Westerse esoterische en filosofische kennis--verrijk je denkwereld
Inhoud blog
  • 400ste verjaardag geboorte van Franciscus, Mercurius van HELMONT
  • Baruch de Spinoza (1632-1677): Ethica
  • JACOB BöHME : filosoof en mysticus
  • GNOSIS ; evolutie
    Zoeken in blog

    Zoeken in blog

    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Westerse esoterische en filosofische kennis-- verruim uw denkwereld
    Westerse esoterische en filosofische kennis--verruim uw denkwereld
    Westerse esoterische en filosofische kennis
    Zoeken in blog

    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    ----------------------------------
    Of jy seëvier of misluk,
    of jy uithou of sterf,
    dit hang meer af van 
    wat jy aan jouself doen
    as wat die wêreld aan
    jou doen.
    ( spreuk in Afrikaans- Jim Collins)
    -------------------------------------------------------
    WIJSHEID
    esoterische,gnostische en andere filosofische kennis
    03-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom: start van een historische reis door verborgen maar actuele wijsheid

    Doorheen de eeuwen in de westerse geschiedenis waren denkers van alle slag op zoek naar de antwoorden op de klassieke levensvragen. In de wetenschap, filosofie en religie werden op allerlei vlakken een doolhof aan theorieën en wijsheden geschapen die uitgroeiden tot de klassieke kennis die we vandaag kennen en nog steeds onderwijzen. Toch werd er doorheen onze geschiedenis ook een meer verborgen kennis ontwikkeld, van mysteriescholen over genootschappen tot meer of minder bekende denkers die door hun denkwijze of ( verboden) geschriften dienden onder te duiken of erger nog als ketter ter dood veroordeeld werden. Dikwijls ging het om denkers die tegen de heersende stroming ingingen en zich niet neerlegden bij de gevestigde moraal, normen, godsdienst of wetenschap. Op deze website is het de bedoeling om deze bekende en minder bekende denkers een spreekbuis te geven aan de hand van spreuken en geschriften die ze nalieten en die ons doen nadenken over ons zijn en denken in onze moderne, hectische  maatschappij waarin de vraag naar bezinning, relativering en rustmomenten groot is.

    Regelmatig zullen citaten, stukken tekst met duiding opgenomen worden op deze site en zal men ook kunnen reageren en becommentariëren.
    Af en toe onszelf of onze omgeving in vraag stellen kan geen kwaad en helpt ons een groter inzicht te verwerven op weg naar meer WIJSHEID.
    ( wijsheid of Sapientia = causarum cognitio, de filosofie, ofwel kennis van de eerste oorzaken)
    mvg
    Philippus
    2 mei 2009

         Als iemand die een mening aanhangt die hem gedurende zijn jeugd is onderwezen of waartoe hij later is overgehaald,
    • elke twijfel die in zijn hoofd opkomt onderdrukt en wegduwt,
    • doelbewust vermijdt boeken te lezen en mensen te spreken die die mening in twijfel trekken of ter discussie stellen,
    • en vragen die niet gesteld kunnen worden zonder die mening te verstoren als ongepast beschouwt,
    dan is dat leven van die mens één grote zonde tegen de mensheid.

    William Kingdon Clifford, 1879 
    (illustratie hieronder:  Ketters op weg naar de Brandstapel (met hoge mutsen))                                                              





    03-05-2009 om 00:00 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (14 Stemmen)
    22-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zoon van Franciscus , geboren/gedoopt in Vilvoorde 20 oktober 1614 , Leuvensestraat (vandaag nr.68-70 met gedenkplaat) heeft als zoon van Jan Baptist van Helmont (bekende 17de eeuwse geneesheer-filosoof en medegrondlegger van scheikundige begrippen zoals ‘gas’), altijd enigszins ten onrechte in de schaduw gestaan van zijn vader. Tekenend was dat bij voorbije huldigingen van zijn vader hij keer op keer met hem verward werd. Bij de inhuldiging van het van Helmont ziekenhuis in 1989 kreeg het ziekenhuis een schilderij (hiernaast originele versie) in bruikleen dat voorheen in het Vilvoordse stadhuis hing en verkeerdelijk voor Jan Baptist van Helmont gehouden werd die zeven jaar in Vilvoorde leefde en werkte als arts. Hetzelfde overkwam de Belgische regering die in 1863 een borstbeeld bestelde voor J.B bij een beeldhouwer om het te schenken aan de Koninklijke Academie voor Geneeskunde. Als model gebruikte de beeldhouwer het verkeerde hoofd op een gravure ( (waarop vader en zoon staan (*)) ontleend aan het titelblad van het belangrijkste werk van J.B “Ortus Medicinae” dat Franciscus postuum in Amsterdam in het jaar 1648 uitgaf en zichzelf hiermee internationale bekendheid gaf als wetenschappelijk uitgever en zo ook als filosoof-theosoof (Christelijke Kabbala) in adellijke overheidskringen. Rondreizend diplomaat/kanselier/bemiddelaar Franciscus onderhield contacten en vriendschappen met een hele reeks intelligentsia uit die tijd zoals Leibniz , Comenius , John Locke, Robert Boyle, Henry More, William Penn, Anne Conway,…en omwille van zijn beminnelijkheid en mystieke , vooruitstrevende inzichten op vlak van wetenschap en religie ( oecumene van godsdiensten (katholiek-protestants-80 & 30-jarige Oorlog)) werd hij aan verschillende (Duitse) Hoven en vorstendommen als diplomaat/bemiddelaar ingeschakeld voor religieuze zaken. Het leverde Franciscus de adellijke titel van baron op door de Duitse Keizer Leopold I, op voordracht van de keurvorst van Mainz, prinsbisschop Johann Philipp. Zijn buitenlandse rondzwervingen in Duitsland ( vooral Sulzbach-waar hij kanselier van de Beierse paltsgraaf werd), Engeland , Rome en Nederland begonnen vanaf zijn dertigste na de dood van zijn vader in 1644 in Brussel. Hij ontweek de Zuidelijke Nederlanden en Vilvoorde nadien omwille van een nare ervaring met de inquisitie en opsluiting in Rome voor vermeend “judaïsme”, dit door zijn diepgaande besprekingen van de Joodse Kabbala en de taalanalyse van het Hebreeuws/Oud Testament dat hij als oorsprongstaal beschouwde in zijn eerste eigen boek “Alphabeti vere Naturales Hebraici brevissima Delineatio” (1667). Filosoof-theosoof & wetenschapper Franciscus sloot zich naadloos aan bij de opvattingen en lessen van zijn vader als volgeling van Paracelsus en het groeiende occultisme van de Renaissance, hij was filosofisch in de ban van het neoplatonisme, de hermetiek en de kabbalitische filosofie gekoppeld aan een geërfde vooruitstrevende visie op het vlak van het beoefenen van de geneeskunde. Experimenten waren belangrijk en noodzakelijk volgens hem in tegenstelling tot de gangbare statistische en theoretische geneeskunde van die tijd. Zelf was hij een geheelonthouder en vegetariër die zijn eigen kleren en schoenen vervaardigde. Hij ontwikkelde op basis van het Hebreeuws een methode om te communiceren met doofstommen en wou het beroep van geneesheer hervormen. Als veelzijdig wetenschapper ontwikkelde hij tevens een stoel om gekromde ruggen opnieuw te rechten en een zalf tegen hevige hoofdpijn, met zijn vriend Gottfried Leibniz maakte hij een moderner design voor het wiel van de kruiwagen, ontwikkelde hij modernere kookpotten en zelfs schoenen met veren om sneller te stappen. Ook als theosoof en Rozenkruiser was hij origineel door de Joodse Kabbala aan het Christendom te koppelen en de basis te scheppen voor een universele innerlijke godsdienst aanvaardbaar voor katholieken, protestanten en moslims. Voor de 17de eeuw geteisterd door godsdienstoorlogen en een alomtegenwoordige inquisitie ,was dit een gedurfde en moderne benadering van de inbedding van de religie in de samenleving. Hij sloot als hervormer daarom ook aan bij de Quakers in Engeland tijdens zijn verblijf en werk met de vrouwelijke filosofe Anne Conway. (maar verliet het geloofs-genootschap na een heftige discussie met de stichter Georges Fox, die de mystieke Joodse Kabbala niet zag zitten als basis leerstelling) Franciscus stierf in Ter Borg bij Doetinchem (NL) op 30 november 1698. Zijn vriend de filosoof Gottfried Wilhem von Leibniz schreef voor hem een mooie Latijnse grafrede: “Hier rust, in niets ten achter bij zijn vader, Helmont junior, die vele gaven van verstand en vaardigheid in zich verbond. Door hem herleefden èn Pythagoras en heilige kabbala-tekens èn ook Hippias, die zelfbedruipend zich van al voorzag. Als Griekse grond en vroeger eeuwen deze man hadden geteeld, dan gold hij thans als ster van eerste grootte.” Philippus



    22-09-2014 om 14:13 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.400ste verjaardag geboorte van Franciscus, Mercurius van HELMONT

    Zoon van

    Franciscus , geboren/gedoopt in Vilvoorde 20 oktober 1614 , Leuvensestraat (vandaag nr.68-70 met gedenkplaat) heeft als zoon van Jan Baptist van Helmont (bekende 17de eeuwse geneesheer-filosoof en medegrondlegger van scheikundige begrippen zoals ‘gas’), altijd enigszins ten onrechte in de schaduw gestaan van zijn vader. Tekenend was dat bij voorbije huldigingen van zijn vader hij keer op keer met hem verward werd. Bij de inhuldiging van het van Helmont ziekenhuis in 1989 kreeg het ziekenhuis een schilderij (hiernaast originele versie) in bruikleen dat voorheen in het Vilvoordse stadhuis hing en verkeerdelijk voor Jan Baptist van Helmont gehouden werd die zeven jaar in Vilvoorde leefde en werkte als arts.


    Hetzelfde overkwam de Belgische regering die in 1863 een borstbeeld bestelde voor J.B bij een beeldhouwer om het te schenken aan de Koninklijke Academie voor Geneeskunde. Als model gebruikte de beeldhouwer het verkeerde hoofd op een gravure (waarop vader en zoon staan) ontleend aan het titelblad van het belangrijkste werk van J.B “Ortus Medicinae” dat Franciscus postuum in Amsterdam in het jaar 1648 uitgaf en zichzelf hiermee internationale bekendheid gaf als wetenschappelijk uitgever en zo ook als filosoof-theosoof (Christelijke Kabbala) in adellijke overheidskringen.

