Met de meer dan frisse en vaak natte Erfgoeddag achter de rug bleef, naar mijn aanvoelen, de opkomst onder verwachting voor de toch wel behoorlijk interessante tentoonstelling 'Maurice / Fritz / Alfons - Portretfotografie tijdens de Groote Oorlog'. Daarom deze foto's die ik zondag in het Stedelijk Museum op het Begijnhof maakte met de warme oproep om zeker ook eens even op deze unieke en bijzondere tentoonstelling binnen te wippen... Al was het alleen nog maar voor de unieke foto's van de Dodendraad... Gaat dat zien !!! De tentoonstelling loopt nog tot en met 19 juni en is open van woensdag tot zondag van 14.00 u. tot 17.00 u.
Vandaag Lied aus dem
Graben een gedicht van de hand van de dramaturg en lector Edlef Köppen
(1893-1939) die zich als student in 1914 als oorlogsvrijwilliger meldde. Hij
vocht als artillerist zowel aan het Oostfront als het Westfront en werd
onderscheiden met het E.K. II. Bij het einde van de oorlog was hij
reserveofficier. Omwille van een verwonding aan zijn longen en de traumas die
hij opgelopen door het frontleven verbleef hij tot 1920 in een sanatorium. Nadien
werd hijlector bij een middelgrote
uitgeverij en medewerker aan de Funk-Stunde Berlin, de eerste Duitse
radiozender. Köppen kreeg problemen nadat de NSDAP aan de macht was gekomen. Hij
werd bij de radio ontslagen. Zijn sterk autobiografische en
anti-militaristische roman Heeresbericht
werd in 1933 verbrand tijdens de boekverbrandingen en het volgende jaar
officieel verboden. Hij bezweek in 1939 in een hospitaal voor longlijders in
Giessen aan een combinatie van tuberculose en de gevolgen van zijn, tijdens de
oorlog opgelopen verwondingen .
Twee herdenkingsplaten: de
eerste werd kort na de oorlog bij het gemeentehuis van Comblain-au-Pont
aangebracht, de tweede werd afgelopen donderdag in de Diksmuidse deelgemeente Esen
bij de kapel van O.L.Vrouw ter Hulpe onthuld. Op beide gedenktekens wordt een Waalse kanonnier herdacht die op 20 oktober
14 bij Esen om het leven kwam. Fernand Jean Malemprée werd op 17 oktober 1890
in Comblain-au-Pont als enige zoon geboren in het gezin van Jean Armand
Malemprée en Marie Audile Paulus. Van 1910 tot 1911vervulde hij zijn
legerdienst als milicien bij de veldartillerie. Gemobiliseerd bij het uitbreken
dan de Grote Oorlog, werd hij met het stamnummer 153/156 kanonnier in de 41e
Batterij van het 3e Regiment Artillerie. Deze eenheid was een onderdeel
van de IIIe Legerdivsie en belast met de verdediging van Luik, waar het een
paar zware klappen te verduren kreeg. De daarop volgende weken en maanden zag
Malemprée onder meer actie bij de verdediging van Aarschot op 29 augustus 14
en gaf hij met zijn eenheid vuursteun bij de uitvallen uit de versterkte
stelling Antwerpen. In de nacht van 19 op 20 oktober 14 beschoot de batterij van
Malamprée vanuit een stelling bij de kapel van Esen de Duitsers in Vladslo.
Onze Waalse artillerist werd er in de vroege ochtend dodelijk getroffen door
granaatscherven. Hij kreeg een haastig gedolven veldgraf in de omgeving van de
kapel, maar de precieze locatie ging verloren en hij werd officieel als vermist
geregistreerd. Dankzij het opzoekingswerk van Koksijdenaar Guy Marteel werd een
eeuw later zijn laatste rustplaats op privéterrein teruggevonden. Een berging
bleek onuitvoerbaar en daarom werd een herdenkingsplakket aangebracht vlakbij
deze site. Bij de onthulling was niet alleen het college van burgemeester en
schepenen van Diksmuide aanwezig maar ook dat van Comblain-au-Pont, aangevoerd
door burgemeester Henon, die een achterneef van de gesneuvelde is.
