de Barmhartigheid van de Heer zal kennen en Zijn oneindige Goedheid zal verheerlijken!
Jezus tot Zr.Faustina; Ik verlang dat gij tijdens deze negen dagen al de zielen naar de Bron van Mijn Barmhartigheid brengt, zodat zij daarin kracht en troost zullen vinden en alle genaden ontvangen om de moeilijkheden van het leven, vooral in het uur van de dood, aan te kunnen. Elke dag zult gij een andere groep zielen naar Mijn Hart brengen en hen onderdompelen in de oceaan van Mijn Barmhartigheid.
Aflaten verbonden aan de godsdienstige oefeningen ter ere van de Goddelijke Barmhartigheid
Aflaten verbonden aan de godsdienstige oefeningen ter ere van de Goddelijke Barmhartigheid
Uw barmhartigheid, o God, kent geen grenzen en de schat van uw goedheid is oneindig.. (Gebed na het Te Deum) en 0 God, die uw almacht in het bijzonder openbaart door uw barmhartigheid en vergevingsgezindheid... (Gebed van de XXVIste Zondag door het jaar), zingt nederig en getrouw onze Heilige Moeder de Kerk. Inderdaad: de oneindige welwillendheid van God, hetzij ten opzichte van de hele mensheid, hetzij ten opzichte van elke mens afzonderlijk, schittert op een bijzondere wijze wanneer diezelfde almachtige God de zonden en morele fouten vergeeft en wanneer de schuldigen opnieuw vaderlijk worden genoemd in zijn vriendschap, die ze terecht hadden verloren. De gelovigen, wier ziel een diepe genegenheid mag ervaren, worden er om deze redenen toe opgeroepen de mysteries van de goddelijke vergeving te herdenken en ze voluit te vieren. Zij begrijpen duidelijk de grote nood, of liever de plicht om, als Godsvolk, de Goddelijke Barmhartigheid te loven met bijzondere gebedsformules en om tezelfdertijd, nadat ze met een dankbare ziel de gevraagde oefeningen hebben volbracht en aan de gestelde voorwaarden voldaan, de geestelijke voordelen te bekomen die voortvloeien uit de Schatkamer van de Kerk. Het Paasmysterie is het hoogtepunt van deze openbaring en van de toepassing van de barmhartigheid, die in staat is de mens te rechtvaardigen, gerechtigheid te herstellen als uiting van de heilsorde die God van bij de aanvang in de mens had gewild en, via de mens, in de hele wereld. 1 In werkelijkheid kan de Goddelijke Barmhartigheid zelfs de zwaarste zonden vergeven, maar daartoe nodigt ze de gelovigen uit tot het voelen van een bovennatuurlijke, dus niet enkel zuiver psychologische pijn over hun eigen zonden, zodat ze, steeds met de hulp van de goddelijke genade, het sterke voornemen maken om niet meer te zondigen. Deze zielsgesteltenis laat inderdaad het vergeven van doodzonden mogelijk wanneer de gelovige op vruchtbare wijze het Boetesacrament ontvangt of berouw over zijn zonden toont door een akte van volmaakte liefde met de intentie om zo vlug mogelijk het Boetesacrament te ontvangen. Inderdaad: de parabel van de verloren zoon leert dat de zondaar zijn spijt aan God moet belijden met de woorden: Vader, ik heb misdaan tegen de Hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten (Lc. 15, 18-19), terwijl hij aanvoelt dat dit het werk van God is: (Hij) was dood en is levend geworden; hij was verloren en is teruggevonden (Lc. 15, 32) Het is daarom dat onze Opperherder Paus Johannes Paulus II met een vooruitziende pastorale gevoeligheid en met de bedoeling om de voorschriften en leerstellingen van het christelijk geloof diep in de harten van de gelovigen te planten en, gedreven door de tedere eerbied voor de Vader van de Barmhartigheid, heeft gewild dat de Tweede Zondag van Pasen zou zijn gewijd aan de herdenking, met bijzondere aandacht voor deze gaven van genade en Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid zou worden genoemd. 