    Rondreizend diplomaat/kanselier/bemiddelaar

    Franciscus onderhield contacten en vriendschappen met een hele reeks intelligentsia uit die tijd zoals Leibniz , Comenius , John Locke, Robert Boyle, Henry More, William Penn, Anne Conway,…en omwille van zijn beminnelijkheid en mystieke , vooruitstrevende inzichten op vlak van wetenschap en religie ( oecumene van godsdiensten (katholiek-protestants-80 & 30-jarige Oorlog)) werd hij aan verschillende (Duitse) Hoven en vorstendommen als diplomaat/bemiddelaar ingeschakeld voor religieuze zaken.

    Het leverde Franciscus de adellijke titel van baron op door de Duitse Keizer Leopold I, op voordracht van de keurvorst van Mainz, prinsbisschop Johann Philipp. Zijn buitenlandse rondzwervingen in Duitsland ( vooral Sulzbach-waar hij kanselier van de Beierse paltsgraaf werd), Engeland , Rome en Nederland begonnen vanaf zijn dertigste na de dood van zijn vader in 1644 in Brussel. Hij ontweek de Zuidelijke Nederlanden en Vilvoorde nadien omwille van een nare ervaring met de inquisitie en opsluiting in Rome voor vermeend “judaïsme”, dit door zijn diepgaande besprekingen van de Joodse Kabbala en de taalanalyse van het Hebreeuws/Oud Testament dat hij als oorsprongstaal beschouwde in zijn eerste eigen boek “Alphabeti vere Naturales Hebraici brevissima Delineatio” (1667).

    Filosoof-theosoof & wetenschapper

    Franciscus sloot zich naadloos aan bij de opvattingen en lessen van zijn vader als volgeling van Paracelsus en het groeiende occultisme van de Renaissance, hij was filosofisch in de ban van het neoplatonisme, de hermetiek en de kabbalitische filosofie gekoppeld aan een geërfde vooruitstrevende visie op het vlak van het beoefenen van de geneeskunde. Experimenten waren belangrijk en noodzakelijk volgens hem in tegenstelling tot de gangbare statistische en theoretische geneeskunde van die tijd. Zelf was hij een geheelonthouder en vegetariër die zijn eigen kleren en schoenen vervaardigde. Hij ontwikkelde op basis van het Hebreeuws een methode om te communiceren met doofstommen en wou het beroep van geneesheer hervormen. Als veelzijdig wetenschapper ontwikkelde hij tevens een stoel om gekromde ruggen opnieuw te rechten en een zalf tegen hevige hoofdpijn, met zijn vriend Gottfried Leibniz maakte hij een moderner design voor het wiel van de kruiwagen, ontwikkelde hij modernere kookpotten en zelfs schoenen met veren om sneller te stappen. Ook als theosoof en Rozenkruiser was hij origineel door de Joodse Kabbala aan het Christendom te koppelen en de basis te scheppen voor een universele innerlijke godsdienst aanvaardbaar voor katholieken, protestanten en moslims. Voor de 17de eeuw geteisterd door godsdienstoorlogen en een alomtegenwoordige inquisitie ,was dit een gedurfde en moderne benadering van de inbedding van de religie in de samenleving. Hij sloot als hervormer daarom ook aan bij de Quakers in Engeland tijdens zijn verblijf en werk met de vrouwelijke filosofe Anne Conway. (maar verliet het geloofs-genootschap na een heftige discussie met de stichter Georges Fox, die de mystieke Joodse Kabbala niet zag zitten als basis leerstelling) Franciscus stierf in Ter Borg bij Doetinchem (NL) op 30 november 1698.

    Zijn vriend de filosoof Gottfried Wilhem von Leibniz schreef voor hem een mooie Latijnse grafrede: “Hier rust, in niets ten achter bij zijn vader, Helmont junior, die vele gaven van verstand en vaardigheid in zich verbond. Door hem herleefden èn Pythagoras en heilige kabbala-tekens èn ook Hippias, die zelfbedruipend zich van al voorzag. Als Griekse grond en vroeger eeuwen deze man hadden geteeld, dan gold hij thans als ster van eerste grootte.”





    22-09-2014 om 14:05 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Baruch de Spinoza (1632-1677): Ethica
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nederlands filosoof van Portugees-joodse afkomst. Hij werd in 1656 wegens vrijzinnige opvattingen uit de synagoge gestoten en in de joodse ban gedaan. Hij had veel omgang met vrijzinnige christenen en vrijdenkers zodat hij in hun kringen toevlucht vond, tot 1660 waarschijnlijk te Ouderkerk, van 1660 tot 1663 te Rijnsburg. Hier schreef hij zijn eerste wijsgerige werken. Hij werd een beroemd man in de Europese geleerde wereld en onderhield met vele belangrijke tijdgenoten correspondentie. In 1663 verhuisde hij naar Voorburg, in 1670 naar Den Haag, waar hij veel contact had met de kring rond Johan de Witt. Hij trad zelf niet naar buiten, werd in zijn (karig) levensonderhoud door vrienden voorzien en weigerde (in 1676) zelfs een professoraat in Heidelberg. Hij besloot ook zijn hoofdwerk niet tijdens zijn leven uit te geven. Ondanks hetzes van calvinistische predikanten heeft hij een rustig teruggetrokken leven kunnen leiden.

    Spinoza is één der belangrijkste filosofen uit de nieuwere tijd. Na een periode van verguizing en verwaarlozing is zijn filosofie vanaf het einde der 18de eeuw zeer invloedrijk geworden en zij is dit tot op heden. Zijn denken moet vooral begrepen worden uit tweeërlei achtergrond: de joods-mystieke traditie en het redelijk-wetenschappelijk denken. Hij heeft beide in één omvattende visie met elkaar verenigd. Aanknopend bij de eigentijdse filosofie van het cartesianisme, waarover hij ook geschreven heeft, lost Spinoza de problematiek ervan op door deze in een ander, groter kader te plaatsen. Het bij Descartes niet tot een oplossing gebrachte dualisme wordt overwonnen door de gehele metafysica tot één grondprincipe te herleiden. De bij Descartes van elkaar onafhankelijke substanties worden tot attributen van de ene. alomvattende substantie, het eeuwige, noodzakelijke, volmaakte Zijn, dat God genoemd kan worden. Dit Absolute manifesteert zich in verschillende (ook oneindige) attributen. waarvan wij er twee kennen: denken en uitgebreidheid. Deze attributen treden op en zijn voor ons kenbaar als modi (zijnswijzen), zelf weer oneindig (resp. het ene intellect, en beweging en rust en de gedaante van het heelal) of eindig (alle individualiteiten). Uit God de ene substantie is dus alles te verklaren en tot hem is alles te herleiden. God is de grond van het bestaan en het wezen der dingen: zoals uit het wezen van de driehoek volgt dat de hoeken samen 180 zijn zo volgt uit Gods wezen de wereld. Toch is God niet identiek met de wereld: de wereld is door haar nadere concretisering tegelijk de ontkenning van God (omnis determinatio est negatio = elke bepaling is een ontkenning). Doordat in God echter zowel scheppende als geschapen natuur samenkomen (natura naturans en natura naturata). is deze Godsopvatting vaak als pantheïstisch beschouwd.
    Titelblad Ethica


    ETHICA (voluit Ethica Ordine Geometrico Demonstrata, dat is "op wiskundige wijze uiteengezet")

    Spinoza's behoefte om zijn systeem zo wetenschappelijk mogelijk uit te denken en vorm te geven, is bijna ad absurdum gevoerd in zijn Ethica, die opgebouwd is als een leerboek voor wiskunde, dat uitgaat van definities en axioma's en waarin verder alles wordt bewezen aan de hand van stellingen.

    Alhoewel zintuiglijke ervaring en redelijke doordenking van groot belang zijn, is het uiteindelijke doel en de verwezenlijking van het menselijk filosoferen gelegen in de contemplatie, het schouwen van het wezen Gods. Zo moet ook gezien worden als doel en zin van het menselijk leven de amor intellectualis dei, de geestelijke liefde tot God. Spinoza heeft zijn Ethica vooral ook geschreven om de mens dit levensdoel voor ogen te stellen. De mens moet zich zelf zijn, niet passief zijn begeerten volgen, maar actief zijn vermogens versterken en tot het inzicht van de noodzakelijke samenhang der wereld komen, want 'vrij' is diegene die volgens eigen noodzaak bestaat. Deugd kan en mag daarom niet beloond worden, want de deugd is zijn eigen loon ('Premium virtutis est ipsa virtus').

    De 'Ethica' is de rijke neerslag van Spinoza's geconcentreerde bezinning op de problemen God, wereld en mens. Zij loopt over vijf hoofdstukken:

    Eerste deel: God

    Tweede deel: De natuur en de oorsprong van de menselijke geest

    Derde deel: De oorsprong en de aard van de hartstochten

    Vierde deel: De menselijke slavernij of de macht van de hartstochten

    Vijfde deel: De macht van het verstand of de menselijke vrijheid

    Hij past de geometrische methode toe. De wiskunde alleen verschaft de zuivere kennis over God. Waar is, wat berust op helderheid van inzicht. Spinoza beschouwt alles in het licht van de idee der alleenheid.

    Deze eenheid, die onveranderlijk, onvergankelijk, allesomvattend en allesfunderend is, noemt hij God of substantie. God is de in het denken zelf gevonden en door het denken zelf bevestigde vooronderstelling van alle denken en zijn; vandaar dat de fundamentele waarheden over God aan het begin van zijn werk worden uitgesproken.

    Eerste deel

    In een aan redelijke argumentatie gebonden confessie stelt hij God als uitgangspunt van alle denken over de werkelijkheid, want alleen uit God kan de wereld begrepen worden.

    Alle dingen, die wij ons als afzonderlijk bestaande voorstellen, zijn volgens Spinoza wijzigingen of uitdrukkingen, bestaanswijzen of modi van de absolute, eeuwige en oneindige substantie: God. Hier treedt Spinoza's gezichtspunt omtrent de verhouding van God en mens naar voren: zij is logisch en causaal. In het eerste geval wordt de werkelijkheid als een logische conclusie afgeleid uit de premisse (al wat is, is in God en niets kan zonder God zijn of begrepen worden), in het tweede geval treedt de werkelijkheid als 'gewerkt' (natura naturata) op uit de werkende oorzaak (natura naturans).

    God is de vrije oorzaak van alle dingen. Niets is toevallig (contingent). God werkt met onverbiddelijke noodzakelijkheid, alles is krachtens de noodzakelijkheid der goddelijke natuur gedetermineerd, of alles vloeit altijd zó met dezelfde noodzakelijkheid uit zijn almacht of goddelijke natuur voort.

    Tweede deel

    Spinoza behandelt de mens onder het hoofd: 'De geest'. Het theocentrisch gezichtspunt aangaande de mens beheerst deze ethiek: de mens kan slechts vanuit God begrepen worden. De mens bestaat uit lichaam en ziel, modi van de attributen der extensio en cogitatio van een en dezelfde wezenheid. Denkend wordt de ziel zich bewust van haar eeuwige oorsprong waardoor haar geluk en deugd bevestigd zijn.