Het Ieperse maakt zich naar
jaarlijkse traditie op voor de herdenking van Anzac Day, 25 april. Met onder
meer een ochtenddienst op Buttes New Cemetery in PolygonWood, een herdenkingsdienst op Tyne Cot Cemetery en een sterke Australische deelname tijdens de
Last Post in Ieper worden de Australische en Nieuw-Zeelandse doden
herdacht.Bijna 13.000 Australiërs en meer dan 4.700 Nieuw
Zeelanders sneuvelden tijdens de Grote Oorlog in Vlaanderens velden. Een veelvoud
aan ANZACsraakte er gewond. Weinig
legers betaalden naar verhouding een hogere tol
Graag sta ik vandaag even
stil bij het New Zealand Memorial Park in Mesen. Dit fraaie landschapspark waarin
twee Duitse bunkers uit de zgn; Uhlan-stelling werden geïntegreerd, herdenkt
het offer dat de troepen uit Nieuw - Zeeland brachten bij de verovering van
deze strategisch belangrijke heuvelrug. Tijdens de openingsfase van de zgn.
Derde Slag om Ieper, op 7 juni 17 bestormde de Nieuw-Zeelandse divisie vanuit
Nieuwkerke deze hoogtelijn en nam de ruïnes van wat ooit Mesen was in. Het
panoramische vergezicht over de Douve-vallei aan de zuid-westelijke zijde van
deze site geeft een goed beeld van het opmarsgebied op die bewuste dag.
Het herdenkingspark wordt
gedomineerd door een verhoog met een hardstenen, met lauwerenkransen versierde
herdenkingszuil die op 1 augustus 1924 werd onthuld in aanwezigheid van Albert
I en sir Andrew Hamilton Russel, de gewezen bevelhebber van de Nieuw-Zeelandse Divisie aan het Westelijke
Front. Het New Zealand Memorial to the Missing
op het nabijgelegen Messines Ridge
British Cemetery herdenkt 828 officieren, onderofficieren en manschappen
zonder gekende begraafplaats die in deze omgeving het leven lieten..
Een nieuwe lente: een nieuw
geluid, zo luidt het spreekwoord en voorwaar, we worden op onze wenken
bediend want volgend weekend stellen Jan Vancoillie en Kristof Blieck hun boek Bouwen aan het front: Loopgraven, schuilplaatsen en betonbunkers van
het Duitse leger aan het Ieperfront 1914-1915 voor. Een hele mondvol voor
wat de auteurs kennende weerom een onmisbaar naslag- en referentiewerk zal
worden voor al wie in meer of mindere mate geïnteresseerd is in wat er zich
tijdens de Grote Oorlog in Vlaanderens
Velden heeft afgespeeld. Deze heuglijke gebeurtenis gaat gepaard met een lezing
op zaterdag 23 april om 10.00 u. in de feesttent in het kasteelpark van
Passendale. De lezing is gratis maar men moet zich wel even aanmelden op info@passchendaele.be
Het boek is verkrijgbaar vanaf 23 april bij Jan Vancoillie (aok4@telenet.be of in Memorial Museum
Passchendaele 1917 te Zonnebeke. Het boek telt 336 bladzijden en is rijk
geïllustreerd. De kostprijs bedraagt 29,95 (eventueel +verzendingskosten).
Het spreekt vanzelf dat ik deze, ongetwijfeld weer erg boeiende publicatie, sterk aanbeveel
Dichter en dramaturg Cyriel
Verschaeve (1874-1949), die in november
1911 kapelaan was geworden in Alveringem zou in de loop van de Grote Oorlog een
belangrijke rol zou gaan spelen in het proces van Vlaamse bewustwording aan het
front. Hij was immers één van de weinige vooroorlogse leidende figuren uit de
Vlaamse Beweging die in onbezet gebied verbleef. Doordat Alveringem slechts
tien kilometer van de frontlijnen verwijderd lag, werd zijn kapelanij een
drukke ontmoetingsplaats voor vele jonge soldaten, zowel intellectuelen als
gewone volksjongens.Gaandeweg begon hij
een belangrijk geestelijk en vooral politiek leiderschap uit te oefenen op de
soldaten, brancardiers, oud-studenten en aalmoezeniers die hem als een
belangrijke raadsman beschouwden. In
1915-1916 schreef hij niet alleen een aantal soldatenliederen maar publiceerde
hij ook een reeks oorlogsgedichten in De
Belgische Standaard. Hier volgt zijn IJzerlied
Het
was natuurlijk te verwachten dat er bij de graafwerken voor de nieuwe Fluxys-gasleiding
tussen Duinkerke en Zeebrugge (zie ook mijn blog van 25.11.2014), dwars door een
deel van de slagvelden uit de Grote Oorlog, de stoffelijke resten van
slachtoffers zouden gevonden worden. De intergemeentelijke archeologische
dienst CO 7 heeft de jongste dagen bij Sint Juliaan de stoffelijke resten van
niet minder dan 19 gesneuvelden opgegraven en geborgen. De meeste van hen vielen wellicht tijdens de zgn. Tweede Slag om Ieper in het voorjaar van 1915. Minstens
twee van deze opgegraven gesneuvelden waren Duitsers. De overige waren wellicht Britten of
Canadezen, maar dat zal verdere identificatie moeten uitmaken.