2 Het Evangelie van de Eerste Zondag na Pasen verhaalt wonderbare dingen die door Christus werden gedaan op de dag zelf van de Verrijzenis, tijdens zijn eerste verschijning in het openbaar: in de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats van de leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: Vrede zij u. Na dit gezegd te hebben toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: Vrede zij u. Zoals de Vader mij gezonden heeft zo zend ik u. Na deze woorden blies Hij over hen en zei: Ontvangt de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven. (Joh. 20, 19-23) Opdat de gelovigen die viering met een intense godsvrucht zouden beleven, heeft de Opperherder zelf beslist dat die zou worden verrijkt met een volle aflaat, zoals hierna zal worden omschreven, opdat de gelovigen nog voller de gave van de troost van de Heilige Geest zouden kunnen ontvangen en aldus voedsel geven aan hun groeiende liefde voor God en hun naaste, en opdat deze laatsten, na vergeving van God te hebben bekomen, op hun beurt de drang zouden voelen om hun broeders dadelijk vergeving te schenken. Aldus zullen de gelovigen op nog volmaakter wijze de Geest van het Evangelie volgen, door in hun binnenste de vernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie te aanvaarden en zich het woord van de Heer herinneren: Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart (Joh. 13, 35), zullen de christenen geen vuriger wens hebben dan dienst te bewijzen. aan de mensen van hun tijd... Want het is de wil van de Vader dat wij in elke mens Christus, onze broeder herkennen en dat we iedereen beminnen, in woord en daad. 3 Tijdens de audiëntie van 13 juni 2002 voor de verantwoordelijken van de Apostolische Penitentiarie, hierna genoemd, heeft de Opperherder, bezield door het vurige verlangen om deze gevoelens van Godsvrucht tegenover de Goddelijke Barmhartigheid zoveel mogelijk te bevorderen bij het Christenvolk en omwille van de zeer rijke spirituele vruchten die men ervan mag verwachten, aflaten willen toekennen volgens de hiernavolgende voorschriften:
Een Volle Aflaat wordt verleend, volgens de gewone voorwaarden (Sacramentele Biecht, Eucharistische Communie en gebed voor de intenties van de Opperherder) aan de gelovige die op de Tweede Zondag van Pasen, dat wil zeggen de zondag van de Goddelijke Barmhartigheid, in elke kerk of kapel, met een ziel die vrij is van zonden, zelfs dagelijkse zonden, deelneemt aan de godvruchtige praktijken ter ere van de Goddelijke Barmhartigheid, of die tenminste, in aanwezigheid van het Allerheiligste Sacrament van de Eucharistie, openbaar uitgestald of in het tabernakel aanwezig, het Onze Vader en het Credo uitspreekt, en daar een godvruchtige aanroeping tot de Barmhartige Heer Jezus aan toevoegt (bijvoorbeeld Barmhartige Jezus, ik heb vertrouwen in U).
Een Gedeeltelijke Aflaat wordt verleend aan de gelovige die met een berouwvol hart tot de Barmhartige Heer Jezus één van de godvruchtige aanroepingen richt die wettelijk werden bekrachtigd. Bovendien wordt op de zondag van de Goddelijke Barmhartigheid een Volle Aflaat verleend aan personen die op zee werken en hun plicht doen op haar oneindige uitgestrektheid; aan onze ontelbare broeders die van hun vaderland zijn verwijderd door de rampen van de oorlog, politieke gebeurtenissen, onherbergzaamheid van de streek, of andere dergelijke oorzaken; aan de zieken en de personen die hen bijstaan, en allen die voor de goede zaak hun huis niet kunnen verlaten of die ten voordele van de maatschappij een taak uitoefenen die niet kan worden uitgesteld, als ze elke vorm van zonde weigeren, zoals hoger omschreven, en met de intentie om zo snel als ze dat kunnen de drie gewone voorwaarden te vervullen, en als ze tegenover een godvruchtige beeltenis van onze Barmhartige Heer Jezus het Onze Vader en het Credo uitspreken en er een godvruchtige aan roeping tot de Barmhartige Heer Jezus aan toevoegen (bijvoorbeeld Barmhartige Jezus, ik heb vertrouwen in U).
Als ook dat niet zou kunnen gebeuren zal het mogelijk zijn om op diezelfde zondag een Volle Aflaat te verdienen voor al wie zich in de geest verenigt met hen die op de gewone wijze de oefeningen doen die nodig zijn voor het bekomen van de aflaat, en die tot de Barmhartige God een gebed richten en tezelfdertijd het lijden van hun ziekte en de moeilijkheden van hun leven opofferen, waarbij ook zij de intentie moeten hebben om zo spoedig mogelijk de drie voorgeschreven voorwaarden voor het bekomen van een volle aflaat te vervullen.
