Volk van de kant van Oosse Mielke uit het routehuis aan de Boslos was vroeg weduwnaar geworden. Suzanne, zijn oudste dochter, was amper 17 toen ze de last van het huishouden moest dragen. En zo komt het dat ik thuis te pas en te onpas moest horen dat ik aan haar een voorbeeld moest nemen. Af en toe - misschien iets te vaak - zocht Mielke verzet en gezelschap in d'Halte. Soms gebeurde het wel dat hij iets te diep in 't glas gekeken had. Papa, plichtbewust en medelijdend met zijn klant, 'ketste' hem dan naar huis langs het spoorwegpaadje , veelal in het donker. Eén keer gebeurde het dat hij Mielke niet overheind had kunnen houden en dat de arme man verdween in de diepte van de spoorwegberm. Met grote moeite was hij er toch in geslaagd de sukkelaar thuis af te leveren. En groot was de opluchting toen Mielke de volgende morgen weer present was in d'Halte. Hij had zelf de wonden aan zijn hoofd verzorgd met 'siester'. Ja, dat was een paardenremedie uit die tijd en 't schijnt dat het nog goed was ook. En dan was er nog Sieske. Die woonde in het huisje rechtover de boerderij op Oosse bij zijn dochter Martje en haar gezin. Sieske was een wijze man, niet groot van gestalte. Hij ging een beetje voorover gebogen, één hand op de rug en de andere hand rond de pijpekop terwijl hij smakelijk rookte. Hij had er nood aan af en toe zijn hart te kunnen luchten, vooral over de zorgen die hij zich maakte om zijn kleinzoon, Remi. Die haalde de ene straffe toer na de andere uit. Zo liet die deugniet eens een geitenlam verdwijnen in de aalput: het beestje spartelde tegen omdat hij het wou leren plassen op het toilet, een klein hokje met als zitting een plank met een gat erin. Ja, zo zag het kleinste vertrek van een woning er toen uit: een bijgebouwtje palend aan de woning of aan de overkant van de koer, koud en donker 's winters. En dat was maar één van de vele streken die Remi uithaalde, zelfs ook bij ons thuis op het boerderijtje. Geen wonder dat Sieske zijn hart vasthield toen Martje een tweede zoon kreeg...