Zouden de Olympische Spelen mogelijk zijn zonder wiskunde? Wellicht niet!
Een voorbeeld ter illustratie: voor de berekening van het aantal behaalde punten bij de diverse onderdelen van de tienkamp doet men een beroep op functies met rationale exponenten. De punten worden als volgt berekend:
Looponderdelen: punten = a(bT)c waarin T staat voor de gelopen tijd in seconden. Springonderdelen: punten = a(Mb)c waarin M staat voor de sprongprestatie in centimeters. Werponderdelen: punten = a(Db)c waarin D staat voor de werpafstand in meters.
a, b en c zijn parameters die per discipline verschillen, zoals is te zien in de tabel hieronder. Het resultaat van de berekening wordt naar beneden afgerond op een geheel getal.
Onderdeel
a
b
c
100 m
25,4347
18
1,81
verspringen
0,14354
220
1,4
kogelstoten
51,39
1.5
1,05
hoogspringen
0,8465
75
1,42
400 m
1,53775
82
1,81
110 m horden
5,74352
28.5
1,92
discuswerpen
12,91
4
1,1
polsstokhoogspringen
0,2797
100
1,35
speerwerpen
10,14
7
1,08
1500 m
0,03768
480
1,85
Bron: Wikipedia.
Hans Van Alphen, de Belgische tienkamper behaalde een eervolle vierde plaats op de voorbije Olympische Spelen in Londen. Reken even na (met behulp van de bovenstaande formules en met een rekenmachine): - Hans loopt de 100 meter in 10,96 seconden. Dit levert hem 870 punten op. - Bij het hoogspringen haalt hij 2,06 meter. Dit is goed voor 859 punten. - De speer werpt hij 64,15 meter ver. Deze prestatie is goed voor 800 punten.
En nu we het toch hebben over glansprestaties op de voorbije Olympische Spelen: wat denk je van de bovenmenselijke prestatie van Epke Zonderland, de flying Dutchman, die met een gewaagde en acrobatische oefening aan het rek terecht de gouden medaille won? Hij maakte het verschil met zijn hoge moeilijkheidsgraad. Zijn unieke combinatie van vluchtelementen - de Cassina/Kovacs/Kolman - gaf hem een voorsprong op de concurrenten. Het kwam er op aan de aftrek wegens haperingen in de uitvoering zo veel mogelijk te beperken. Dat lukte, mede dank zij een perfecte landing.