De priesters die hun pastorale dienst uitoefenen, in het bijzonder de pastoors, moeten hun gelovigen op een passende wijze op de hoogte brengen van dit heilzame besluit van de Kerk, zij moeten met een beschikbare en grootmoedige ziel hun biecht horen en op de zondag van de Goddelijke barmhartigheid moeten zij, na de viering van de Mis of de Vespers, met de eerbied die daartoe is vereist, het opzeggen van de bovengenoemde gebeden leiden; met name Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden (Mt 5, 7); bij het uitoefenen van hun geloofsonderricht moeten zij de gelovigen met zachtheid aansporen om zo vaak mogelijk goede werken of werken van barmhartigheid te verrichten, daarbij het voorbeeld en het mandaat van Jezus Christus volgend, zoals het staat aangeduid in de tweede generale concessie van het Enchiridion Indulgentiarum. (Handboek der aflaten)
Vandaag vieren we Beloken Pasen. Alhoewel, sedert 30 april van het jaar 2000 vroeg de toenmalige paus Johannes Paulus de 2de,om de zondag volgend op Pasen te vieren als Barmhartigheidszondag. Dit deed hij om gehoor te geven aan de wens van Zuster Faustina van Polen, die hij heilig verklaard heeft, eveneens in het jaar 2000. Jezus vroeg haar uitdrukkelijk dat men de Barmhartigheidszondag zou instellen en dat de priesters zouden verkondigen hoe groot Zijn Barmhartigheid is. Daarbij vroeg Jezus aan zuster Faustina om een beeltenis van Hem te schilderen waarop Hij afgebeeld wordt met 2 bundels lichtstralen die uit Zijn Hart komen: wit en rood. Rood kan men zien als Zijn Bloed dat Hij uit liefde voor ons vergoten heeft op het Kruis, en wit als verwijzing naar het doopsel, de vergeving van de zonden. Zijn rechterhand houdt Hij alsof Hij de absolutie aan het geven is, zoals de priester doet om de zonden te vergeven tijdens de biecht. Onderaan wilde Jezus de woorden: Jezus, ik vertrouw op U. Verder zegt de Heer: Vanuit deze beeltenis wil Ik met eenzelfde liefde neerzien als weleer vanop het Kruis.
U kunt een afbeelding zien hier vooraan het altaar
Zo is God barmhartig, niet alleen omdat Hij met ons meevoelt en ons vergeeft, maar ook omdat Hij dat doet vanuit zijn trouw aan ons. In haar dagboek van zuster Faustina staat: De barmhartigheid is de grootste van alle goddelijke eigenschappen. Vandaar dat Christus ons oproept om eveneens barmhartig te zijn zoals onze Vader barmhartig is.[1]
Hét grote voorbeeld van de verkondiging van Gods liefde is: Paus Johannes Paulus de 2de die morgen/vandaag wordt zalig verklaard. Over gans de wereld is hij getrokken om de mensen terug tot God te brengen, om Zijn liefde en goedheid te verkondigen. Was hij de vervulling van de profetie van Jezus tot zuster Faustina waar Hij voorspelde dat vanuit Polen een licht over gans de wereld zou uitgaan om God te verkondigen?[2]
Aan iedereen verkondigde de paus de Blijde Boodschap. Hij had ontmoetingen met kinderen, jongeren, volwassenen, ouderen, geestelijken, sportlui, kunstenaars, politici, gevangenen, arbeiders, moslims, joden, kortom: niemand sloot hij uit! Het was de onuitputtelijk liefde die Johannes Paulus uit zijn vaderhart aan iedereen zonder onderscheid heeft geschonken. Een liefde die van God komt en tot God leidt! We weten dat hij voortdurend op reis was. Het waren echter geen plezierreisjes, neen: heel uitputtend! Ooit zei één van zijn medereizigers op een avond: Heilige vader, wat bent u vermoeid! Waarop de paus hem aankeek en op vaderlijke toon uitlegde: Als ik op dit uur van de dag niet vermoeid zou zijn, zou dat betekenen dat ik mijn plichten niet zou hebben vervuld! Hij ging werkelijk tot het uiterste!
We herinneren hem nog als een atletische sterke man, die overal onverkort het ware en zuivere geloof verkondigde, en geen leeg humanisme. Hoe hij alles deed wat mogelijk was om volkeren met elkaar te verzoenen, hoe door zijn toedoen de Berlijnse muur gevallen is Ook prijzenswaardig waren zijn ontmoetingen met miljoenen jongeren tijdens de wereldjongerendagen, door hemzelf ingericht We kennen ook nog zijn vreugde, humor, genegenheid en luisterbereidheid. En vooral: zijn langdurig, intens gebed!