    Voordat de ziel tot deze kennis gekomen is, doorloopt zij een lange weg. De eerste trap van kennis is de verbeelding (imaginatio). Dit wil niet zeggen, dat deze kennis onwaar is. Haar kennis is onvolledig. De imaginatio en de tweede orde van kennis, de ratio, zijn twee kenwijzen, die beide de ene substantie openbaren, enerzijds in de vorm der negatie, beperktheid en eindigheid, anderzijds in de vorm van algemeenheid en noodwendigheid. Dáár heeft het denken het bepaalde, het contingente en het enkele tot inhoud, hier het algemene, wetmatige en universele. Zij is kennis van algemene begrippen of axiomata, verhoudingen en betrekkingen. De hoogste kenvorm is de intuïtio, die van de volkomen heldere voorstelling van het werkelijke wezen van Gods attributen uitgaat om tot de volledige kennis van het wezen der dingen te komen. Kennis der dingen in het licht van de intuïtio acht Spinoza het hoogste streven en de grootste deugd der ziel. Zo is er continuïteit: de verbeelding is de aanvang onzer kennis, de rede geeft ons de samenhang en de filosofie het eeuwig karakter van alles.

    Derde deel

    De leer der affecten toont hoezeer het Spinoza te doen is om het geluk van de mens. Al wat bestaat openbaart de innerlijke wet van zijn wezen: levensdrang, existentiedrift, zelfhandhaving. Alles strijdt voor zijn bestaan. Er doen zich namelijk in het leven tal van obstakels voor, die het natuurlijke streven naar zelfontplooiing dwarsbomen. Op allerlei wijzen kan de mens door zijn omgeving worden aangedaan, positief of negatief. Bevorderen de omstandigheden onze levensenergie, dan zijn wij verblijd; belemmeren zij haar in haar ontwikkeling, dan gevoelen wij ons bedroefd. Uit deze grondaffecten leidt Spinoza alle andere af.

    Denken wij ons de oorzaken van onze blijdschap en droefheid in, dan is daarmee liefde en haat verklaard. De zucht tot zelfhandhaving is de motor van ons handelen en het richtsnoer van ons gedrag.

    Vierde deel

    Spinoza verstaat onder goed datgene wat het leven bevordert en onder kwaad, dat, waardoor 's mensen verlangen wordt gefrustreerd. Er is niets dat wij begeren, omdat wij het goed oordelen, doch wij noemen integendeel datgene goed, wat wij begeren. Het goede is gegeven met de natuurlijke ontwikkeling naar onze bestemming, de verwerkelijking van onze persoonlijkheid. Goed is wat voor ons van nut is. Door de rede weten wij dat iets nuttig voor ons is.

    Vijfde deel

    Het laatste boek van de Ethica heet: de macht van het intellect of de menselijke vrijheid. Het menselijk leven evolueert langs de weg der rede tot de vrijheid. Vrijheid toont zich in de macht der rede over de affecten.

    Als onze geest alle dingen als noodzakelijk begrijpt zal hij een grotere macht over de aandoeningen hebben en er minder onder lijden.

    Het komt erop aan om in elk ding het goede in het oog te houden teneinde altijd door een gevoel van vreugde bij ons handelen te worden geleid. Vreugde is het gevolg van ware kennis. Zij loopt parallel met de liefde tot de vrijheid, die van deze kennis de onmisbare grondslag vormt. De vreugde wordt des te groter, naarmate de mens zichzelf beter begrijpt en dit gebeurt, wanneer hij alle indrukken op de idee van God betrekt: inzicht in het eigen wezen sluit de liefde tot God in zich. Spinoza begon zijn 'Ethica' met een expositie van het Godsbegrip en hij eindigt zijn werk met de mens te wijzen op het hoogste geluk dat de geestelijke liefde tot God brengt.

    Ethica

     

    III. Onder 'substantie' versta ik datgene, wat op-zich-zelf bestaat en uit zichzelf moet worden begrepen; dat wil zeggen datgene, welks begrip niet het begrip van iets anders, waaruit het zou moeten worden afgeleid, vooronderstelt.

    IV. Onder 'attribuut' versta ik datgene, wat het verstand opvat als uitmakende het wezen ener substantie.

    V. Onder 'bestaanswijzen' versta ik de openbaringen ener substantie, ofwel datgene wat in iets anders bestaat, door bemiddeling waarvan het ook wordt begrepen.

    VI. Onder 'God' versta ik het volstrekt oneindige wezen, dat wil zeggen een substantie , uit een oneindig aantal attributen bestaande, van welke ieder voor zich een eeuwig en oneindig wezen uitdrukt.

    VII. Datgene zal ' vrij' heten, wat alleen krachtens de noodwendigheid van zijn eigen aard bestaat en alleenlijk uit zichzelf tot werken wordt genoopt; 'noodwendig' echter, of veeleer 'afhankelijk' zal heten wat door iets anders tot bestaan en tot een vaste en bepaalde wijze van werken wordt genoodzaakt.

    STELLINGEN

    STELLING 7 Het ligt in de aard ener substantie te bestaan.

    STELLING 11 God, of de substantie, bestaande uit een oneindig aantal attributen, van welke elk een eeuwig en oneindig wezen uitdrukt, bestaat noodwendig.

    STELLING 14 Buiten God kan geen andere substantie bestaan noch gedacht worden.

    STELLING 29 In de wereld der dingen bestaat niets toevalligs, maar alles wordt krachtens de noodwendigheid van de goddelijke aard genoodzaakt op bepaalde wijze te bestaan en te werken.

    AANHANGSEL

    Hiermede heb ik Gods aard en eigenschappen ontvouwd, namelijk dat hij noodwendig bestaat; dat hij enig is; dat hij uitsluitend krachtens de noodwendigheid van zijn aard bestaat en handelt; dat hij aller dingen vrije oorzaak is en op welke wijze; dat alles in God is en zodanig van hem afhangt, dat het zonder hem noch bestaanbaar noch denkbaar is; en tenslotte dat alles door God is voorbeschikt, weliswaar niet uit vrije wil of onbeperkte willekeur, maar krachtens zijn volstrekte aard ofwel zijn oneindige macht.

    STELLING 44 Het ligt niet in de aard der Rede de dingen als toevallig, wel echter ze als noodzakelijk te beschouwen.

    STELLING 6 Naarmate de Geest alle dingen als noodwendig. begrijpt, heeft hij meer macht over zijn aandoeningen, ofwel heeft hij minder van hen te lijden.

    STELLING 42 De Gelukzaligheid is niet het loon der Deugd, maar Deugd [Zielskracht] zelf en wij verheugen ons niet in haar omdat wij onze lusten bedwingen, maar omgekeerd, wijl wij ons in haar verheugen, zijn wij bij machte onze lusten te beheersen.

    (Bron: Bonhoeffercollege)

    De Ethica lijkt te zijn opgezet als een meetkundig systeem. Spinoza maakt gebruik van definities, axioma’s en stellingen: zo probeert hij in roerige tijden de zaken objectief te benaderen. Door de geschiedenis heen hebben veel lezers zich erover beklaagd dat het boek daardoor zo moeilijk te lezen is. Maar dan heeft Spinoza toch het laatste woord, want de laatste zin van zijn Ethica luidt: ‘Alles wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam.’

    19-01-2013 om 19:59 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JACOB BöHME : filosoof en mysticus
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De bekende filosoof en mysticus heeft ons bijzondere literatuur nagelaten. Een korte introductie op zijn werk en leven.

    Jacob Böhme (1575-1624) is een wonderbaarlijk man. Hij is de geschiedenis ingegaan als de ‘schoenmaker van Görlitz’, maar ook als de Philosophus Teutonicus, de ‘Duitse filosoof’. Die titel krijgt hij van de filosoof Hegel (1770-1827). Als hij vijfentwintig jaar oud is, krijgt hij een verlichting. Het resultaat van die verlichting is zijn belangrijkste werk Aurora. Morgen-Röte im Aufgangk. Daarmee presenteert Böhme zich als een ‘alchemistische filosoof’ in de traditie van Paracelsus (1493-1541). Het gevolg is dat hij als ‘gnostieke’ ketter veroordeeld wordt door de kerk. Böhme moet ‘ondergronds’! Dat verandert wanneer de dertigjarige oorlog uitbreekt (1618-1648). Vanaf dan schrijft hij aan de lopende band boeken. In een van deze boeken Der Weg zu Christo laat Böhme zich van zijn meest mystiek-piëtistische kant zien.

    Mysticus

    Na Luther en Calvijn ontaardt de reformatie al snel in een intellectueel woordenspel. De arme gelovigen krijgen geleerde preken over zich heen gestort waarmee ze niet veel kunnen. Daartegen komt verzet: het piëtisme of de Nadere Reformatie. Men zoekt een terugkeer naar de mystieke beleving. Böhme is daarin een voorman. In Der Weg zur Christo lezen we onder meer:

    “O diepe liefde in de allerzoetste naam Jezus! Geef mij toch in mijn ziel begeerte. Heeft U zich daarom in de mensheid bewogen en daar Uw grote zoetigheid geopenbaard en roept U tot ons, dat wij naar U hongerig en dorstig zijn, en heeft U ons toegezegd dat U ons wilt verkwikken. Nu sper ik mijn zielsverhemelte voor U open, o allerheiligste, zoetste waarheid.”

    Böhme als een vroom mysticus – dat had nog wel gegaan voor de kerk. Het probleem is dat Böhme zich niet slechts beperkt tot het traditionele mystieke corpus, maar hij wil Gods werken verklaren in termen van de alchemie en van Paracelsus. Zo wordt Böhme een ketter.