Gelet op het door de jarenlange beschietingen extreem zwaar verstoorde
bodemprofiel is het alleszins merkwaardig te noemen dat er naast deze
gesneuvelden uit de Grote oorlog ook brandgraven en grafgiften zijn gevonden
uit de Romeinse Tijd. Dit zijn meteen ook de eerste sporen uit deze tijd die ooit in
Langemark-Poelkappele werden gevonden .
In
het kader van het boek dat ik voorbereid over de Duitse gesneuvelden uit WO I
die uiteindelijk begraven werden in Blok 31 op de Duitse militaire
begraafplaats van Lommel, zoek ik informatie m.b.t. de omgekomen piloten van
Fliegerbeobachtungsschüle West uit Diest. Weet er iemand of ze in Schaffen dan
wel in Diest werden begraven ? Het gaat specifiek over volgende militairen die
allemaal waren verbonden aan de Lehrkompagnie : Leutnant d.r. BASOLD Paul, Sergenat-Flieger
Heinrich HENNING, Leutnant d.r. Felix OBERTREIS,
Leutnant d.r., Josef SCHMITZ, Gefreiter
Erich TRUMPELMANN en Leutnant d.r. Albert WALTER. Bovendien had ik graag
vernomen of er fotomateriaal bestaat van deze graven
Ik
ben ook op zoek naar fotomateriaal m.b.t. tot volgende graven: BECKMANN, Adrian,
Fahrer / Trainführer. Hij werd oorspronkelijk
begraven op het kerkhof van de Achelse Kluis onder een vierkante steen met een
plat Duits bronzen kruis. / VON PLATEN, Achatis,Leutnant, 4e Eskadron, Dragoner
Regiment nr. 12. Sneuvelde in Rillaar en werd daar begraven./ FISCHER,
Max, Landsturmmann, Garnizonskompagnie. Hasselt. Werd in Hasselt begraven. / GILLENBERG,
Ludwig, Pionier, 3e Kie, Westfälisches Pionier-Bataillon nr. 7. Verongelukte in De Kanne en werd daar begraven; / DANGERS,
Wilhelm Willi,Jäger, Radfahrerkompagnie nr. 1, Jäger Bataillon nr. 10. Stierf
in Neerpelt aan een longontsteking en werd er begraven. / BOHNEN, August, Gefreiter,
4e Landsturm Eskadron Düsseldorf. Hij werd dodelijk gewond bij een confrontatie
met de terugtrekkende troepen van het detachement van generaal De Schepper bij
de Locht op 8 km. ten NO van Leopoldsburg en werd ter plaatse begraven. Later
begraven te Eksel./ KUNATH, Erwin, Grenadier, Leibgrenadier Regiment.
Verongelukte in Geel en werd er begraven. / HEISE, August, Landsturmmann, 1e
Kie. Mobiles landsturm-Infanterie-Bataillon Burg. Hij sneuvelde in Westerlo en werd
er begraven. / HELBING, Oskar, Gefreiter, Radfahrerkompagnie,
Marine-Infanterie-Regiment nr. 2. Hij sneuvelde in Grobbendonk en werd er
oorspronkelijk begraven en ALBERS, Magnus Heinrich, Gefreiter, 4e Kie., Mobiles
Landsturm-Infanterie-Bataillon Osnabrück die in De Kanne of Maaseik dodelijk
gewond werd. Bovendien zoek ik ook nog fotos van de inmiddels al lang
geruimde - Duitse graven uit WO I op de begraafplaatsen van Tongeren en St.
Truiden ALLE HULP IS MEER DAN WELKOM !