Tevens herinneren we zijn laatste jaren, hoe hij leed onder zijn ziekte. Deze ziekte heeft hij in solidariteit met alle lijdenden vol overgave gedragen. Hij heeft waarlijk, als plaatsvervanger van Christus op aarde, zijn kruis tot op het laatste doorstaan. Niets en niemand weerhield hem om te rusten of om zich terug te trekken. Dit deed hij in navolging van Christus. Ook toen nodigden de omstaanders Jezus uit om van het Kruis te komen! Op Goede Vrijdag, zijn stervensjaar, liet de paus volgende woorden voorlezen: De aanbidding van het Kruis nodigt ons uit een verplichting op ons te nemen waaraan we ons niet kunnen onttrekken, namelijk de zending waarover de heilige apostel Paulus spreekt als hij zegt: In mijn lichaam mag ik aanvullen wat er nog aan Christus lijden ontbreekt, ten behoeve van Zijn lichaam, de Kerk.[3] Ook ik offer mijn lijden op, want het is het kruis dat ons redt.
Door de aanslag te Rome op 13 mei (verwijst naar de 1ste verschijningsdag van Maria te Fatima) kreeg Johannes Paulus een nog dieper inzicht in de waarde van het offer en de boodschap van Fatima. Toen vroeg Maria aan de ziensters om vele offers te brengen voor de bekering van de zondaars, opdat ze Gods barmhartigheid zouden kunnen genieten, in plaats van Zijn gerechtigheid. Als bisschop had hij als spreuk aangenomen: Totus Tuus, wat betekent: volledig de Uwe. In totale overgave aan de Moeder Gods heeft hij zijn zending volbracht. Is het toevallig dat hij stierf net op een 1ste zaterdag van de maand? In Fatima vroeg Maria om op de 1ste zaterdagen van de maand speciaal eerherstel te brengen aan haar onbevlekte Hart.
Dezelfde avond, 2 april 2005, was het de vooravond van de Barmhartigheidszondag, wat toch ook geen toeval kan zijn. Maria en Jezus, aan wie hij zich had overgegeven, hebben hem dus nooit in de steek gelaten! Herinneren we ons eveneens de ontelbare jongeren die buiten waakten en bij het zien daarvan de paus ontroerd de woorden zei: In het verleden ben ik naar jullie gekomen, nu zijn jullie naar mij toegekomen.
Met een van zijn laatste woorden gaf de heilige Vader ons een blik in zijn innerlijk, als hij ons uitnodigde met hem te bidden: Heer, wij geloven in U en willen U vandaag vol vertrouwen steeds weer zeggen: Jezus, ik vertrouw op U, wees barmhartig voor ons en voor de hele wereld. Amen.
[1] Luc 6, 36: Weest barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is.
[2] Vanuit Polen zal een vuurvonk oplichten, die de wereld op Mijn laatste komst zal voorbereiden.
[3] Kol 1, 24: Op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de kerk.
Goddelijke Barmhartigheid, bron, voortkomend uit het mysterie van de allerheiligste Drie-eenheid,....
Goddelijke Barmhartigheid, ondoorgrondelijk voor elk verstand, zowel van mensen als van engelen,....
Goddelijke Barmhartigheid, uit wie elk leven en elk geluk voortkomt,....
Goddelijke Barmhartigheid, heerlijker dan de hemelen,....
Goddelijke Barmhartigheid, bron van mirakelen en wonderen,....
Goddelijke Barmhartigheid, het heelal omvattend,....
Goddelijke Barmhartigheid, neergedaald op aarde in de persoon van het Vleesgeworden Woord,....
Goddelijke Barmhartigheid, die stroomt uit de open wonde van het H.Hart van Jezus, ....
Goddelijke Barmhartigheid, voor ons geborgen in het Hart van Jezus, bijzonder voor de zondaars,....
Goddelijke Barmhartigheid, onpeilbaar bij de instelling van het Heilig Sacrament,....
Goddelijke Barmhartigheid, bij het stichten van de Heilige Kerk, ....
Goddelijke Barmhartigheid, in het sacrament van het Heilig Doopsel,...
Goddelijke Barmhartigheid, in onze rechtvaardiging door Jezus Christus, ....
Goddelijke Barmhartigheid,ons vergezellend heel ons leven lang, ....
Goddelijke Barmhartigheid, ons omhelsend, speciaal in het uur van onze dood, ....
Goddelijke Barmhartigheid, ons onsterfelijk leven schenkend,...
Goddelijke Barmhartigheid, ons begeleidend op elk ogenblik van ons leven, ....
Goddelijke Barmhartigheid, ons behoedend voor het vuur van de hel, ....
Goddelijke Barmhartigheid, in de bekering van hardnekkige zondaars,....
Goddelijke Barmhartigheid, verwondering wekkens bij de engelen en onbegrijpelijk voor de heiligen,....
Goddelijke Barmhartigheid, ondoorgrondelijk in alle mysteries van God, ....
Goddelijke Barmhartigheid, ons uitillend boven alle ellende,....
Goddelijke Barmhartigheid, bron van onze vreugde en geluk,. ...
Goddelijke Barmhartigheid, ons uit het niet roepend tot het bestaan,....