    Speculatieve alchemist

    Al in zijn eersteling, de Aurora, toont Böhme zich een heuse alchemist. Neem bijvoorbeeld het onderwerp ‘Van de metalen in de aarde’:

    “Maar het zilver en het goud in de dode materie is slechts een donkere steen in vergelijking met de wortel van de hemelse geboorte: ik zet het alleen daarom hier uiteen opdat u weet waarvan het zijn oorsprong heeft. Omdat het [goud] het schoonste opstijgen en baren in de Heilige/Hemelse natuur is geweest, zo wordt het ook in deze wereld door alle mensen geliefd. Want de natuur heeft de mens in zijn hart geschreven dat het beter is dan alle andere stenen der aarde, maar ze heeft de mens niet haar grond kunnen openbaren waarvan het is geworden of waar het vandaan komt – wat u toch ook aan het morgenrood van de dag kunt merken. Het erts is echter veel en velerlei/alles op dezelfde manier als ook de Salliter Primus is geweest in de Natuur-Hemel bij zijn opstijgen in het licht van de liefde. Want iedere Bron-Geest (Quel-Geist) in de hemelse natuur heeft de aard en eigenschap van alle Bron-Geesten in zich, want hij wordt altijd door de andere geïnficeerd, waarvan het leven en de ondoorgrondelijke geboorte van God ontstaat, maar naar één kracht is hij primus, en dat is zijn eigen lichaam, waarvan hij zijn naam heeft. Nu heeft echter iedere Bron-Geest de eigenschap van de gehele natuur en is zijn werken in de tijd van de ontbranding van de toorn met de dood geïnficeerd en daaruit zijn uit het werken van één geest de aarde, de ertsen, de stenen en het water ontstaan. Daarom vind je ook naar iedere geest kwaliteit in de aarde, de ertsen, de stenen en het water en daarom is de aarde zo veel en van velerlei kwaliteit. Alles in de mate waarin iedere Bron-Geest met zijn instaande geboorte in de tijd der ontbranding primus is geweest. Die natuur heeft net zoals de mens zo veel geopenbaard dat hij weet hoe hij van iedere vreemde geïnficeerde Bron-Geest kan afsmelten in de vreemde Materiam, waardoor dezelfde Bron-Geest in zijn eigen primat primus blijft. Hiertoe heeft u aan het goud en zilver een voorbeeld. Je kunt het niet verder zuiver maken dan dat het goud en zilver is, het moet dan zeven keer in vuur gesmolten worden.”

    Zeven stadia

    Salliter Primus is ‘het eerste salpeter’, dus chemisch is het de hoofdstof van de nitraatgroep (zouten). Nitraat wordt veel gebruikt in verbindingen met lood en zilver, de twee fasen van het veredelen van de metalen die aan het goud voorafgaan. In de alchemie wordt het gezien als een van de goddelijke substanties die werkzaam zijn in de aarde. Salliter Primus representeert het huwelijk tussen hemel en aarde dat alle leven voortbrengt. Het volmaakte huwelijk in de elementen is uiteraard goud. Salliter Primus is één van de zeven Bron-Geesten die uit God geboren worden. God rust in zichzelf – de Ungrund – maar het openbaart zichzelf naar buiten toe als de barende Sophia of Heilige Geest in zeven Bron-Geesten. Dit is naar Spreuken 9:1-3: “De wijsheid heeft zich een huis gebouwd, zeven zuilen heeft zij zich uitgekapt.”

    Sophia bestaat in het bijbelse Spreukenboek (8:22-30) vóór de schepping en is de uitvoerster van het werk van God. De zeven Bron-Geesten werken altijd samen (inficiëren elkaar) in hun ‘hemelse natuur’, maar ze hebben ook een eigen kracht, een eigen primus, zoals de Salliter Primus. Het voortdurende weven en elkaar doordringen is het dynamische scheppingsproces. Het zijn de kwaliteiten van het samentrekkende (koude), het bewegelijke (leven), het uitbreidende (hitte), het vluchtige (lucht), het zachte (water), het vormgevende (klank) en de verwerkelijking (vorm). Deze zeven principes komen overeen met de zeven stadia van het alchemistische proces: de Calcinatie (verbranden), de Dissolutio (oplossen), de Seperatio (scheiden), de Conjunctie (samenvoegen), de Fermentatie (gisten), de Distillatio (reiniging door verdamping) en de Coagulatio (zuiveren). Aan het einde van dit proces is de quinta essentia gevonden van een stof en dus de oorspronkelijke Bron-Geest.

    Kwintessens

    De quinta essentia kan men vergelijken met de kabbalistische Malchoeth of Sjechinah: het werken van God in Zijn schepping. Dan is de geest opgestaan uit de stof. Het alchemistische proces wordt wel het ‘martelen van de materie’ genoemd, analoog aan de marteling van Christus. Zoals Christus in zijn verheerlijkte lichaam opstaat uit de dood, zo staat ook de Bron-Geest op uit de materie. Dan is de ‘vreemde Materiam afgesmolten’ en komt de ‘ingeboren Bron-Geest’ vrij. Ofwel, heb je het vijfde levenschenkende element, de quinta essentia, gevonden.

    Voor Jacob Böhme is het geen vraag: hij is niet mysticus óf alchemist, maar mysticus én alchemist. Als mysticus is hij op zoek naar Christus in het diepst van zichzelf. Als alchemist is hij op zoek naar de werkzaamheid van Christus in zijn schepping. Werken (als alchemist) en bidden (als mysticus) maakt samen labor-ora-torium, dat is laboratorium. Het heilige werk van de alchemie kan alleen maar gedaan worden in de plaats (torium) waar gewerkt (labor) en gebeden (ora) wordt.

     ( Bron:John van Schaik studeerde middeleeuwse mystiek en promoveerde op het godsbeeld van de laat-antieke manicheeërs en de middeleeuwse katharen. Hij is directeur van het Origenes-Instituut en hoofdredacteur van Bres Magazine voor religie, wetenschap en gnosis. Zie: www.origenes-instituut.nl.)

     

    03-12-2011 om 18:01 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GNOSIS ; evolutie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Gnosis (γνώσις) is een Grieks woord uit de oudheid dat staat voor zelfkennis, inzicht en innerlijk weten. De oudst bekende verwijzing naar deze letterlijke betekenis is te vinden op de 3200 jaar oude Tempel van Apollo in de Oud-Griekse plaats Delphi waar boven de poort de mystieke tekst “Ken U Zelve” (γνῶθι σεαυτόν) in steen staat gegrift. Enkele eeuwen na de bouw van de tempel, in de 5e eeuw voor de christelijke jaartelling vinden we het onder meer terug in de Griekse filosofieën van Socrates en Plato.

    Het begrip gnosis omvat veel meer dan wat wij tegenwoordig als zelfkennis ervaren. Het is geen kennis van het ego maar in essentie een inwendige zelf-ervaring van de mens. De gnosticus kent zijn innerlijke zelf en weet daardoor wie hij werkelijk is. Gnosis beantwoordt de primaire levensvragen “wie ben ik en waarom ben ik hier?” niet als een geloofsovertuiging van buitenaf maar als een absoluut weten van binnenuit.

    De gnostici in de oudheid waren mannen en vrouwen die zochten naar het antwoord op deze levensvragen. Ze zochten het niet in dogmatische religie, in uiterlijke (natuur)wetenschap of in materiële zaken want ze veronderstelden dat de mens het bestaan alleen kan begrijpen door zichzelf op het hoogst innerlijke niveau te kennen. Het bereiken van ‘de gnosis’ gaf het antwoord op alle mogelijke vragen. Het gaf innerlijke kennis over ‘het al’ binnen een oogwenk, een feitelijk niet te beschrijven geestelijke helderheid.

    IsisGnosis heeft oorspronkelijk in talrijke filosofische en religieuze stromingen een prominente rol gespeeld en vele duizenden mythologische, filosofische en religieuze verhalen (allegorische vertellingen) zijn geschreven om het bereiken van de gnosis te verwoorden en om de opgedane innerlijke kennis aan andere mensen over te brengen. Er zijn levens- beschouwingen en religies uit ontstaan maar slechts weinig beschouwingen die we vandaag kennen bevatten nog kenmerken die we zuiver gnostisch kunnen noemen. Niet alle overgeleverde verhalen maken letterlijk melding van het begrip, in religies bijvoorbeeld wordt het vaak verwoord als ‘verlichting’ of ‘verlossing’ waarbij opgemerkt dient te worden dat de gnostici meenden dat de mens alleen zichzelf kan verlichten of verlossen.

    De oorspronkelijke gnostici in de oudheid waren spiritueel en esoterisch gericht maar zeker niet traditioneel religieus. Ze verwierpen het dogmatische godsbeeld van de externe wraakzuchtige god dat in die tijd alleen nog vertegenwoordigd werd door het jodendom. Ze stelden juist dat de mens zelf het centrale punt in haar bestaan is. Gnosis is in dat opzicht de absolute tegenhanger van het geloof, het prevaleert namelijk het innerlijk weten, een intuïtief weten dat je als mens je eigen werkelijkheid schept in plaats van het kritiekloos geloof in een almachtige goddelijke entiteit die het leven voor iedereen bepaalt en over iedereen oordeelt. De gnostici maakten zodoende geen gebruik van kant en klare levensovertuigingen om hun levensvragen te beantwoorden maar ze zochten de waarheid vanuit de eigen innerlijke beleving.

    Door de jaren heen zijn mensen die deze levenshouding aanhingen vervolgd door de heersende elite vanwege de gnostische boodschap dat de mens zijn of haar eigen ‘meester’ is, en dus eigenlijk zelf een god is. Met name de rooms katholieke kerk heeft sinds haar oprichting in de derde eeuw het gnostische gedachtegoed letterlijk te vuur en te zwaard bestreden totdat de laatste persoon met gnostische ideeën in de 13e eeuw op de brandstapel overleed. Minerve 1210Gedurende de middeleeuwen zijn er enkele gnostische stromingen binnen het christendom geweest - aangeduid als gnostiek - zoals de Katharen, maar al hun geschriften en kennis werden door de kerkvaders systematisch gedemoniseerd en tijdens de inquisitie vernietigd.

    “De dwaalleer van de Katharen groeide zo snel, dat het in korte tijd wel duizend steden infecteerde. Ik ben ervan overtuigd dat het heel Europa besmet had, als het niet door de zwaarden van de gelovigen onderworpen was.”

    Duits christelijke monnik Caesarius van Heisterbach (ca. 1180-1240), Dialogus Miracolorum

    Tot de vorige eeuw was er weinig bekend van de gnostici die aan de wieg stonden van de vele filosofische stromingen en de daaruit voortkomende vroege-christendom. Historici en theologen waren aangewezen op propagandistische teksten die door rooms katholieke kerkvaders tijdens de vroege middeleeuwen waren geschreven als aanval op de gnostici persoonlijk of als kritiek op de gnostische leer of tradities. Met name het gnostische gebruik dat elk mens gelijkwaardig was en tijdens bijeenkomsten recht op spreken had, dus inclusief vrouwen, was hen een doorn in het oog. Omdat de kerk zeer succesvol was in het verbannen en vernietigen van de gnostische geschriften en we deze geschriften later alleen kenden door de kritische teksten van de kerkvaders bestond er lange tijd het eenzijdig negatieve beeld dat de gnostici duivelse ketters waren en er gruwelijke rituelen op na hielden. Maar dit beeld was slechts geschapen om de vervolging van deze geweldloze mensen te legitimeren. De werkelijke reden voor de bloederige vervolgingen was dat het gnostische idee dat elk mens zichzelf kan ‘verlichten’ een bedreiging vormde voor het geloof in de monotheïstische God en daarmee dus ook het gezag, de macht en de financiële rijkdom van de kerk ondermijnde.

