Naar mijn gevoel is het alweer winter. Ook al is het nog maar midden november. Laat mij eerlijk zijn, ik háát de koude, regen, sneeuw, ijzel, bevroren oren en handen, korte dagen, in grijstint gehulde namiddagen, kerstsfeer, onderkoelde binnenshuise kamers, verplicht te dragen dikke kleren, volgesnoten zakdoeken, blaffende hoestbuien en dies meer, kortom, alles wat rechtstreeks of onrechtstreeks met de winter, dat vermaledijde seizoen, te maken heeft, kan hebben of zal hebben. Kom mij niet aan het hoofd lullen over alle seizoenen die hun charmes hebben. Er is géén charme aan het tien minuten bezig zijn met het aanbrengen van vier lagen kleren, een winterjas, een sjaal en handschoenen (de sjaal waar je niet zonder kan maar die je na vijf minuten fietsen zweterige jeuk bezorgt, de handschoenen die élke handeling dusdanig vermoeilijken dat je die krengen bijkans in de Leie zou gooien) om je daarna met het verstand op nul in de buitenwereld te storten, weg van het op maximale capaciteit warmte uitbrakende verwarmingstoestel, weg van de beschutte cocon. Ik verdraag geen koude. Het legt me lam, werkt me op de zenuwen, stompt me af, creëert nooit perspectieven, doet me nog meer tijd verliezen dan anders. Ik heb in geen járen nog in openlucht gezwommen omdat zelfs bij temperaturen boven de 30 graden ik binnen de vijf minuten mijzelf tot op het bot voel verstijven en alleen nog maar kan denken "in godsnaam weg uit dit water!". Het is wellicht pathetisch, maar mijn lichaam kent blijkbaar zekere grenzen.
Wat ik wel apprecieer is het esthetische genot van een desolaat, bevroren, roerloos landschap, liefst bij nacht met volle maan (wie durft beweren dat ik geen gevoel voor romantiek heb?). Ik mag graag staan staren naar besneeuwde treinsporen. En het is inderdaad gezellig om bij een loeiend haardvuur bij kaarslicht met een blunt in de hand zomaar wat naar mogwai (of andere bij winterstemming passende muziek) te zitten luisteren.
Maar deze toegevingen kunnen niet verhinderen dat ik tijdens november, december, januari, februari en veelal ook nog een flink stuk van maart nog het liefst van al onafgebroken zou willen vertoeven in een om mij heen gewikkeld donsdeken.
Nu ja.
"A dreamer is one who can only find his way by moonlight, and his punishment is that he sees the dawn before the rest of the world." (O. Wilde)