Goddelijke Barmhartigheid, al de werken van Zijjn handen koesterend, ....
Goddelijke Barmhartigheid, bekroning van al Gods werken, ....
Goddelijke Barmhartigheid, in wie wij allen zijn ondergedompeld, ....
Goddelijke Barmhartigheid, zoet troost voor angstige harten, ....
Goddelijke Barmhartigheid, enige hoop voor wanhopige zielen, .....
Goddelijke Barmhartigheid, rust voor de harten en vrede te midden van angst, ....
Goddelijke Barmhartigheid, verrukking en extase van de heiligen, ....
Goddelijke Barmhartigheid, hoop gevend tegen alle hoop in, .....
Eeuwige God, wiens barmhartigheid oneindig is en in wie de schat van medelijden onuitputtelijk is, zie goedgunstig op ons neer en vermeerder uw barmhartigheid tegenover ons, opdat wij in moeilijke ogenblikken niet wanhopig zouden worden en de moed verliezen, maar ons met groot vertrouwen wenden tot Uw barmhartigheid. Amen.
Hartelijke wensen voor een genadevol Paasfeest en moge Gods barmhartigheid u ten diepste vervullen.
Uit het dagboek van de H Zuster Faustina als secretaresse van de Goddelijke Barmhartigheid:
1074 Toen ik naar de aanbidding ging, hoorde ik deze woorden: Mijn geliefde dochter, schrijf deze woorden op: vandaag heeft Mijn hart in dit klooster gerust ( het huis in Krakau). Vertel de wereld over Mijn barmhartigheid en Mijn liefde.
De vlammen van de barmhartigheid verteren Mij. Ik wil ze over de mensenzielen uitstorten. O, wat veroorzaakt men Mij een pijn als men die niet wil accepteren!
Mijn dochter, doe wat in je macht ligt om de devotie tot Mijn barmhartigheid te verspreiden. Ik zal aanvullen wat je ontbreekt.
Vertel de lijdende mensheid dat ze dicht bij Mijn barmhartig hart moet schuilen. Ik zal hen met vrede vervullen.
Vertel ( alle mensen) Mijn dochter, dat Ik de liefde en de barmhartigheid zelf ben. Als een ziel mij met vertrouwen nadert, vul Ik haar met zon overvloed aan genaden dat zij die niet in zichzelf besloten kan houden, maar die uitstraalt naar andere mensen.
1784 Vandaag zie de Heer in de loop van een lang gesprek met mij:
Hoezeer wens ik de redding van zielen! Mijn dierbaarste secretaresse, schrijf dat Ik Mijn goddelijk leven in de zielen van mensen wil uitgieten en ze heiligen als ze Mijn genade slechts zouden willen aannemen. De grootste zondaren zouden grote heiligheid bereiken als zij slechts op Mijn barmhartigheid zouden vertrouwen. De inwendige diepten van Mijn Wezen zijn tot overvloeiens gevuld met barmhartigheid en die wordt uitgestort op alles wat ik geschapen heb. Het is Mijn genoegen om in een menselijke ziel te werken en om ze met Mijn barmhartigheid te vervullen (133) en te rechtvaardigen.
Mijn koninkrijk op aarde is Mijn leven in de menselijke ziel. Schrijf, Mijn secretaresse, dat Ikzelf de geestelijke leidsman van de zielen ben. Ik leid ze indirect door de priester en breng een ieder over een weg die alleen aan Mij bekend is tot heiligheid.
Zuster Maria Faustina Kowalska is geboren op 25 augustus 1905 in het Poolse dorpje Glocowice, als derde van uiteindelijk tien kinderen. Ze ontving de doopnaam: "Helena". Haar ouders zijn Stanislaus en Marianne Kowalska. Ze zijn arm, maar gelukkig.
Als klein meisje valt Helena al op door haar eenvoudige liefde tot de Heer en haar bekommernis om de armen. Als ze 3 jaar oud is, gaat ze al naar school. Op haar zevende wist Heleen al waar ze voor bestemd was.
Haar vrije tijd verdoet ze liever bij het Heilig Sacrament dan bij speelkameraadjes. Ze biecht wekelijks, vast streng. Haar ouders worden kwaad wanneer ze spreekt over de vreemde lichtverschijnselen die haar omringen. Verzinsels, inbeeldingen.
Ze proberen haar af te houden van de nachtelijke gebedswaken waarmee ze voortdurend zichzelf "tergt". Ze zien de vreemde schittering niet in Heleens slaapkamer en die ervoor zorgt dat ze wakker blijft.
