Mijn Haspengouw
Mijn roots in Vlijtingen, mijn dorp
een kern rond de kerktoren,
met een slager, een mini supermark,
de dokter, de scholen en de dekenij.
Er waren maar twee politieke partijen
christelijke boeren en christelijke werklui
de kinderen speelden trefbal
verdeeld in deze kampen op het plein.
Elk huis had zijn moestuin,
groenten werden geteeld niet gekocht.
Het vlees liep levend rond tot het geslacht
afgestorven, gepekeld in geurende potten op tafel kwam.
En dan was er de tuin van mijn vader.
Hoge fruitbomen waartussen schapen
en varkens liepen, voor eigen gewin
en voor de verkoop, extra studiegeld:
de kroost die het beter hebben zou dan zij.
Wij leefden aan de uitlopers van het dorp
dat omgeven door heuvelende akkers
ons zichtveld verruimde naar wijde horizonten.
In de lente geurende bloesems van alle soorten
tussen de velden door een rijkdom zoals we later
beseften, toen was dat allemaal gewoon.
De kilometers te voet met een lange rij
kinderen die moesten meegenomen
naar school, de vriendjes voor het leven
en de hond Teddy op de trotoire bij Lis
waarvoor wij allen beefden.
En de vele dorpen met hun kerktoren, waar
uilen en sperwers zich graag verscholen.
En dan was er de taart van mijn moeder.
Negen vlaaien in een oven, dat was zaterdag
corvee, met wat geluk, was er overschot
van deeg, knapperende appelflappen een feest.
Dit is nu voorbij, stukjes herinneringen van mij
Erna
Ik was aan't luisteren naar het dorp van Wim Sonnevelt
en toen kwam er dit