In 1948 kwam een jong gezin wonen rechtover café d'Halte. Zo kreeg ik voor het eerst een speelkameraadje, Rosette. We waren beiden zes lentes jong en vierden zelfs onze verjaardag in dezelfde maand. Nu, een verjaardagsfeest was er wel nooit, maar ik kreeg toch altijd iets op de vooravond van mijn verjaardag. En mijn ouders voegden er telkens dezelfde woorden aan toe: "'t Is vanavond uw avond en morgen uw dag en 'k heb d' eer dat ik u besteken mag." De komst van Rosette betekende een grote verandering in mijn leventje: ik, gewoon van altijd in mijn eentje te spelen, kon me na een tijdje niet meer alleen amuseren. Rosettes moeder was bareelwachtster aan overweg 67, aan d'Halte te Welden dus. Haar vader werkte bij de 'spoorwegbrigade' aan het onderhoud van 'de ijzeren weg'. In die tijd zal er al sprake geweest zijn van overuren te recupereren, want af en toe trokken ze er met z'n allen voor een paar dagen op uit. En zo kwamen er 'remplaçanten' de bareel draaien. Ik herinner mij toch wel een paar van die types. Zo kwam Rietje af en toe en die lustte wel een pintje. Tegen de avond nam hij zijn dienst niet al te ernstig meer, zodat mijn pa af en toe zijn dienst overnam. Dit stonden de stations van Sint-Denijs-Boekel en Ename oogluikend toe. En dan zei Rietje: "Is de trein daar? Wel, hij kan door!" En dan was er Miel, een ernstig man. Op een zondagmiddag heeft die eens, samen met mijn pa, vroedvrouw gespeeld voor een buurvrouw die nog naar de materniteit van Zottegem wou sporen. Maar de kleine besliste er anders over.... Maar Ruyver was mijn favoriete vervanger: samen zongen we in het wachthuis Gregoriaanse missen en die gezangen mochten gehoord worden! Om dan nog te zwijgen van Albert, die met André samen aan de toog stond te discussiëren de zondag na de hoogmis. Ze waren beiden stotteraars- dictie volgen bestond toen nog niet- en nog vóór hun verhaal ten einde was moesten we ons meestal terugtrekken in de keuken...