In dit gezin is de hulp van Helena hard nodig. In 1921 ging zij op zestienjarige leeftijd als dienstbode werken om haar ouders financieel bij te staan. Toen zij 18 jaar oud was wilde ze naar het klooster, maar haar ouders hadden weinig geld en daardoor kon ze slechts met grote moeite haar uitzet bijeenkrijgen.
Op 1 augustus 1925 werd Helena Kowalska kloosterlinge in de Congregatie van O.L. Vrouw van Barmhartigheid, ook Magdalenazusters genoemd. Deze orde werd in 1862 in Polen gesticht door Teresa Potocka. Zij zetten zich in voor de opvoeding van arme meisjes die gevaar lopen op straat terecht te komen. In 1928 legde zij de tijdelijke gelofte af en vijf jaar later, in 1933, de eeuwige gelofte. Ze ontving de kloosternaam Zuster Maria Faustina, waaraan later wordt toegevoegd: "van het heilig Sacrament". De naam Faustina betekent begunstigde.
In verschillende kloosters vervulde zij de taken van keukenhulp, hovenierster en portierster. Uiterlijk onderscheidde zij zich in niets van haar medezusters, behalve door een intens religieus leven, dat op velen een diepe indruk maakte. Op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis verscheen haar de H. Maagd, die haar mededeelde dat zij op verlangen van God op een geheel andere wijze haar Moeder zou zijn en leerde haar de weg naar volmaaktheid.
Zij muntte vooral uit in de nederigheid, want Maria had haar gezegd: "Nederigheid, nederigheid en nogmaals nederigheid."
Dikwijls genoot zij het gezelschap van engelen en verscheen haar het Goddelijk Kind. Zij doorleefde het lijden van Christus alsof zij er zelf bij tegenwoordig was en ontving verheven openbaringen omtrent het geheim der Drie-eenheid. Ze bad veel voor de zielen in het vagevuur, vaak stond God de zielen toe haar hulp en verlichting te vragen en later haar bevrijding aan te kondigen.
Nog meer ging haar echter het lot der stervenden ter harte. "Vandaag", schrijft ze, "zag ik Jezus in doodstrijd en Hij fluisterde mij toe: Mijn dochter, help Mij de zielen van de zondaars te winnen. Ik begreep hoe ik hen redden moest en bereidde mij voor op groter smarten. Mijn lijden nam toe en ik gevoelde de wonden in mijn handen en voeten en zijde. Ik voelde de haat van de zielevijand, maar hij kon mij geen kwaad berokkenen." "Dikwijls", schrijft ze, "had ik contact met de stervenden, soms met hen die op verre afstand waren en door het gebed ontving ik voor hen de genade van het geloof in Gods Barmhartigheid.
De eerste verschijning, die zuster Faustina van Jezus mocht ontvangen, was te Plock (Polen) op 22 februari 1931.
Zij verhaalt als volgt:" Toen ik s avonds in mijn cel was, aanschouwde ik Jezus, gekleed in een wit gewaad. De rechterhand had Hij opgeheven om de Zegen te geven, met de andere raakte Hij zijn kleed aan ter hoogte van Zijn Hart. Uit het kleed, dat bij het Hart een weinig was geopend, schitterden twee stralenbundels: de ene was rood, de andere wit. Stil schouwde ik op naar de Heer. Mijn ziel was beangst, doch tevens opgetogen van vreugde. Na enkele ogenblikken zei de Verlosser mij:" Vervaardig een beeld van Mij, gelijk gij Mij nu aanschouwt met het onderschrift:...
Jezus, ik vertrouw op U!
Ik wil dat dit beeld vereerd wordt, eerst in uw kapel en daarna in geheel de wereld." Haar opdracht wordt het de barmhartigheid van Jezus over de gehele wereld te verbreiden. Alle priesters moeten verkondigen hoe groot de barmhartigheid van Jezus is. Ook vraagt Jezus de bekering van de zondaars, zonder vrees mogen zij tot Hem komen. Deze zending van de eenvoudige zuster Maria Faustina begon in 1931 en is nu wereldwijd van grote betekenis. De tweede zondag na Pasen wordt de dag van de Goddelijke Barmhartigheid en in de gehele Kerk gevierd.
Op 27 mei 1933 vertrekt zuster Faustina naar Wilno (Vilnius).
Daar onmoet ze de eerwaarde Sopocko die haar geestelijk leidsman wordt. Na heel wat aarzelingen besluit deze de beeltenis van de barmhartige Jezus te laten schilderen, maar hij wil weten wat de betekenis is van de witte en rode lichtbundels die uit het Hart van de Heer stralen. Zuster Faustina ondervraagt de goddelijke Meester en deze antwoordt: "Zij betekenen water en bloed. Het water dat de zielen rechtvaardigt, het bloed dat leven van de ziel is.