    Nag Hammadi geschriftIn december 1945 vond een boer in de Egyptische streek Nag Hammadi een grote kruik met een verzameling oude papyri, geschriften die waarschijnlijk in de eerste of tweede eeuw van onze jaartelling zijn begraven door naar men vermoed vroeg-christelijke monniken. Deze boeken worden door wetenschappers aangeduid als gnostische geschriften omdat ze onder meer werken van Plato en religieuze evangeliën bevatten die een heel ander (logischer) beeld van Jezus Christus schetsen dan we vandaag de dag kennen. Deze geschriften hebben na de opgraving eerst ruim 30 jaar rondgezworven en zijn uiteindelijk na veel tegenwerking uit christelijke hoek terecht gekomen bij onafhankelijke historici en pas recentelijk vertaald en integraal uitgebracht voor het grote publiek. De Nederlandse hoogleraar Gilles Quispel en de historici J. Slavenburg en W.G. Glaudemans hebben hierbij een zeer belangrijke bijdrage geleverd. Maar ook Jung toonde vergaande interesse in de gnostische geschriften.

    “Een mensenleven lang heb ik gezocht naar het inzicht en de kennis die door de gnostici duizenden jaren geleden al werd beschreven.”
    Carl Gustav Jung

    De Nag Hammadi geschriften zijn, in tegenstelling tot de Bijbelse geschriften, 17 eeuwen onaangetast gebleven en werpen een verfrissende kijk op het gedachtegoed van de gnostici en het ontstaan van het christendom. Ze zijn onder andere een vruchtbare creatieve bodem gebleken voor diverse hedendaagse fantasierijke bestsellers en films, waaronder “In de Ban van de Ring”, “De Ontdekking van de Hemel”, “De DaVinci Code”, “The Matrix” en zelfs “Harry Potter”. Al deze boeken en films bevatten min of meer kenmerken van de gnostische levensvisie. De zoekende mens, de zelfscheppende mens, de machtige mens en de innerlijke strijd tussen goed en kwaad. Opvallend hierbij is dat zelfs tot de dag van vandaag de katholieke kerk haar gelovigen voor deze boeken en films waarschuwt.

    Het gnosticisme heeft vele stromingen en gedaanten gekend, van Egyptische mythologie en Oud-Griekse filosofie tot stromingen binnen het christendom, boeddhisme, de vrijmetselaars en het hedendaagse humanisme om er een paar te benoemen. Het is eigenlijk een verzamelnaam voor alles wat in de basis gnostische kenmerken heeft hoewel men in geval van gnosticisme binnen het christendom meestal spreekt over de gnostiek waarbij gnosis en het geloof in zekere mate samenkomen. In haar meest pure vorm is ‘de gnosis’ niet religieus of filosofisch, het is bovenal een persoonlijk spiritueel bewust-zijn zonder dat daar uiterlijke kenmerken of fysieke waarden aan gehangen worden. Het bevrijdt de mens uit het stramien van de aardse overtuigingen en haar illusies, en geeft een glimp van een allesomvattende tijdloze realiteit waaruit de aardse werkelijkheid ontspringt.

    De DenkerDuizenden jaren zijn er mensen geweest die als sprekers, verhalen-vertellers, kunstenaars of schrijvers onder het volk optraden om hun innerlijke stem te laten horen. Bijvoorbeeld over ethiek, zingeving, goed en kwaad, de menselijke psyche en het ontstaan of verklaren van aardse gebeurtenissen. Soms met gevaar voor eigen leven hebben deze sprekers keer op keer gezorgd voor verandering en vernieuwing in onze wereld door de massa te laten zien dat er andere wegen zijn dan de heersende doctrine en dat de mens in essentie een vrij wezen is en zichzelf ook als zodanig moet profileren om werkelijk vrij te kunnen zijn.

    De oorspronkelijke gnostici in de oudheid geloofden niets, behalve in hun eigen capaciteit om te werkelijkheid te kunnen begrijpen. Ze onderzochten in het diepst van hun eigen wezen naar antwoorden en ze leerden met andere ogen naar de fysieke realiteit te kijken. De ultieme boodschap die ze daaruit voort brachten was met recht een blijde boodschap, namelijk de bevinding dat ieder mens zijn of haar eigen werkelijkheid schept en dat het fysieke bestaan slechts een schaduw is van een grotere innerlijke werkelijkheid die in essentie eeuwig bestaat en altijd in beweging is.

    De boodschap dat ieder mens Koning is viel niet altijd in goede aarde, zeker niet bij de ‘werkelijke’ Koning, Keizer of Kerkvader die wilde heersen over een klein stukje van de schaduw, de fysieke werkelijkheid. Ook in de huidige tijd, met al haar technische hulpmiddelen en afleidingen heeft de mens honger naar zingeving of innerlijke kennis. Gnosis is van alle tijden omdat het de mens in haar diepste wezen beschrijft. Filosofische, religieuze en wetenschappelijke denkbeelden komen en gaan, maar de mens is altijd het centrum van de ervaring. Dit maakt de reis door het menselijk bewustzijn geen modieus verschijnsel maar een absolute noodzaak dat wellicht de reden van het menselijk bestaan omvat.

    08-01-2011 om 22:12 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    01-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TAO TE CHING: Lao Tse ( het boek van de weg en de deugd)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lao Tse, wat ‘oude meester’ betekent, was volgens de overleveringen een raadgever aan het Chinese hof. Hij zou geleefd hebben in de 6de eeuw voor Chr.. Omdat er heel weinig naar hem werd geluisterd, trok hij zich aan het eind van zijn leven terug. Toen hij het land wou verlaten, werd hij bij de grens erkend door een poortwachter. Deze vroeg hem om zijn gedachten en kennis op te schrijven.

     

    De Tao Te King, wat kan vertaald worden als: ‘Gezaghebbende verhandeling over de Weg en zijn deugdzame werking’, bevat geen namen van personen, geen data, geen gebeurtenissen. Volgens onderzoekers, is het een verzameling van oude, overgeleverde wijsheden uit de 6de eeuw voor Chr..

     

    Er bestaat ook geen  zekerheid dat dit volledige werk door Lao Tse zelf werd geschreven. Onderzoekers vermoeden dat de Tao Te King geschriften bevat van verschillende personen. De tekst van de Tao Te King bevat ongeveer 5000 Chinese tekens. Later werden deze, door opeenvolgende samenstellers, verdeeld in 81 hoofdstukken/ verzen.

     

    Van het werk bestaan vier belangrijke Chinese versies. De voornaamste zijn de Wang Pi-tekst (3de eeuw na Chr.) en de iets oudere tekst van Ho-shang Kung. Alle Chinese versies lijken heel erg op elkaar en, gezien het Chinees zich niet leent voor een letterlijke vertaling, werden er honderden, vaak zeer verschillende, Westerse vertalingen gemaakt.

     

    Men zou kunnen zeggen dat Tao iets is wat men moet gewaarworden en wat men in zich moet opnemen. Tao gaat hoofdzakelijk over de praktijk van het leven, het leven van alledag, met zijn bestendigheid of wetmatigheid die overal in de Natuur te herkennen is. Tao is de weg van de Natuur en is universeel. Het is de oorsprong en het allesomvattende, altijd veranderend en voortdurend in evenwicht. Tao werkt - zo zouden we kunnen stellen – volgens een aantal wetten ,die constant en regelmatig zijn, en in die wetten zit een element van noodzakelijkheid.

    Want zo gedraagt Tao zich, door zijn eigen natuur, en alle dingen om zich heen moeten, om zich te kunnen verwezenlijken, gehoorzamen. Tao dwingt ontzag af door de verrukking om alledaagse dingen, bv. Hout hakken, water halen, enz.. Hierin is zeer duidelijk ‘Te’ - de deugdzame werking van Tao - te herkennen. Lao Tse lijkt ons te zeggen dat Tao zich voor onze ogen ontvouwt in zijn volle glorie. Achter de verschijnselen valt niets te ontdekken, behalve hun wetmatigheid, hun dharmata, het ene beginsel dat hen bindt. Dharmata betekent: de fundamentele natuur van alle verschijnselen, de essentie van de werkelijkheid.

     

    Het mysterie van het bestaan en de 'tienduizend' gedaanten van het bestaan zijn beide één, het bestaan dat zich als twee voordoet: 'zijn' en 'niet zijn', gedaante en mysterie. Volgens Lao Tse is dit omdat wij, het onzichtbare, onhoorbare en het ontastbare van het ‘niet-zijn van het bestaan’, niet verder weten te peilen dat deze gezamenlijk als één iets worden gezien en het ‘ene onnoembare’ worden genoemd.

     

    Ook bij Tao is er, net zoals bij de Boeddha, geen sprake van een scheppende godheid. De taoïstische filosofie is in de grond naturalistisch en elk idee van een god is haar vreemd. Wat en hoeveel wij zien van het geheel, en een naam geven, is en zal steeds afhankelijk blijven van het doel en de manier waarop wij onze - beperkte – menselijke vermogens om waar te nemen en om te bevatten, inzetten.

     

    Verlichting betekent: dit ten volle inzien en zich richten naar de verschijnselen om ons heen, hun 'zijn' en 'niet-zijn' - beide – als de enige bron van waarheid. Want hierin, en niet elders, liggen alle geheimen

    van het bestaan besloten. Inzicht in hun wetmatigheid en het vertrouwen in de redelijkheid van het bestaan, dat dit inzicht meebrengt, zullen ons verlossen van ons lijden, ons behoeden voor alle gevaren. Wat verlichte meesters, die ons voorgaan en streven naar het ‘niet-twee’ van Nirvana-is-Samara ons voorhouden, is diepe liefde voor de dingen zoals ze zijn; een diep vertrouwen in hoe dit wonderbaarlijke bestaan zich, hier en nu, voltrekt in en om ons heen. De leer van de verlichte meesters is een leer van onvoorwaardelijke verzoening met de werkelijkheid.

    De liefde en de eerbied voor het bestaan in zijn totaliteit, vormen de gouden draad die door het werk van Lao Tse loopt.

    In de oosterse filosofieën is er echter een element dat onbeschrijfbaar moet blijven en dit is: ‘leegte’ voorbij het bestaan. Dit wil zeggen dat deze niet te omschrijven ‘leegte’ niet bezoedeld mag worden door bijgeloof of door filosofische haarkloverij. En, het is deze ‘leegte’ die Lao Tse ‘het eeuwige of de ware Tao’ noemt. De vorm zonder vorm, die het bestaan voortbrengt dat zich manifesteert in de dans der tegenstellingen.

     

    In hoofdstuk 42 zet Lao Tse zijn kosmologie duidelijk uiteen:

     

    Tao veroorzaakte het Ene;

    het Ene veroorzaakte de Twee;

    de Twee veroorzaakten de Drie;

    de Drie veroorzaakten de tienduizend dingen.