Op
de Belgische militaire begraafplaats van Lier herinnert het monument achteraan
op deze site aan het feit dat dit ooit een gemengde Belgisch/Duitse
begraafplaats was. Kort na de zware afweergevechten rond de Netestelling in de
herfst van 1914 begon het stadsbestuur, onder toezicht van de bezetter, met het
ruimen van de talrijke veldgraven in de omgeving. Aanvankelijk was het de bedoeling
om de gesneuvelden bij te zetten op de stedelijke begraafplaats - wat overigens
ook voor de eerste geborgen Belgische gesneuvelden gebeurde - maar uiteindelijk
besliste de bezetter om de gevallen militairen op één site te verzamelen. Met het oog op de
aanleg van deze begraafplaats werd door de stad aan de Mechelsesteenweg een50
are groot perceel verworven van het Bestuur van de Lierse Gast- en Godshuizen. Voor het plan van aanleg tekende de
provinciale bouwmeester en Lierenaar Edward Careels (1857-1933). 490 Belgische
gesneuvelden - waarvan 117 niet-geïdentificeerde -, 17 Britten van de Naval
Division en 72 Duitsers kregen hier aanvankelijk een laatste rustplaats. Later
werden nog 147 Duitsers die in Duffel, Sint-Katelijne-Waver en Berlaar waren
begraven naar deze site overgebracht. De Britten werden in maart 1925 ontgraven
en overgebracht naar het Schoonselhof in Wilrijk. Toen tijdens het interbellum de
Duitsers die op de gemengde Belgisch/Duitse begraafplaats van Eppegem waren
begraven, werden overgebracht naar Wespelaar bracht men in 1939 het gedenkteken
van de hand van Georg Kolbe (1877-1947) dat in Eppegem stond, over naar Lier.
In
juni 1956 werden door toedoen van de Volksbund Deutsche Kriegsgräbefürsorge de
168 geïdentificeerde Duitsers van Lier naar de Duitse militaire begraafplaats
van Vladslo gebracht. De 51 niet-geïdentificeerde Duitsers kwamen terecht in
het zgn. Kameradengrab op de Duitse begraafplaats in Langemark.
Deze maand zal het
precies honderd jaar geleden zijn dat Music
Hall, de eerste dichtbundel van Paul van Ostaijen (1896-1928) van de
persen rolde. Een debuut dat zeker niet onopgemerkt voorbijging. Het is
opvallend hoe veel van zijn bewonderaars vandaag de dag zoveel mogelijk
proberen om van Ostaijens engagement tijdens de Grote oorlog te banaliseren of
te marginaliseren.
van Ostaijen beleefde
zijn pubereske Sturm und Drang op
het Antwerpse Atheneum. Hier engageerde hij zich in het Vlaams-nationale kamp
en keerde hij zich resoluut tegen het reactionaire Franstalige establishment
van bourgeoisie, kerk en monarchie, het Grote
Zirkus van de H. Geest Godsdienst en Vorst en Staat, zoals hij het later
in zijn, wellicht bekendste bundel Bezette
Stad zou omschrijven. In 1913
verliet hij het Atheneum, nadat hij voor de tweede keer een jaar moest
overdoen, en werd hij klerk op het Antwerpse stadhuis.
Tijdens de Eerste
Wereldoorlog engageerde hij zich in het activisme. Als lid van het Vlaamsch
Verbond schreef hij geregeld bijdragen voor de Vlaamsche Gazet, De Antwerpsche Courant, De Goedendag en Ons
Land. Uit deze artikels bleek duidelijk hoe Van Ostaijen zijn politieke
engagement inkleurde: De taalstrijd was voor hem onlosmakelijk verbonden met
culturele en sociale ontvoogding. Bovendien pleitte hij in een aantal artikels
duidelijk voor een nationalismemet een
Groot-Nederlandse inslag. Hij zette overigens ook zijn woorden om in daden. Op 16
september 17 nam hij deel aan een betoging tegen kardinaal Mercier die
Antwerpen bezocht. Deze actie, waarbij Van Ostaijen met vijf andere activisten
werd gearresteerd, leverde hem drie maanden cel en een flinke geldboete wegens
smaad aan de kerkvorst op. van Ostaijen
en kompanen tekenden beroep aan. Maar van Ostaijen zou niet opnieuw voor de
rechtbank verschijnen want in oktober 18 vluchtte hij samen met zijn vriendin
Emmeke naar Berlijn. Of zoals hij zelf later schreef Na zorgeloos leven kamp voor het bestaan te Berlijn. Berooid
verbleef hij er in expressionistische en dadaïstische kringen en kwam er onder
meer in contact met de communistische Spartacusbond. Hoewel zijn openlijke
politieke activiteit - mede door zijn artistieke beslommeringen en wankele
gezondheid - na zijn terugkeer naar ons
land in 21, fel zou afnemen, nam hij nooit afstand van zijn activistische
engagement tijdens de oorlog. Maar laat ons vooral niet vergeten dat Paul van
Ostaijen véél meer was dan alleen een gedreven politieke activist.Hij was een scherpzinnige kunstcriticus, de
eerste werkelijk moderne dichter in het Nederlandse taalgebied en de schrijver
van hilarische grotesken.