Zij vloeien uit mijn op het kruis doorboorde Hart. Deze stralen beschutten de ziel tegen de toorn van mijn Vader", dat wil zeggen tegen de terecht verdiende straffen voor onze tekortkomingen. Op de zondag van Quasimodo (Paasoctaaf) in 1935 wordt het icoon in het openbaar tentoongesteld in het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Ostra Brama en terstond manifesteert de goddelijke Barmhartigheid zich door middel van talloze genaden van buitengewone bekeringen.
Op vrijdag 8 december 1937 voelde Zuster Faustina sterk de nabijheid van God gedurende de H. Mis. Na de H. Communie zag zij met een groot vertrouwen tot Hem op en vroeg Hem: "Jezus, ik smeek U om uw oneindige Barmhartigheid, laat alle zielen die vandaag zullen sterven voor het vuur van de hel gespaard blijven, zelfs al waren zij de grootste zondaars. Het is vandaag vrijdag, de dag van uw bitter lijden op het kruis. Omdat uw Barmhartigheid oneindig is, zullen de engelen zich er niet over verbazen." En de goddelijke Meester drukte haar inniger aan zijn Goddelijk Hart en zei: "Beminde dochter, gij begrijpt goed de afgrond van mijn Barmhartigheid. Weet, dat wat gij vraagt een grote gunst is, maar Ik zal doen wat gij vraagt." In opdracht van haar geestelijke leider schreef zij een dagboek in zes delen.
In februari 1938, enige maanden voor haar dood, kreeg Maria Faustina een verschijning van de Heilige Maagd Maria. Zij verscheen haar in een groot licht, gekleed in het wit en omgord met een gouden ceintuur. Op Haar sluier droeg zij een gouden kroon. Op Haar arm droeg Zij het Kind Jezus. De Heilige Maagd keek haar aan en zei:
"Ik ben de Moeder van het Priesterschap"
Daarna legde Zij Haar Kind op de grond neer, hief Haar rechterarm ten hemel op, keerde zich naar Maria Faustina toe en zei:
"Mijn God, zegen Polen, zegen de Priesters"
Zij keerde zich daarna tot de kloosterzuster en zei:
"Zeg tegen de priesters, wat je zojuist hebt gezien"
Tot aan het eind van haar leven heeft zuster Faustina werken van Barmhartigheid jegens haar naasten volbracht. Vanaf 1933 is ze door tbc aangetast. Haar meerderen zien niet onmiddellijk de ernst van het kwaad in dat de zuster in stilte verdraagt. In december 1936, terwijl de ziekte al ver is gevorderd, wordt ze naar het sanatorium gestuurd. Ze blijft daar vier maanden; vervolgens, in l938, opnieuw vijf maanden. Ze bidt vurig voor de stervenden in haar omgeving waarin ze vaak bekeringen bewerkstelligt, zelfs onder menselijk gesproken wanhopige omstandigheden. Ze bidt tot hun intentie het "rozenhoedje voor de goddelijke Barmhartigheid" dat haar is geopenbaard op 14 september 1935 (cf. ingesloten beeltenis). Zuster Faustina overleed in geur van heiligheid op 5 oktober 1938 aan tuberculose in het moederhuis te Lagiewniki bij Krakau.
Het informatief proces dat duurde van 1965 tot 1967 over haar leven en deugden werd ingezet en plechtig afgesloten door kardinaal Karol Woytila. Tijdens dit proces werd op 25 november 1966 haar stoffelijk overschot overgebracht naar de kapel van de Zusters van de Moeder van de Goddelijke Barmhartigheid te Lagiewniki. Het zaligverklaringproces van de Dienares van God werd ingezet in januari 1968. Op 18 april 1993, op Beloken Pasen, de dag waarop het feest gevierd wordt van de Goddelijke Barmhartigheid van het H. Hart, werd zij te Rome zalig verklaard. De heiligverklaring voltrok zich op 30 april 2000. Paus Johannes Paulus II heeft de eerste zondag na Pasen uitgeroepen tot Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid.
Wat daarop volgde was nog verbazingwekkender. De verspreiding van de devotie in Polen kreeg een bijna epidemisch karakter in de oorlogsjaren. De bidprentjes met het intense portret van Jezus met de twee lichtstralen uit zijn borst, was algemeen bekend. Men bezocht massaal het klooster in Lagieuwniki waar Faustina´s graf lag en de bijbehorende kapel. De religieuzen vertelden de pelgrims over haar liefde en bezorgdheid voor Polen, over Faustina´s voorzeggingen over de oorlog. Er werden alom vieringen gehouden en op de zondag na Pasen werd het feest van de Barmhartigheid gevierd. Plechtige wijdingen van de afbeelding vonden plaats. Bisschoppen gaven toestemming om de bidprentjes en afbeeldingen te publiceren. In 1951 waren er 130 centra van de goddelijke Barmhartigheid in Polen. Bovendien werd de devotie door soldaten en vluchtelingen naar alle delen van de wereld gebracht.