    Alle dingen dragen yin op de rug en yang in

    de armen

    en aan het evenwicht van deze twee ontlenen

    ze hun kracht.

    De mensen willen niet wees, eenzaam of behoeftig

    zijn.

    Toch noemen koningen en prinsen zich bij

    deze namen.

    Voorwaar, de vermindering wordt vaak tot

    aanwinst,

    de vermeerdering vaak tot verlies.

     

    Lao Tse zegt hier dat Tao het bestaan veroorzaakt (het Ene). Het bestaan veroorzaakt op zijn beurt, het bestaande dat zich aan ons voordoet in zijn twee aspecten yang en yin, d.w.z. hemel en aarde, mannelijk en vrouwelijk, licht en donker, zijn en niet-zijn, enz. (de Twee). Deze twee aspecten roepen elkaar op, zoeken hun evenwicht en veroorzaken, samen, de derde dimensie waardoor het geheel meer blijkt dan de som van de delen, de kracht of tj'i. Hierdoor is 'wij' meer dan jij en ik (de Drie). En deze triniteit - jij, ik en de kracht die ons bindt, door hun vereniging, eenwording en onderwerping aan het bestaan, het Ene - veroorzaakt het ontstaan van de ‘tienduizend dingen’, het worden van Tao.

     

    Nog een aantal wijze woorden , vermeld in hoofdstuk 1 van de Tao Te King:

     

    Het Tao dat genoemd wordt, is niet

    het eeuwige Tao,

    want de namen die wij noemen, zijn

    geen eeuwige namen.

    Hemel en Aarde zijn naamloos

    geboren;

    noemen is enkel de moeder der dingen.

    Wie geen verlangens koestert, aanschouwt

    hun mysterie;

    wie wel verlangens koestert, aanschouwt hun

    gedaante.

    De twee zijn in wezen hetzelfde;

    pas dan krijgen ze elk een eigen naam.

    We zouden beide een mysterie kunnen

    noemen

    en nog geheimzinniger is de poort aller mysteriën

     

    (Bron:De weg van Lao Tse - John Willemsens)

    01-11-2010 om 00:00 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    24-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Nuctemeron van Apollonius van Tyana
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Apollonius van Tyana maakte deel uit van de hermetische traditie, die zijn naam ontleent aan de Egyptische wijsgeer Hermes Trismegistus. De hermetiek grijpt terug op een Grieks wereldbeeld, waarin wetenschap en mystiek hand in hand gingen. Volgens dit wereldbeeld is alles wat bestaat opgebouwd uit vermengingen van vier elementen: aarde, water, lucht en vuur.

     

    Vertaald in spirituele termen is de voortgang van het laagste (aarde) naar het hoogste (vuur) element een ontwikkeling naar geestelijke volmaaktheid, opperste concentratie, innerlijke zuiverheid. Deze reis staat beschreven in Nuctemeron, een mystieke tekst die, naar men aanneemt, opgete-kend werd door Apollonius. Nuctemeron is een amalgaam van Griekse mythologie, astrologie, getal-lensymboliek en de hermetische elementenleer. De tekst is opgebouwd uit twaalf delen, die de twaalf fasen van de gang naar volmaaktheid beschrijven.

    Nuctemeron is een cryptische, beeldende tekst.


    De oorspronkelijke, Griekse, tekst werd in het Frans vertaald door Éliphas Lévi, en in het Engels door Arthur Conan-Doyle.

     

    Tekst van de twaalf uren van het Nuctemeron

    Het eerste uur

    In de eenheid zingen de demonen de lof van God, ze verliezen hun boosaardigheid en hun woede.

    Het tweede uur

    Door het binaire zingen de vissen van de Zodiak de lof van God, de slangen van vuur strengelen zich om de Caduceüs en de bliksem wordt harmonisch.

    Het derde uur

    De slangen van Hermes' Caduceüs omslingeren elkaar driemaal, Cerberus opent zijn drievoudige muil en zingt de lof van God door de drie tongen van de bliksem.

    Het vierde uur

    Bij het vierde uur keert de ziel terug om de graftomben te bezoeken, het is het ogenblik waarop de vier magische lampen worden ontstoken, op de vier hoeken van de cirkels, het is het uur van de betoveringen en de begoochelingen.

    Het vijfde uur

    De stem der grote wateren zingt de God der hemelse sferen.

    Het zesde uur

    De geest houdt zich onbeweeglijk, hij ziet de monsters der hel naar zich toe marcheren en hij is zonder vrees.

    Het zevende uur

    Een vuur dat het leven geeft aan alle bezielde wezens, wordt gericht door de wil der zuivere mensen. De ingewijde strekt zijn hand uit en het lijden komt tot vrede.

    Het achtste uur

    De sterren spreken met elkaar, de ziel der zonnen is verbonden met de zucht der bloemen, ketens van harmonie laten alle wezens der natuur zich met elkaar verbinden.

    Het negende uur

    Het getal dat niet mag worden geopenbaard.

    Het tiende uur

    Dit is de sleutel van de astronomische cyclus en de kringloop van het leven der mensen.

    Het elfde uur

    De vleugels der genii bewegen zich met een mysterieus geruis, ze vliegen van de ene sfeer naar de andere en brengen de boodschappen van God van wereld naar wereld.

    Het twaalfde uur

    Hier worden door het vuur de werken van het eeuwige licht volbracht.

    Apollonius van Tyana was een Grieks neopythagoreïsch filosoof en leraar, geboren in 2 n. Chr en vermoedelijk gestorven in 98 n. Chr. Zijn leer beïnvloedde de wetenschap en het occultisme tot eeuwen na zijn dood.

    Apollonius is bij ons het best bekend door de teksten van de schrijver Philostratus in wiens biografie sommigen een poging hebben gezien om Apollonius als een tegenstander van Jezus Christus voor te stellen. Deze opvatting moet echter eerder toegeschreven aan de latere geschiedenis van de cultus rond zijn persoon.


    Biografie

    Apollonius werd geboren in de stad Tyana in de provincie Cappadocia in Anatolië dat destijds deel uitmaakte van het Romeinse Rijk. Hij studeerde in de nabijgelegen stad Tarsus en in de tempel van Asclepius in Aegae, waar hij zich toelegde op de doctrines van Pythagoras waarvan hij het ascetische ideaal in haar volste betekenis overnam.

    Na het nakomen van een eed tot zwijgen voor een periode van vijf jaar, trok hij van Griekenland door Azië waar hij een bezoek bracht aan Nineveh, Babylon en India en waar hij in contact kwam met het oosterse mysticisme van de Magi, de Brahmanen en de gymnosofisten. Tijdens deze reis nam hij een schriftkundige en tevens leerling, Damis mee, die de gebeurtenissen in het leven van de filosoof neerschreef. In deze notities worden naast gebeurtenissen uit het leven van Apollonius ook informatie over de opvolging van keizers gedocumenteerd. Uiteindelijk kwamen deze notities terecht bij de keizerin Julia Domna, de vrouw van Septimius Severus, die aan Philostratus de opdracht gaf om de aantekeningen te gebruiken om een biografie samen te stellen van de oude wijze.

    De verhalen van de reizen die gegeven worden door zijn leerling Damis en die herhaald worden bij Philostratus staan zo vol miraculeuze elementen dat velen Apollonius als een denkbeeldig personage hebben beschouwd. Bij zijn terugkeer in Europa werd hij begroet als een Magiër en werd gerespecteerd door zowel priesters als het volk in het algemeen. Hijzelf claimde enkel te beschikken over de capaciteit om de toekomst te voorspellen, maar in Rome werd gezegd dat hij ook de dochter van een Romeins senator van de dood had gered. Hij trok vervolgens door Griekenland, Italië en Spanje. Het wordt gezegd dat hij werd beschuldigd van verraad door zowel Nero als Domitianus, maar dat hij op miraculeuze wijze wist te ontkomen aan een veroordeling. Uiteindelijk stichtte hij een school in Ephese, waar hij bleef tot zijn dood, op honderjarige leeftijd. Philostratus versterkt het mysterie rond het leven van zijn held door te zeggen: "Wat betreft zijn dood, als hij al gestorven is, variëren de getuigenissen".

     

    Munt met afbeelding van Apollonius van Tyana


    Het werk van Philostratus wordt algemeen beschouwd als een religieus fictie-werk. Het bevat een aantal overduidelijk fictieve verhalen, waarbij het echter niet onmogelijk is om het algemene karakter van Apollonius te identificeren. In de derde eeuw wilde Hierocles bewijzen dat de doctrines en het leven van Apollonius waardevoller waren dan die van Jezus Christus. In de moderne tijd hebben Voltaire en Charles Blount, een Britse vrijzinnige uit de 17e eeuw, hetzelfde standpunt ingenomen.  Als we uit het werk van Philostratus de grote hoeveelheden fictie weghalen, houden we een hoogst creatieve, ernstige hervormer over, die een bijzondere vertegenwoordiger was van een vorm van praktische moraal.

    Hij schreef vele boeken en traktaten over een brede waaier van onderwerpen, waaronder wetenschap, geneeskunde en filosofie. Zijn wetenschappelijke theorieën werden uiteindelijk toegepast op het Ptolemeïsche idee dat de zon rond de aarde draaide. Aan hem wordt  het apocriefe werk Nuctemeron toegeschreven.  Enkele eeuwen later werden zijn werken verzameld door keizer Hadrianus en deze zorgde voor de publicatie van de werken in het hele Romeinse Rijk in de strijd tegen het oprukkende Christendom.

    De middeleeuwse islamitische alchemist Jabir ibn Hayyan gaf in zijn boek Boek over de stenen een uitgebreide analyse van alchemistische werken die toegeschreven worden aan Apollonius (door hem Balinas genoemd). In Arabische literatuur wordt hij geëerd als 'Heer van de Talismans', omwille van zijn werk met talismans, en als doorgever van de hermetische wijsheid.

     

     

    Vergelijking met Jezus Christus

     

    Apollonius van Tyana

    In het biografische werk van Philostratus vallen een groot aantal gelijkenissen op met het leven van Jezus Christus. Dit is waarschijnlijk intentioneel gedaan. Oorspronkelijk was deze vergelijkende weergave echter niet bedoeld om Apollonius als rivaal voor te stellen voor het Christendom. In de tweede helft van de 3e eeuw heeft echter de anti-christelijke Platonicus Porphyrios geargumenteerd tegen de uniciteit van Christus en hij verwees in zijn argumentatie naar (het werk van) Apollonius. Rond 300 werd de verering van Apollonius daarentegen in Rome ingezet in de toenmalige strijd tegen het Christendom met christenvriendelijke doeleinden. De toenmalige Keizer Hierocles, die in de Christenvervolging van 303 een beslissende rol speelde, verzocht om Apollonius te beschouwen als een persoon die Christus overklaste. Daarmee wilde hij Apollonius tot symbool en leidersfiguur maken van de tegenstanders van het Christendom. Dit zorgde voor hevige reacties bij de kerkvaders Eusebius van Caesarea en Lactantius, die de wonderbaarlijke daden van Apollonius toeschreven aan de invloed van demonische krachten. Tot aan de Verlichting overheerste het negatieve beeld van Apollonius. De Verlichtingsdenkers en in het bijzonder Voltaire waren daarentegen bijzonder in Apollonius geïnteresseerd. In de 17e en 18e eeuw worden vervolgens, net zoals in de laat-antieke tijd, weer vele - vaak polemische - vergelijkingen gemaakt tussen Apollonius en Christus.

