Op 1 juli 1940 werd de op twee na grootste hangbrug ter wereld in gebruik genomen, nabij Tacoma in de Verenigde Staten.
Al vanaf het begin bleek de Tacoma Narrows Bridge zich erg vreemd te gedragen.
Bij een licht briesje bleek de brug te golven en al vlug kreeg de brug daarom de bijnaam Galloping Gertie.
Het werd zelfs een sport om bij winderig weer met de wagen over de brug heen te rijden,
want het kon gebeuren dat de golfbeweging zo sterk toenam dat men op een bepaald moment zelfs zijn voorligger niet meer zag.
Op 7 november 1940 stak er echter een sterke zuidwestenwind op en meteen
trad een fenomeen op
dat men nog nooit eerder bij bruggen had vastgesteld: de brugbegon ook in de dwarsrichting te schommelen.
Om 11 uur s morgens gebeurde dan het drama: de brug stortte in.
Behalve een hondje dat in een wagen op de brug was achtergelaten, waren er geen
slachtoffers.
Van de ineenstorting van de brug werden fotos en filmopnames gemaakt.
Hieronder kan je via een spectaculair filmpje het instorten van de brug bekijken.
Een onderzoek wees uit dat de brug geheel conform met de
toenmalige ingenieurseisen was gebouwd
en niemand kon verklaren waarom de brug instortte.
Er kwam een internationale onderzoekscommissie waarin ook de befaamde
ingenieur en fysicus Theodore von Kármán zetelde.
Hij was een expert op het gebied van de aerodynamica en toonde aan dat de windstoten de brug tot de natuurlijke resonantie hadden gebracht.
Zijn theorie werd in een windtunnel bevestigd. Sinds het ineenstorten van de Tacoma Narrows Bridge worden allerlei bruggen eerst in modelvorm in windtunnels getest.
Theodore von Kármán maakte als eerste een grondige studie van wervelingen die ontstaan achter een voorwerp dat zich in een stromend medium (lucht of water) bevindt.
Deze vortexvorming werd trouwens naar hem genoemd en is bijvoorbeeld van belang bij de constructie van vliegtuigvleugels.
Deze wervelingen kunnen immers het afbreken van een vleugel veroorzaken.
In bijlage zit een document met de wiskundige behandeling van het fenomeen 'resonantie'. Aan de hand van een differentiaalvergelijking van tweede orde kan men het begrip eenvoudig uitleggen.
Je vindt hierbij ook een tekst van een werkcollege over differentiaalvergelijkingen van collega Bart Windels (met oefeningen en oplossingen).
Gregor Mendel (1822-1884) was een Oostenrijkse Augustijnermonnik met een levendige belangstelling voor plantkunde.
Hij is vooral bekend geworden door zijn onderzoek op overerving van eigenschappen bij erwten.
Hierbij ontdekte hij dat er van een bepaalde eigenschap dominante en recessieve vormen bestaan.
Door gericht kruisingen door te voeren kon hij hiervoor wetmatigheden opstellen. Deze staan gekend als "de wetten van Mendel".
Zijn bevindingen waren een aanvulling op de theorie van Darwin.
Hij ontdekte dat bepaalde erfelijke factoren werden doorgegeven in wat men later de 'genen' zou noemen.
Mendel wordt beschouwd als één van de grondleggers van de genetica.
Om zijn theorie goed te begrijpen, kan het gebruik van wiskundige modellen zoals kansbomen of zogenaamde Punnettschema's hulp bieden.
Ook bij de studie van bloedgroepen probeert men informatie (o.a. van donoren en ontvangers) schematisch voor te stellen.
Een plusteken (groen vakje) geeft aan dat transfusie mogelijk is.
In bijlage vind je een werkopdracht (met oplossingen) over het gebruik van kansbomen en diagrammen in de genetica en de biologie. Met dank aan collega's Gilberte Verbeeck en Marie-Claire Geladé voor de discussies over dit onderwerp.