Zending:
God wil de wereld redden. Daarom gaf Hij aan Zuster Faustina de zending, de mensen op te wekken tot een onbegrensd vertrouwen in de Barmhartigheid van Zijn Goddelijk Hart. Zo sprak Jezus onder meer tot haar: "Weet, mijn dochter, dat mijn Hart de Barmhartigheid zelf is. Vanuit deze zee van Barmhartigheid vloeien stromen van genaden over de hele wereld. Geen ziel die tot Mij komt, gaat van Mij heen zonder gesterkt te zijn. Alle ellende verdwijnt in mijn Barmhartigheid en elke genade, die verlost of heiligt, stroomt uit deze bron. Ik wil dat de priesters tot de zondige zielen over mijn grote Barmhartigheid zullen preken". En: "Gelijk een moeder die haar kind beschermt, zo bescherm Ik de zielen, die gedurende hun leven het vertrouwen op mijn Barmhartigheid zullen bevorderen en in het uur van hun dood zal Ik niet hun rechter maar hun zaligmaker zijn." Zuster Faustina 1905-1938
Gebet um Gnaden durch die Fürbitte der heiligen Schwester Faustyna
Gebet um Gnaden durch die Fürbitte der heiligen Schwester Faustyna
O Jesus, Du hast die heilige Faustyna zur groszen Verehrerin deiner undergründlichen Barmherzigkeit gemacht.
Gewähre mir duch ihre Fürsprache, wenn es Deinen heiligsten Willen entspricht, die Gnade ., um die ich Dich bitte. Ich, sündiger mensch, bin deiner Barmherzigkeit nicht würdig, aber siehe auf den Geist de Opfers und der Hingabe der Schwester Faustyna und belohne ihre Tugend, indem Du die gebete erhörst, die ich durch ihre Verdienste mit Vertrauen vor Dich bringe.
Vater unser ., Gegrüszet seist Du Maria , Ehre se idem Vater
Heilige Schwester Faustyna bitte für uns.
Imprimatur: Franciszek Kardinal Macharski, Erzbischof von Krakau
Door het vormingscentrum van de Broeders van Liefde werd het initiatief genomen om de homilieën, die Pater Van Neste de laatste jaren wekelijks heeft gehouden in de periode 2005-2007 bij de Karmelietessen te Antwerpen te bundelen.
Hieronder het woordje dat de Generale overste Broeders van Liefde Br dr René Stochman als begeleiding schreef:
Quote
God is op zoek naar de mens en wil zich laten kennen, wil zich aan hem openbaren.
In de Joods-christelijke traditie zijn het de gewijde schrijvers, de profeten en de evangelisten die van God getuigen via het Oud en Nieuw Testament- God laat zich kennen als Schepper, als Bevrijder. Het is een betrokken God die zelf initiatief neemt om zich te laten kennen.
God wacht ons op met Zijn Liefde tot we ons hart voor Hem hebben geopend. Hij kan den binnentreden in ons leven en Zijn heiligingswerk aanvangen. In een nederig hart is geen weerstand meer en kan Gods Liefde binnenstromen.
Een christen moet die interne transformatie ondergaan zodat hij kan zeggen: Ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij.
Het is vanuit zijn oneindige Liefde voor de mens dat God mens werd, en alles deelde met de mens wat menselijk mogelijk was, tot de dood op het kruis. Maar de Liefde overwon de dood voorgoed. De verrijzenis wordt de grote realiteit in ons leven, ons perspectief dat heel ons gelovig leven richting geeft.
Van christenen mag worden verwacht dat ze zih in hun leven laten leiden door het Woord van God en hun kennis van het Woord van God verdiepen.
Vereist is dat ze tijd nemen om nederig en trouw naar het Woord uit de Bijbel te luisteren en aandacht te hebben voor de Persoon die het Woord tot hen spreekt.
De liturgie biedt de gelegenheid om met grote delen van het Oud en Nieuw Testament in contact te komen. Het Woord van God, beleefd in het concrete leven, maakt ons toegankelijk voor zijn Liefde.
Wanneer wij een kleine stap zetten naar God toe, zal Hij de volgende stappen met ons zetten. Pater Van Neste helpt ons met zijn overwegingen hierbij op weg
Unquote
Titel van de bundel: Overwegingen, Woorden van eeuwig leven