    Citaten en fragmenten

    Apollonius was een vegetariër, net als zijn leermeester Pythagoras. Hij zou volgens bronnenmateriaal gezegd hebben: "Aangezien ik een zekere sublimiteit kan waarnemen in de discipline van Pythagoras en hoe een zekere geheime wijsheid het hem mogelijk maakte om te weten, niet enkel wie hij zelf was, maar ook wie hij geweest was; en ik gezien heb dat hij de altaren in reinheid benaderde en zijn maag niet liet lijden aan vervuiling door het tot zich nemen van vlees van dieren; en dat hij zijn lichaam zuiver zuiver hield door alle kledingstukken die gemaakt waren van dode dieren te weigeren; en dat hij de eerste was uit de mensheid die zijn tong in bedwang hield, door een discipline uit te vinden van stilte zoals beschreven in de spreekwoordelijke zin "Er zit een os op". Zag ik ook dat dit filosofische systeem in andere opzichten profetisch en waar was. Daarom omarmde ik zijn opvattingen..."

    Een gebed van Apollonius van Tyana uit Ca. 23 n. Chr.: "Oh, jij zon, zend me zover rond de wereld als het mij en jou pleziert; en dat ik goede mensen mag ontmoeten, maar nooit moet horen over de slechte, noch zij over mij".

    De roem van Apollonius was nog duidelijk aanwezig in 272, toen Keizer Aurelianus de stad Tyana, die tegen Rome gerebelleerd had, belegerde. Aurelianus beweerde dat Apollonius in een droom of visioen tot hem gesproken had en had gevraagd om zijn geboortestad te sparen. Concreet zou Apollonius gezegd hebben: "Aurelianus, als je verlangt te heersen, zie dan af van het bloed van onschuldigen! Aurelianus, als je wil veroveren, wees dan vergevingsgezind!". Aurelianus, die Apollonius erg bewonderde, spaarde uiteindelijk de stad.

     

    24-05-2010 om 14:21 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    16-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas evangelie ( Nag hammadi)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De ontdekking

    Nag Hammadi Tot de tweede helft van de 20e eeuw was het bestaan van het Thomas-evangelie alleen bekend uit verwijzingen van kerkvaders. Zo noemt Origenes (eerste helft van de 3e eeuw) het in een opsomming van verworpen evangeliën. Weliswaar werden rond 1900 al enkele fragmenten van Griekse versies van het geschrift opgegraven bij Oxyrhynchus in Egypte, maar deze werden niet als delen van het Thomas-evangelie herkend omdat ons nog geen vergelijkende tekst ter beschikking stond. We moesten wachten tot 1945 voordat een complete versie van het evangelie aan de vergetelheid werd ontrukt, opgegraven bij Nag Hammadi, wederom in Egypte. Het was een exemplaar in de Koptische taal, het Egyptisch (geschreven met Griekse lettertekens) uit het begin van onze jaartelling. In tegenstelling tot de opgravingen bij Oxyrhynchus waarbij systematisch naar oude teksten werd gezocht op een daarvoor geschikte lokatie, was de vondst bij Nag Hammadi een toevallige. Twee Egyptische boeren groeven op de berghelling van de Jabal al-Tarif naar nitraten om hun akkers te bemesten. Zij stuitten daarbij op een oude verzegelde kruik die, tot verdriet van de vinders, geen goud of edelstenen, maar een aantal in leer gebonden boeken met bladzijden van papyrus bleek te bevatten. De omwegen die deze codices aflegden voordat ze uiteindelijk in handen van onderzoekers terechtkwamen, vormen stof voor een spannende roman. Niet alle boeken hebben die avonturen overleefd, enkele exemplaren zijn in een oven geëindigd. Uiteindelijk kwamen alle resterende delen in de loop van de jaren vijftig bijeen in het Koptisch Museum te Caïro waar ze ook nu nog ondergebracht zijn. In 1956 werd een gedeelte uit Codex II, mede dankzij de inspanningen van de Nederlandse kerkhistoricus prof. Gilles Quispel, gepubliceerd met als titel 'Het Evangelie volgens Thomas'. Het geschrift bevat 114 kortere en langere uitspraken van Jezus, die volgens de tekst zelf opgeschreven zijn door Didymus Judas Thomas. Vanwege de vele parallellen met de canonieke evangeliën uit het christelijke Nieuwe Testament trok het al snel de aandacht van onderzoekers. Omdat alle overige geschriften van de 'Nag Hammadi'-bibliotheek voortkomen uit een stroming die wij het 'gnosticisme' noemen (zie de volgende alinea) werd door velen ook het Thomas-evangelie in eerste instantie als gnostisch beschouwd en daarom als ketters en oninteressant voor onze kennis over Jezus terzijde geschoven ('guilt by association'). In de loop van de jaren daarna is men hierover genuanceerder gaan denken en werd objectief onderzoek verricht naar de herkomst en betekenis van dit bijzondere evangelie.

    Gnosis - Gnostisch

    Er is de discussie over het al dan niet gnostische karakter van het geschrift. Er bestaat enige verwarring omtrent het begrip 'gnostisch'. Deze term wordt gebruikt voor een beweging in (en ook buiten) het vroege Christendom die zich kenmerkte door een uitgewerkte mythologie en (vaak) een scherp dualisme. Enerzijds is er het spirituele domein, intrinsiek goed en van goddelijke oorsprong, anderzijds is er het wereldse bestaan, de fysieke schepping, die in negatieve termen beschreven wordt en die het werk is van een verderfelijke 'schepper-god'. Ofschoon het grootste deel van de Nag Hammadi bibliotheek voortkomt uit dit gnostische milieu, geldt dit zeker niet voor het Thomas-evangelie.
    Aan de andere kant wordt het begrip 'gnosis' ook gebruikt voor 'innerlijke kennis', inzicht dat verworven wordt door de weg naar binnen te gaan en in contact te komen met je diepste zelf, de grond van je bestaan. In deze zin is 'gnostisch' niet gebonden aan een bepaalde stroming in een specifiek tijdvak. In deze laatste betekenis is het Thomas-evangelie wel degelijk gnostisch maar het is beter deze term te vermijden om misverstanden te voorkomen.

    Datering

    Doordat het geschrift in eerste instantie op één hoop werd gegooid met de andere Nag Hammadi geschriften, werd het gedateerd in (de tweede helft van) de 2e eeuw, de bloeitijd van het gnosticisme. Later werd de discussie verlegd naar een ander strijdpunt: een eventuele afhankelijkheid van de canonieke evangeliën. Dit dispuut is nog steeds gaande maar steeds meer onderzoekers zijn ervan overtuigd dat we in Thomas een onafhankelijke traditie aantreffen waarvan de oorsprong teruggaat tot de eerste helft van de eerste eeuw. Bovengenoemde onderzoeker Gilles Quispel, die zich vanaf de ontdekking intensief met het Thomas-evangelie heeft beziggehouden, vermoedt twee bronnen achter het geschrift zoals wij dat nu kennen. De ene bron zou een Judese tekst betreffen van rond het jaar 40 waarin de evangelietraditie van de oergemeente in Jeruzalem vertegenwoordigd is. De andere zou van iets latere datum zijn en uit de toenmalige wereldstad Alexandrië stammen. Deze laatste bron zou verantwoordelijk zijn voor de meer ascetische trekken van het evangelie.

    Tekst

    Een oud en onafhankelijk evangelie

    De argumenten die door de verschillende geleerden zijn aangedragen voor een vroege datering en onafhankelijkheid van de canonieke evangeliën kunnen worden samengevat in een paar punten:
    1. Het genre, een verzameling uitspraken, is primitiever dan de biografieën in de canonieke evangeliën. Het is een soortgelijke bron als Q.
    2. De uitspraken bij Thomas tonen geen van de redactionele kenmerken die eigen zijn aan de parallellen bij Marcus, Mattheüs en Lucas. Hierdoor hebben ze een authentieker karakter, het vertoont nog duidelijk de kenmerken van een mondelinge overlevering.
    3. Het Thomas-evangelie kent geen enkele vorm van uitgewerkte theologie. Geen Verlosser, geen Messias, geen Zoon van God, geen opstanding, geen eschatologische duidingen (verwijzingen naar de eindtijd).

    Sommige onderzoekers wijzen wel op enkele wendingen die afhankelijkheid zouden tonen van de canonieken, zij het alleen voor die betreffende uitspraken. Dit hoeft ons niet te bevreemden, we mogen immers niet uit het oog verliezen dat de versie van het evangelie die wij gevonden hebben uit de 4e eeuw stamt en waarschijnlijk diverse keren gekopieerd is en minstens éénmaal vertaald (van het Grieks naar het Koptisch) in een periode waarin de canonieke evangeliën alom bekend waren. Dit leidt natuurlijk gemakkelijk tot onbewuste harmonisering. In recente studies wordt echter juist aandacht besteed aan een eventuele omgekeerde afhankelijkheid. Zo verdedigt Stevan Davies in twee artikelen in Neotestamentica (1996) met verve de stelling dat Marcus gebruik heeft gemaakt van het Thomas-evangelie.

    De auteur

    Ofschoon de discussies hieromtrent nog onverminderd voortduren, beschouwen steeds meer onderzoekers de traditie die we in het Thomas-evangelie aantreffen als onafhankelijk. Een bekend verdediger van deze stelling, Stephen Patterson, spreekt overigens liever van een 'autonome' traditie omdat er in de periode van drie eeuwen tussen het ontstaan van het werk en de vastlegging van ons Koptisch exemplaar toch wel enige beïnvloeding door de canonieke evangeliën heeft plaatsgevonden.
    Thomas Gezien de aard van het evangelie en wat ons bekend is over de geschiedenis van het vroege Christendom, wordt het ontstaan van het evangelie gesitueerd in Syrië. Met name de toen bloeiende stad Edessa wordt als mogelijke bakermat gezien. Vooral in deze streek werd de apostel Thomas, die in de tekst zelf als auteur wordt genoemd, als brenger van Jezus' boodschap gezien. Overigens onthult dit ons niet de ware identiteit van de auteur, want we weten dat het in die tijd gebruikelijk was geschriften toe te schrijven aan mensen die door hun naam gezag genoten. Als dit evangelie in kringen van Thomas-christenen ontstaan is, lijkt het logisch dat de tekst werd toegedicht aan de apostel die aan de wieg van deze christelijke beweging stond.
    Nog moeilijker ligt de vraag of de uitspraken werkelijk van de historische Jezus afkomstig zijn. Dit is natuurlijk op geen enkele manier controleerbaar. De vroege datering van het geschrift en authentieke sfeer die het ademt rechtvaardigen echter het vermoeden dat we hier heel dicht bij de historische Jezus en zijn ideeën komen.