Vandaag breng ik u
een fragment uit Music Hall. Deze bundel was in feite de neerslag van zijn dandyeske,
in een cocaïneroes verlopende avonturen in het Antwerpse uitgangsleven 1914-1918. Hier volgt het
sfeerrijke De Herfst
Herfst
Zij die vóór mij kwamen en dichters waren,
zij hebben hun droefenis, in de Herfst, uitgesproken
en eenheid gevoeld
tussen hun gebroken
leven, met het
vaarwel aan de drommen hunner dromen,
en het sterven der
zonneblaren aan de dorre bomen.
Zij hebben gezegd: de Herfst was 't schoonste
getij,
al was hij dan ook
droefeniszwaar en de baar van de zomer blij,
zij wisten zich een
groot geluk, toen hun leed
met het getij één was
en sterk kompleet.
Maar zó kan ik de Herfst niet voelen, zó is hij niet
in mij:
het gulden doodgaan
in rijk-trillend getij.
Zó was het misschien
vroeger; nu mijn droefenis inniger is,
nu voel ik van de
Herfst enkel d'onvolmaakte vunzige treurenis.
Nu voel ik hoe een sterrevende zonneschijn
vermeerdert van dit
treurende getij de werkelijke pijn;
vermoeid of niet, -
wie kan het weten? - draagt als een stramme vrouw
de Herfst zijn
lustloze dagen, zonder warmte, zonder kou.
Sinds
een paar maanden rijdt op het Britse spoorwegnet de Harry Patch-locomotief.
Deze machine - voor de kenners een Class 43 - locomotief van de Great Western Railway
- werd vernoemd naar de laatste overlevende veteraan
die effectief tijdens de Grote Oorlog in de loopgrachten had gediend. Harry
Patch (1898-2009) was in oktober 1916 opgeroepen voor de militaire dienst en
kwam na zijn opleiding uiteindelijk als machinegeweerschutter in het 7e
Bataljon Duke of Cornwalls Light Infantry terecht. In juni 17 kwam Patch met
deze eenheid in Frankrijk aan en werd vrijwel meteen daarna ingezet bij Ieper
in het raam van de gevechten rond Passendale.. Op 22 september 17 werd hij bij
de Steenbeek in Langemark zwaar gewond door een artilleriegranaat die drie van
zijn makkers doodde. Het was meteen ook het einde van zijn oorlog want op
Wapenstilstandsdag was hij nog aan het herstellen van zijn verwondingen in een
revalidatiecentrum op het eiland Wight. Over zijn ervaringen in Vlaanderens
velden wou hij in 2004 het volgend kwijt aan The Sunday Times:
When the war ended, I don't know
if I was more relieved that we'd won or that I didn't have to go back.
Passchendaele was a disastrous battle thousands and thousands of young
lives were lost. It makes me angry. Earlier this year, I went back to Ypres to shake
the hand of Charles Kuentz, Germany's only surviving
veteran from the war. It was emotional. He is 107. We've had 87 years to think
what war is. To me, it's a licence to go out and murder. Why should the British
government call me up and take me out to a battlefield to shoot a man I never
knew, whose language I couldn't speak? All those lives lost for a war finished
over a table. Now what is the sense in that?
Vandaag precies 100 jaar geleden overleed in het Belgian Field Hospital (BFH) in Hoogstade mijn streekgenoot Frans Van Loon. Deze oorlogsvrijwilliger uit Merksplas diende op het ogenblik van zijn overlijden als soldaat in de 1e compagnie, 1e bataljon van het 1e Regiment Karabiniers. Ik kon in de archieven geen uitsluitsel vinden over zijn doodsoorzaak. Mogelijk bezweek hij aan opgelopen verwondingen maar het is ook mogelijk dat hij ernstig ziek was. Het staat wel vast dat hij op 23 maart '16 in het Instituut Clep waar het BFH was gehuisvest, werd binnengebracht. Twee dagen na zijn overlijden werd hij bijgezet op de BMB van Hoogstade. Hier rust hij in graf nr. 2. Frans Van Loon was ongehuwd en een zoon van Louis Van Loon en Carolina Leys.
Langemark werd in 1914 - ten onrechte - geassocieerd met de beruchte 'Kindermord vor Ypern'. In de loop van de volgende jaren werd deze ooit zo levendige gemeente systematisch van de kaart geveegd onder de mokerslagen van het onophoudelijke artillerievuur en werd ze het schouwtoneel van enkele van de gruwelijkste gevechten uit de Eerste Wereldoorlog. Voor mijn Youtube-kanaal maakte ik een selectie uit mijn fotoarchief:
Vandaag een gedicht dat mogelijk van de hand is van
de Nederlandse dichter/zanger en illustrator Koos Speenhoff (1869-1945). Als
populaire variété-artiest was hij één
van de pioniers van de Nederlandstalige Kleinkunst, decennia voor dit begrip
werd ingevoerd
Gevloekt
zij de oorlog
of
De strijd tusschen Duitschland en België.
Een felle strijd is weer bereid,
Tusschen Europeesche staten,
In ieder land vindt het een schand,
Oorlog ja zal men steeds haten.
Volkeren gaan elkaar vermoorden,
Onschuldig bloed roept in accoorden:
Refrein: Waarom is er geen vrede,
Moet er steeds oorlog zijn.
Daar wordt zooveel geleden
Op het slagveld ziet men bitter lîjn.
Vaders van huisgezinnen
Trekken ten strijde heen.
Vrouwen en kinderen treuren thuis. O
oorlog, o schrikwekkend kruis.
Precies een eeuw geleden, op 29 maart 1916 om 01.00 u.
speelde zich een nieuw drama af aan de rijksgrens in de dichte bossen van Wortel-Kolonie.
Een citaat uit Waterschoots De
Duitschers in de Kempen: ...Aan welke gevaren de geheime
brievendienst, de verdienstelijke mannen, die hem uitoefenen, blootstelt, leert
ons het volgende drama, dat aan de grenzen plaats greep in den nacht van 28 op
29 meert. Vier personen waren met de brieven nabij de grenzen, te Wortel
gekomen en naderden de grensversperring. Hier moesten de zakken brieven onder
den electrischen draad gebracht worden. Toen zij met dit werk bezig waren,
werden zij door eene Duitsche patroelje verrast. Een der mannen gelukte er in
ongedeerd over de grensversperring te geraken en zich uit de voeten te maken.
M..., van Turnhout en een bewoner van Beerse, raakten bij hunne pogingen tot
vluchten, aan den draad en werden door de electrische strooming
doodgebliksemd. Corneel G..., van Turnhout, werd aangehouden, daarbij vielen al
de geheime brieven (drie groote zakken), in handen der Duitsche soldaten. De
twee lijken werden naar Wortel gebracht, waar hunne begrafenis plaats had.
Corneel G...., werd in t gevang onzer stad opgesloten. De pakken in beslag
genomen brieven bracht men naar het spioenenbureel in de St. Antoniusstraat.
De 28-jarige Lodewijk Marinus, zoon van Gisbert Jozef
Marinus en Elisabeth Van Emmerich was het eerste slachtoffer.. Hij was smid en
woonde in Turnhout. Het tweede slachtoffer was de 19-jarige schoenmaker Livinus
Verstappen uit Beerse. Hij was een ongehuwde zoon van Frans Verstappen en
Maria Constantina Lenaarts. De stoffelijke resten
van beide slachtoffers
werden na de Wapenstilstand ontgraven en met militair eerbetoon naar hun woonplaatsen
overgebracht.
De Turnhoutse smokkelaar die werd gearresteerd was Cornelis
Goversen.
Een aantal plaatsen in Vlaanderens Velden houden
de herinnering levend aan het Ierse offer tijdens de Grote Oorlog. Een locatie
met een sterke band met de Paasopstand vinden we aan de Poezelstraat, een
kleine kilometer ten oosten van Boezinge-Dorp. Daar staat het gedenkteken voor
de Ierse nationalist en dichter Francis Ledwidge (1887-1917). Ledwidge, die al
voor de oorlog enige bekendheid had verworven als dichter, stichtte in 1913
samen met zijn broer in hun geboorteplaats Slaine een afdeling van de
nationalistische Irish Volunteers, een para-militaire organisatie die de
tegenhanger was van de loyalistische Ulster Volunteers. Deze laatste pro-Britse
militie wou zich desnoods gewapenderhand tegen zelfbestuur voor Ierland verzetten.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam het tot een open breuk binnen
de Irish Volunteers, waarbij de volgelingen van het gematigde nationalistische
parlementslid John Redmond als vrijwilligers in het Britse leger dienst namen
in de hoop op die manier het door de Britse regering beloofde zelfbestuur voor
Ierland te bekomen, terwijl de radicale vleugel waartoe ook Ledwidge behoorde
ervan uitging dat de moeilijkheden
van Engeland, nieuwe mogelijkheden voor Ierland zouden bieden Vreemd
genoeg zou Ledwidge kort daarna een Brits uniform aantrekken en dienst nemen in
de rangen van de Royal Innikillen Fusiliers. Het blijft gissen naar zijn ware
beweegredenen maar de meeste kenners gaan er nu van uit dat hij zich wellicht
uit liefdesverdriet heeft geëngageerd om naar het front te trekken.
Ledwidge kreeg zijn vuurdoop in april 15 in de
hel van Gallipoli, waar een geallieerde landing op de Turkse kust, uitliep op
een bloederig fiasco. Daarna werd hij in servië ingezet. Tien ook hier de
geallieerden moesten wijken, werd hij ernstig ziek naar Engeland geëvacueerd.
Terwijl hij in het hospitaal lag, brak in Dublin de Paasopstand uit en vernam
hij hoe zijn goede vriend, de dichter Thomas MacDonagh, als één van de
prominente IRA-leiders door de Britten was terechtgesteld. Ledwidges
ontroerende Lament for Thomas MacDonagh
wordt tot op de dag van vandaag als één van zijn sterkste gedichten beschouwd.
De bloederige onderdrukking van de Paasopstand en de daarop volgende golf van
blinde repressie braken Ledwidges laatste illusies aan scherven. Bij zijn
terugkeer aan het front belandde hij voor een krijgsraad omdat hij een Britse
officier had uitgescholden en verloor hij zijn korporaalsstrepen. De gedesillusioneerde
en verbitterde Ledwidge overleefde de zware afweergevechten bij Aras. Begin
juli 17 werd hij met zijn bataljon naar Vlaanderen gestuurd waar een
artillerievoltreffer hem op 31 juli 17 fataal zou worden.
Op de plaats waar nu het monument staat zat
Ledwidge in de vooravond in de stromende regen met een paar kompanen thee te
drinken, toen een granaat midden in het groepje insloeg. Er waren 12 gewonden
en 5 gesneuvelden waaronder Ledwidge die waarschijnlijk op slag werd gedood. De
aalmoezenier van het bataljon noteerde die avond laconiek in zijn dagboek: Ledwidge killed blown in pieces R.I.P.
. Wat er van hem restte, werd ter plekke in een veldgraf begraven, maar in het
voorjaar van 19 bijgezet op het vlakbij gelegen Artillery Wood Cemetery. In
hetzelfde vak II liggen ook Ledwidges makkers begraven die samen met hem
werden gedood: Lance Serjeant John Harte (graf D 20), Private Henry P. Evans
(graf D 10),Private Frank Matingley
(graf E 14) en Private Robert Sharman (graf D 4). De basis van het monumentje werd gemetst in gele
baksteen in het zgn. Vlaams verband,
in West-Vlaanderen ook wel kop en strek
genoemd.In het Engels staat deze wijze
van metselen bekend als Flemish Bond
waarmee de band tussen Vlaanderen en Ierland gesymboliseerd wordt Op het
gedenkteken werd een tekstfragment uit zijn Lament for Thomas MacDonagh opgenomen. Het monument werd op 31
juli 1998 in aanwezigheid van Ledwidges neef Joe en de Ierse auteur Dermot
Bolger onthuld. Een replica staat inmiddels in de tuin van Ledwidges geboortehuis,
waar een klein maar interessant museum over zijn tragische leven werd
ingericht.