    Jezus als Mystagoog

    De rol van Jezus in dit evangelie is een heel andere dan in de ons door de christelijke kerken overgeleverde evangeliën. Hij treedt op als mens en mystiek leraar. Hij begeleidt ons op onze eigen zoektocht naar de waarheid en is geenszins de goddelijke verlosser die de orthodoxe leer van hem gemaakt heeft. Misschien mogen we blij zijn dat de georganiseerde religie dit evangelie niet in haar canon heeft opgenomen. Wellicht zou het geschrift in de loop der eeuwen dan, net zoals de canonieke geschriften, diverse aanpassingen ondergaan hebben waardoor de oorspronkelijke boodschap verduisterd zou zijn geraakt. Zoals het boek nu voor ons ligt, is het in ieder geval zestien eeuwen lang onberoerd gebleven en zien we in de beschreven Jezus een 'mystagoog', een persoon die in de klassieke mysteriereligies de zoeker begeleidde op zijn weg naar binnen. Jezus deelt met ons zijn inzichten met het doel ons te begeleiden op de weg naar zelfkennis die uiteindelijk de weg naar de andere dimensie is, ook wel beschreven als het Koninkrijk van de Vader. Dit Koninkrijk ligt niet ergens ver weg in de toekomst, maar vertegenwoordigt veeleer een toestand van diep inzicht in ons eigen bestaan, hier en nu. Zoals we kunnen lezen bij mystici uit alle tijden en culturen is er geen kant-en-klaar recept voor het mystieke schouwen, de weg naar inzicht is geen logische opeenvolging van stappen of treden. Het Thomas-evangelie biedt dus geen cursus die je kunt doorlopen om op die wijze 'verlichting' te bereiken. Ieder zal zijn of haar eigen weg moeten zoeken. De auteur deelt met ons zijn diepe inzichten in de moeilijkheden en zegeningen van deze zoektocht. Daarbij getuigt hij van een uitstekende kennis van de menselijke psyche en geeft hij of zij (wat weten we immers van de schrijver?) er blijk van de mystieke weg zelf gegaan te zijn.

    ( Bron: Jos Stollman)

    16-05-2010 om 16:26 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De codex Maghagha ( judas evangelie) en Nag Hammadi
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Al in de jaren ’70 rouleerde het in het Koptisch geschreven handschrift onder louche handelaren in het Midden-Oosten maar pas vorig jaar kreeg de Codex Maghagha, zoals het handschrift ook wel genoemd wordt, wereldwijd bekendheid. Eén van de teksten uit de codex is het veelbesproken Judasevangelie waarvan de originele Koptische tekst beschikbaar is via de website van de National Geographic Society. Jacques van der Vliet, universitair docent aan de Universiteit van Leiden en gespecialiseerd in het Koptisch, heeft de tekst nu ook vertaald naar het Nederlands en voorzien van commentaar.

    Woestijnzand

    Wanneer en waar de codex met het Judasevangelie precies gevonden is, is vooralsnog een raadsel. Het handschrift, dat vermoedelijk uit de eerste eeuwen van onze jaartelling afkomstig is, is net als andere manuscripten bewaard gebleven in het droge Egyptische woestijnzand. Aangezien het handschrift afkomstig is uit illegale opgravingen, en lange tijd heeft rondgezworven, is de precieze herkomst niet na te gaan. Wel heeft men geprobeerd een reconstructie te maken van de geschiedenis van de codex: daarbij wordt Midden-Egypte aangewezen als de eerste vindplaats.

    Papyrusrollen

    Een codex is een boek bestaande uit papyrusrollen. De Codex Maghagha bestaat uit vier teksten waarvan één het Judasevangelie is. Het is altijd moeilijk om zo’n handschrift te dateren. Op basis van de bestudering van het handschrift zelf, waarbij gekeken wordt naar de vorm van de tekens, wordt het schrift in de vierde, begin vijfde eeuw geplaatst. Aan de hand van een chemische analyse van de papyrus komt men zelfs op een datum uit in de derde eeuw, maar deze methode is weinig betrouwbaar aangezien er weinig proeven zijn gedaan met de datering van papyrus. Overigens zijn de meeste gnostische boeken gedateerd in de vierde en vijfde eeuw. Het is dus het meest aannemelijk dat het Judasevangelie ook uit deze periode stamt.

    Codex Maghagha

    Grieks alfabet

    De taal waarin het Judasevangelie is overgeleverd is het Koptisch. In dit geval gaat het om een late vorm van het Egyptisch, dat veel invloed heeft ondergaan van het Grieks. In de Romeinse tijd had het Grieks zelfs in Egypte het Egyptisch volledig verdrongen, maar het Koptisch bleef stand houden naast het Grieks. Wel was de invloed van het Grieks op het Koptisch groot: het Koptisch maakte gebruik van het Griekse alfabet en had daarnaast veel Griekse leenwoorden, waaronder voegwoorden en voorzetsels. In de Middeleeuwen is het Koptisch uitgestorven als spreek- en schrijftaal. Het Arabisch nam deze plek in. Wel is het Koptisch nog in gebruik als liturgietaal onder de Christenen van Egypte.

    Nag hammadi

    Het beroemdste voorbeeld van een collectie gnostische handschriften in het Koptisch is de Nag Hammadi, die werd gevonden in 1945. Papyrusboeken die al in de achttiende eeuw gevonden werden zijn de Codex Bruce en de Codex Askew, vernoemd naar de eerste bezitters van de teksten. Het Nag Hammadi is de meest omvangrijke collectie die tot nog toe is gevonden. De collectie is vernoemd naar het stadje Nag Hammadi in het zuiden van Egypte. De teksten vormen een allegaartje wat betreft inhoud maar ook qua variatie in handschriften. Deze zijn zelfs in verschillende dialecten overgeleverd.

    Nag Hammadi

    Gnostiek

    Dat het Koptisch tegenwicht kon bieden aan het Grieks had te maken met de opkomst van de gnostische bewegingen die deze taal bezigden. Het gaat hierbij om een afsplitsing van het Christendom waarbij ascese een belangrijke rol speelt. Ascese is een vorm van beheersing waarbij natuurlijke behoeften worden onderdrukt om tot een vorm van reinheid te komen. Vasten is bijvoorbeeld een vorm van ascese.

    De gnostiek wordt ook wel gekarakteriseerd als zijnde dualistisch: de lagere materiële wereld wordt afgezet tegen de hogere, goddelijke wereld. De relatie tussen deze hogere en lagere wereld wordt veelal tot uitdrukking gebracht in mythes. Het Judasevangelie kan gezien worden als zo’n mythe waarin Judas een bijzondere rol krijgt toebedeeld. Als dertiende apostel is hij altijd gezien als een buitenbeentje. Meestal wordt hij afgeschilderd als een buitenstaander in negatieve zin: hij is degene die Jezus heeft verraden, hij is degene die Jezus heeft uitgeleverd aan de Joodse overheden.

    Heldenrol

    In het Judasevangelie krijgt Judas echter een heldenrol: Judas staat als dertiende leerling boven de andere twaalf leerlingen. Binnen de gnostiek kunnen de twaalf apostelen geïnterpreteerd worden als vertegenwoordigers van het aardse leven. Judas staat daar boven, maar behoort ook niet tot de goddelijke wereld: hij is zeker niet gelijk aan Jezus. Toch is hij degene die het dichtst bij Jezus staat en hem helpt zich te bevrijden van zijn aardse hoedanigheid. Door Jezus te verraden, verlost Judas hem van het aardse leven zodat hij op kan stijgen naar het goddelijke rijk.

    De Judaskus

    Kopieerfouten

    De eigen status van het Koptisch heeft ervoor gezorgd dat veel christelijke literatuur vanuit het Grieks in het Koptisch is vertaald. De originele Griekse teksten zijn vaak niet bewaard gebleven, de Koptische teksten wel. Doordat de tekst waarschijnlijk meerdere malen overgeschreven is, zijn er ook fouten in de tekst te ontdekken die ontstaan moeten zijn door het kopiëren. Het gaat dan bijvoorbeeld om weglatingen of onduidelijke constructies. Aan de aard van de fouten kan wel geconstateerd worden dat de gevonden tekst gekopieerd moet zijn uit het Koptisch, hoewel de originele tekst Grieks zal zijn geweest. De kopieerfouten, maar ook de slechte staat van de papyrusrollen, hebben het vertaalwerk enigszins bemoeilijkt. Toch valt over de inhoud niet te twijfelen. Judas neemt duidelijk een andere rol in dan in de canonieke bijbelteksten.

    De vier teksten, waar het Judasevangelie er één van is hangen sterk met elkaar samen: in alle gevallen gaat het om een dialoog tussen Jezus en zijn leerlingen. Ook de gnostische thematiek komt overeen.

    Bron: Jacques van der Vliet: Het evangelie van Judas. Verrader of bevrijder? Servire 2006.

     

    16-05-2010 om 16:13 geschreven door Philippus  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)


    Archief per week
  • 22/09-28/09 2014
  • 14/01-20/01 2013
  • 28/11-04/12 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 27/04-03/05 2009

    Over mijzelf
    Ik ben Philippe Decrock, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Philippus.
    Ik ben een man en woon in Grimbergen (België) en mijn beroep is Jurist.
    Ik ben geboren op 18/10/1964 en ben nu dus 60 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: wijsbegeerte--theosofie.
    Mijn interesse gaat uit naar esoterische,gnostische en bijzondere filosofische kennis doorheen de geschiedenis
    Foto

    Inhoud blog
  • 400ste verjaardag geboorte van Franciscus, Mercurius van HELMONT
  • Baruch de Spinoza (1632-1677): Ethica
  • JACOB BöHME : filosoof en mysticus
  • GNOSIS ; evolutie

    Startpagina !

    Categorieën

    Blog als favoriet !

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    cat4u
    www.bloggen.be/cat4u

    ZOEKTOCHT 

    NAAR 

    DE KATHAREN

    Languedoc, Aude en Ariège

    Tekst (pdf) 26 blz. te bekomen op éénvoudige

    aanvraag via mail
    Foto

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Geschiedenis Westerse Esoterische filosofie
         geschiedenis Rozenkruisers ( geïllustreerd werk 160 blz. pdf. op aanvraag)

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs