Zoeken in blog

Categorieën
  • algemeen (1)
  • alternatieve klokaanlering (0)
  • alternatieve rekenstelsels (0)
  • artikels (3)
  • blokkenmodules (1/2 en 1/3) (0)
  • constructiespel (3-D) 'tripsi' (1)
  • coördi-spatiale cleaning (3)
  • coördifitness (2)
  • coördinatiematrix (3)
  • doordenkers (6)
  • gedifferentieerde rotatie (0)
  • getallenlijn voor positieve en negatieve getallen (0)
  • golfinductieoefeningen (1)
  • grondplanoefeningen (2-D-ruimtestructuratie) (0)
  • inkleding met thematypetjes (0)
  • leesdynamisering (0)
  • lineair rekenen met 'plus- en min' -stroken (0)
  • observatie van psychomotorische fenomenen (1)
  • rekenen in de 3-D-ruimte (0)
  • schrijfdynamisering (0)
  • therapieconcept en -voorstellen (1)
  • varia (2)
  • videofilms (1)
  • vanweertrpmtidee
    visie en oefenideeën rond psychomotoriek
    21-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.doordenker 3
                                            ' WE DENKEN IN GROTE LIJNEN, WE LEVEN IN DETAILS '

    Deze uitspraak kan ook naar psychomotorische context vertaald worden :

     ' We beschrijven psychomotorische methoden, we behandelen mensen, individu- en momentspecifiek'


    Ik bedoel maar, men kan en moet theoretiseren over de zaken, maar uiteindelijk moet het allemaal gerealiseerd worden in het geleefde contact met de mens die op dat moment begeleid wordt. Uitgangspunten, filosofische overwegingen en inzichten zijn een abstract kader , het echte werk gebeurt heel concreet intermenselijk.
    Bij het neerschrijven van dit blog, merk ik hoeveel 'dingen' er vaak niet in woorden kunnen gevat worden. Taal als 'representant van de realiteit' heeft zijn beperkingen !

    21-07-2009 om 10:49 geschreven door vanweertr


    Categorie:doordenkers
    27-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.doordenker2
    'HIJ IS DUN VAN HAAR, ZIJ IS DIK VAN HEM'

    Hoe in een kort zinnetje als dit, erg veel 'dynamiek' ge-/verstopt kan zijn ! Hoe met 'taal' allerhande betekeniswendingen kunnen uitgehaald worden ! Wie deze 'wendbaarheid' met taal mist, kan de betekenis vaak niet 'grijpen', kan niet 'begrijpen' wat er bedoeld wordt.
    In bovenstaande zin even de 'dynamische wendingen' analyseren :
       - er zitten 4 tegenstellingen in : 1/ hij   versus   zij
                                                     2/ dun   versus  dik
                                                     3/ haar   versus   hem
                                                     4/ de zin voor de komma     versus    de zin na de komma
       - er zitten 3 woorden in met een dubbele betekenis :  
                                1/  haar  : a) het gewas op ons hoofd     b) vrouwelijk persoon
                                2/  dun :  a) mager     b) weinig (dun van haar = kalend)
                                3/  dik  :  a) corpulent   b) vulgaire vorm van 'zwanger'.

    Met een soepele, 'wendbare' geest kan deze flitsende dynamiek in het begrijpen van de taalhumor, als hierboven, resulteren. Vlot kunnen rondspringen in deze ruimte van de betekeniscontext is ongetwijfeld een facet van taalgevoel, taalrijkdom. Het jonge kind (peuter/kleuter) is volop bezig dit te leren, het autistische kind krijgt dit maar niet geleerd, een overspannen geraakte, rigied(e) of oud(e) (geworden) volwassenengeest heeft het misschien wel afgeleerd.

    Een korte zin, die een lange analyse onderging !

    N.B. Naar onze mening kan psychomotorische dynamisering (inspiratie hiertoe te vinden in dit blog) deze men-ta(a)l -e dynamisering mee op gang brengen !

    27-06-2009 om 23:31 geschreven door vanweertr


    Categorie:doordenkers
    07-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.opbouw van een coördinatiematrix
    PN. Om het lezen van wat volgt te vergemakkelijken, ga even kijken naar het videofilmpje op youtube. 
                                             Klik op deze link :             
    www.youtube.com/watch?v=eEWacFwa5s8

    In dit bericht wil ik van start gaan met het uitzetten van een schema, waarbinnen de coördinatorische mogelijkheden van een mens 'gekaderd' kunnen worden. Zo'n kader kan dienen om : 1/ inzicht te krijgen in de werking van dit coördinatorische systeem         2/ oefenideeën en nieuwe hypothesen (heuristische waarde) af te leiden. Ik vind dit belangrijk omdat werken aan basale motorische componenten van het functioneringssysteem in onze holistische visie ook positieve effecten kan hebben op de totale persoonlijkheidsstructuur, dus ook op de emotioneel-affectieve, cognitieve en vitaalsomatische aspecten ervan.

    De verschillende parameters die we stapsgewijs in deze coördinatiematrix willen uitbouwen zijn : 1/ de basiscoördinatiepatronen    2/ de lichaamszones waar die patronen gebruikt worden   3/ de verfijning van deze patronen door rijping (met de leeftijd) en door stimulering (leerprocessen). Om 'mee' te kunnen zijn met deze matrix moet men dus wel de categorie 'coördinatiematrix' in haar geheel blijven volgen.

    In dit eerste bericht bespreek ik (en toon ik in de videofilm) de meest basale coördinatiepatronen : agonistische en antagonistische patronen.
    De menselijke anatomische structuur is symmetrisch opgebouwd. Het hele motorische systeem (brein, zenuwbanen, spieren, gewrichten, botten) is door deze opbouw meebepaald, sluit erop aan, is erop geënt tot een functionele eenheid. Het samenwerkingsverband tussen de twee helften van het lichaam is daarom zeer fundamenteel in ons coördinatorische patrimonium. De twee meest basale patronen daarin zijn :
    1/ als dezelfde spieren in beide lichaamshelften tegelijkertijd samentrekken (agonisten)          
    2/ als de tegengestelde spieren in beide lichaamshelften tegelijkertijd samentrekken (antagonisten).

    Ik wil mijn analyse aan de hand van deze twee basispatronen beginnen. (Nogmaals, hiertoe is het best eerst even het videofilmpje te bekijken, zodat de omschrijvingen dan gemakkelijker concreet kunnen voorgesteld worden. )    Dan blijkt dat op dit fundamentele niveau al interessante werkingsprincipes aan het licht komen, die heel wat oefenideeën opwerpen. Het richtingsaspect komt hier namelijk al om de hoek kijken : 1/ agonistische samenwerking in sagittale (voor/achterwaartse) en verticale richting gebeurt isodirectioneel (beide kanten gaan in dezelfde richting) ; agonistische samenwerking in laterale richting gebeurt contradirectioneel (2 tegengestelde richtingen)           2/ antagonistische samenwerking in sagittale en verticale richting gebeurt contradirectioneel ; antagonistische samenwerking in laterale richting gebeurt isodirectioneel.
    Dit even in schema uitzetten, maar vooraf even volgende afkortingsafspraken : A-patronen = agonistische patronen ; AN-patronen = antagonistische patronen ; ID = isodirectioneel ; CD =contradirectioneel.

                                                   sagittaal      verticaal         lateraal                              
                      A-patronen               ID               ID                CD  

                    AN-patronen              CD             CD               ID

    Voor A-patronen en AN-patronen is er dus een tegenstelling m.b.t. bewegingsrichting (iso- of contradirectioneel) tussen het sagittale/verticale bewegingsplan en het laterale bewegingsplan.

    Deze patronen kunnen in de meest proximale lichaamszone ingezet worden (t.h.v. de lichaamsas), evenals in de meest distale (bv. buigen van de twee pinken). Bovendien kan men patronen en zones gaan combineren, bv. A-patronen in een proximale zone met AN-patronen in een distalere zone. Om al maar even aan te geven wat een arsenaal aan mogelijkheden hier ligt te wachten. In de oefenvoorbeelden op het einde van het filmpje wordt dit hopelijk al wat duidelijker. Nu wil ik evenwel al benadrukken dat het niet alleen de patronen op zich zijn die kunnen geëxploreerd worden, maar ook de switch tussen patronen, die een verrijkend effect voor de systeemwerking met zich meebrengt.  



    Bespreking van  2e videofilm : analyse basispatronen.    
                                             Klik op deze link :   
    www.youtube.com/watch?v=cb821En8HPk 
                                               (NB. mogelijk geluidsstoring, zet het geluid even af, niet nodig)

    In dit filmpje wordt een 'wiskundige analyse' gemaakt van de agonistische (a-) patronen en de antagonistische (an-) patronen in de 3-dimensionale ruimte. We willen hier aantonen hoe de lichaamsstructuratie in het ontdekken van de a- en an- basispatronen samengaat met de structuratie van de ruimte nabij het lichaam.

    We willen nu al onderstrepen dat de a- en an-patronen geactualiseerd worden in samenwerkingsopdrachten tussen de twee lichaamskanten (in de oefeningen met de balletjes in het filmpje, met de bovenste ledematen). Bij de mens heeft deze kantensamenwerking nog een verdere verfijning doorgemaakt binnen één lichaamskant, namelijk tussen duim en vingers (zie Mesker). Op dit verfijnde niveau (ook 'fijnmotoriek' genoemd) zijn het dezelfde, in ons brein voorgeprogrammeerde, a- en an-patronen die op de kleinere spiertjes van duim en vingers toegepast worden. 'Schrijven', bijvoorbeeld, zet 'isodirectionele' patronen in om met de twee kanten (duim -  vingers) het éne schrijfspoor te realiseren (de twee 'kanten' (duim en vingers) moeten samen steeds samenwerken in dezelfde richting, isodirectioneel dus !) .  Hierover later meer.

    Enkele bemerkingen bij het filmpje :
    - Dit is een 'wiskundige analyse', zo wordt niet aan therapie gedaan ! De oefeningensequentie is geen oefeningenopbouwrecept.
    Voorbeelden van therapeutische toepassing komen in het volgende filmpje aan bod.
    - De oefeningen zijn exemplarisch gekozen, niet alle mogelijkheden worden getoond. Er kunnen met de gehanteerde principes nog heel wat oefeningen bijgemaakt worden : een andere vertrekpositie kiezen, hetzelfde aan de andere kant doen, de oefening in omgekeerde zin uitvoeren).

    Gehanteerde principes bij deze oefenvoorbeelden van a- en an-patronen :
    vis-à-vis - contact
    Therapeut en kind zitten tegenover elkaar, ontmoeten elkaar in een frontaal contact, zoals dat menselijkerwijze meestal het geval is.
    In dit vis à vis - contact gaan we in lateraal opzicht af op de ruimtelijke kantigheid, niet op de lichaamskantigheid van therapeut en kind. Dat wil zeggen, wat in de ruimte als dezelfde kant wordt beschouwd, is voor de één z'n linkerkant en voor de ander z'n rechterkant. De kleur van de balletjes is in het filmpje indicatief hiertoe . In een spontaan, direct beleven van de situatie is dit kantengebruik trouwens vanzelfsprekend. Erg 'mentaal' ingestelde kinderen zullen evenwel geregeld de opmerking maken dat als de therapeut iets met zijn rechterarm doet, hij/zij dan toch ook z'n rechterarm moet gebruiken. Om de oefening te doen, zoals getoond, moet deze onduidelijkheid in zo'n geval via instructie opgehelderd worden voor het kind ('als ik het gele balletje gebruik, dan gebruik jij ook jouw gele balletje').
    In sagittaal opzicht wordt in deze vis à vis - ontmoeting wel het lichaam als referentie genomen : een balletje van zich weg rollen voor de ene, is ook van zich weg voor de andere, met als gevolg dat de balletjes in tegengestelde bewegingszin rollen. Vele kinderen hebben het daar (in het begin) nog moeilijk mee. Het magneeteffect van het modelballetje (van de therapeut), dat wel in lateraal opzicht geldt, moet worden doorbroken in sagittaal opzicht. Vaak 'plakken' de balletjes aan mekaar in zowel lateraal als in sagittaal opzicht.
    Als het kind nog teveel moeite heeft met deze vis à vis - principes, kan begonnen worden met de balletjesoefening voor een spiegel, waarbij het kind licht schuin achter de therapeut zit.
    In een volgend filmpje zal getoond worden hoe de vis à vis - ontmoeting 'therapeutisch verantwoord' kan worden aangeboden.

    - onmiddellijke opvolging
    De getoonde oefeningen gebeuren 'in directe opvolging' door het kind, d.w.z. het kind zet de getoonde beweging door de therapeut onmiddellijk om in een eigen beweging, zonder tussenkomst nog van bewuste overwegingen. De situatie moet in al z'n facetten 'voor zich' spreken, wat het kind ziet, doet het ook (direct erna). Erg bewust sturende kinderen kunnen zo trouwens leren om (terug) spontaan te worden in situaties waarin dat kan, mag, zelfs moet. Verstandelijke, bewuste controle op de situatie kan in deze werkvorm niet dienen omdat dat teveel vertraging oplevert.

    - de O-positie ('nulpositie') (vertrek erin/eruit ; hoek erin/eruit)
    Hiermee bedoelen we de neutrale vertrekpositie : symmetrisch opgericht, handen centraal voor het lichaam in de ruimte waar de blik valt in deze standaardpositie. Het is een belangrijke referentiepositie : men kan er in de drie hoofdrichtingen (sagittaal, verticaal, lateraal) uit weg gaan en er terug naartoe keren. Een zuiver beleefde O-positie is essentieel om de ruimtestructuur op te bouwen, zoals in de oefeningen getoond. Een goed gestructureerd lichaam kan beter deze ruimtestructuur ontdekken, anderzijds (complementair eraan) zal in het ontdekken van deze ruimtestructuren dat lichaam beter gestructureerd geraken.
    Oefenvormen die de O-positie gebruiken als vertrekpositie of als scharnierpositie bij het maken van bewegingshoeken, zijn gemakkelijker dan wanneer de oefeningen opgebouwd zijn met vertrek- of scharnierposities die uit de O-positie liggen.
    Kinderen helpen om een stabiele, zuivere, vertrouwvolle O-positie te verwerven is een belangrijke psychomotorische doelstelling in onze benadering.

    - 2 driedimensionele, denkbeeldige kubussen, één voor het linkerlidmaat, één voor het rechterlidmaat
    De bewegingsrichtingen van de balletjes situeren zich voor zowel het linker- als het rechterlidmaat binnen een denkbeeldige 'kubus'. De getoonde oefeningen gebruiken 1, 2 of 4 ribben van deze kubussen. Naargelang de gebruikte patronen, worden deze ribben iso- of contradirectioneel doorlopen. Hierin tekenen zich enkele moeilijkheidsgraadprincipes af :
    1/ circuits die alleen a-patronen gebruiken zijn gemakkelijk, omdat beiderzijds gewoon dezelfde spieren samenwerken 
    2/ circuits die isodirectioneel (combinatie van a-patronen of van a- en an-patronen) verlopen, zijn ook gemakkelijk.  Dit is logisch omdat de ogen alleen isodirectioneel functioneel samenwerken en dus met isodirectionele patronen van de ledematen gemakkelijk kunnen integreren. 
    Laterale a-patronen zijn van de ene kant gemakkelijk, omdat beiderzijds dezelfde spieren werkzaam zijn, maar tegelijk ook wat moeilijker, omdat de balletjes contradirectioneel bewegen en de ogen ze niet allebei kunnen volgen (met als gevolg dat isodirectionaliteit soms dominant kan worden, het a-patroon door een an-patroon vervangen wordt en beide balletjes in dezelfde laterale richting gerold worden).
    Sagittale an-patronen zijn binnen de besproken groep bewegingspatronen het moeilijkst, omdat het tegengestelde spieren zijn die samenwerken en omdat het bewegingsverloop contradirectioneel is. 
            
    - het gemak van isodirectionaliteit
    In vorig punt al duidelijk aan bod gekomen, maar toch nog even naar voren schuiven als een zeer belangrijk bewegingsprincipe. Wanneer beide lichaamskanten dezelfde bewegingsrichting en -zin aannemen, spreken we dus van isodirectionaliteit. Ons brein kent dit principe zeer goed, kan het toepassen op alle spierenparen in ons lichaam en is dus uitermate geschikt om met twee lichaamskanten één spoor te trekken.
    Dus 'isodirectionaliteit' dynamisch weten te gebruiken,  is een belangrijke behandelingsdoelstelling.
    Een 'schrijf- of tekenspoor' wordt (mede, niet alleen !) door de isodirectionele inzet van duim- en vingersspieren gerealiseerd, want duim en vingers zijn ook vertegenwoordigers van twee kanten, binnen éénzelfde lichaamskant weliswaar.

    - andere thema's die in de getoonde oefenvormen gehanteerd kunnen worden :
    *synchroniciteit : eenmaal een circuit geïnitieerd, kan gestreefd worden naar een volledige afstemming van het bewegingstempo op elkaar, zodat de bewegingen van therapeut en kind synchroon verlopen
    *tempo : de therapeut kan het kind tempogevoelig leren worden door de bewegingen van traag naar snel, of omgekeerd, uit te voeren 
    *taalintegratie : een verbaal ritme kan met de bewegingen gesynchroniseerd worden (bv. 1-2-3-4  /  naar voor, op, naar acher, af  / 'wie'  'doet'  'er'  'mee'  / pan-ne-koe-ken  / ...................
    *initiatiefwissel tussen kind en therapeut : bij alle voorgestelde oefenvormen kan de therapeut op een bepaald moment zeggen : "en nu ben jij de baas, doe jij nu de oefening voor, dan zal ik jou proberen te volgen". Voor veel kinderen betekent zoiets een plezante affectieve wending aan de situatie en als therapeut kan men zien wat het kind begrepen heeft ; is het kind volgzaam in oefeningenkeuze of gaat het eigenzinnig op zoek naar persoonlijke creaties.

     

          



          

    07-06-2009 om 00:00 geschreven door vanweertr


    Categorie:coördinatiematrix
    01-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.eerder verschenen artikels in tijdschrfit 'Tetraëder' van VKOH (Vereniging ter bevordering van de Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx)
    zie bijlagen

    Bijlagen:
    Alexander.doc (93.5 KB)   
    diepteanalysestrik.doc (8 MB)   
    Dyslexie,bekeken vanuit...doc (121 KB)   
    lofzanglijf.doc (22.5 KB)   
    Ruimtevaart en dyslexie.doc (33.5 KB)   
    vergelijking pmtesten.rtf (64 KB)   

    01-06-2009 om 00:00 geschreven door vanweertr


    Categorie:artikels
    26-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.doordenker 1
    Men is normaal 'mee' als men begrijpt wat er gezegd wordt ; men is 'dom', als men niet begrijpt wat er gezegd wordt ; men is 'wijs' als men begrijpt wat niet gezegd wordt ; men is 'autistisch' als men niet begrijpt wat niet gezegd wordt.

    26-05-2009 om 00:00 geschreven door vanweertr


    Categorie:doordenkers
    24-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gedragskenmerken in psychomotorische oefensituaties
    Voor je dit leest, ga eerst even kijken naar het filmpje op youtube.
                                        Klik op deze link :   www.youtube.com/watch?v=bqv6G_JBmb8

    Bespreking van de verschillende scènes :
    - de knikkerkanteldoos met draaiknoppen, het meisje
    Merk op hoe het meisje de doos met een hoekpunt naar midden voor zich draait, om met de handen gemakkelijk de draaiknoppen te kunnen bedienen. 

    - de knikkerkanteldoos met draaiknoppen, het jongetje
    Merk op hoe de jongen de doos wel laat staan, maar zelf een asymmetrische romphouding aanneemt, om ook weer de draaiknoppen symmetrisch te kunnen benaderen met beide handen.

    - de knikkerkanteldoos op een kantelbord, symmetrische sturing
    Op de bovenrand van de doos staan gekleurde knopjes, gelijke kleuren op gelijke afstanden, aan beide dooskanten. De doos staat op een bord dat in alle richtingen kan kantelen op een centrale bol eronder. Bij de eerste beelden mag het meisje 'symmetrisch' sturen, beide handen op gelijke afstand aan gelijke kleurknopjes.

    - de knikkerkanteldoos op een kantelbord, asymmetrische sturingsuggestie
    Nu wordt een asymmetrische sturing gevraagd : gebruik eens stuurknopjes van verschillende kleur, dus op een ongelijke afstand voor de bovenste ledematen. Het meisje kiest evenwel niet voor deze asymmetrische contacthouding, ze draait de doos een kwartslag verder, zodat de ongelijke kleurknoppen toch weer symmetrisch kunnen bediend worden.

    Eerste conclusies : de wereld 'symmetrisch' benaderen is een voorkeurspatroon. Ofwel doe ik daartoe de wereld 'passen' binnen deze voorkeurshouding (het meisje, dat de kist naar zich toe draait, zelfs als daardoor het object 'scheef' komt te staan (een rechthoekige kist op een rechthoekige tafel (carpenters world) met rechtlijnig geplaatste tussenschotten op de gaatjesplaat). Ofwel pas ik daartoe mijn eigen lichaamshouding aan (de jongen) en laat ik de 'buitenwereld' bestaan zoals die gestructureerd is.


    - potlood en lat,  het meisje
    Merk op hoe het meisje dezelfde lichaamspositie handhaaft door het blad steeds verder te draaien.

    - potlood en lat, het jongetje
    De jongen laat het blad liggen, maar kruipt als het ware rond de tekening door z'n houding aan te passen.

    Hetzelfde fenomeen als bij de knikkerkantelkist van hierboven : het meisje 'vervormt  de wereld' om hem te doen passen aan haar actielichaam, de jongen 'vervormt' z'n lichaam' om het de doen passen aan de eis van de buitenwereld. Twee manieren om te voldoen aan  'assimilatie' (Piaget), maar toch  twee fundamenteel andere manieren van 'in contact gaan' met de buitenwereld.
    Het hoeft niet altijd zo te zijn, maar deze vastgestelde 'psychomotorische fenomenen' kunnen typische 'persoonlijkheidskenmerken' zijn, die ook op te merken zijn in bijvoorbeeld emotioneel, sociaal of cognitief opzicht.

    Beide manieren van 'in contact gaan' zijn functioneel-efficiënt (de tekenopdracht lukt bij zowel het meisje als het jongetje). Het best is als men van deze 'contactstrategieën' op het juiste moment en in de juiste mate gebruik weet te maken, m.a.w. als men ze dynamisch en flexibel weet toe te passen. Alleen en altijd maar de wereld willen doen overeenkomen met onze eigen maatstaven kunnen we ons niet permitteren. Zichzelf steeds slaafs conformeren aan de eisen van buitenaf is ook niet goed.

    Op het continuüm tussen deze twee contactwijzen kunnen psychomotorische oefensituaties bedacht worden voor elk type van persoonlijkheid : 1/ om vrij te komen van een te strakke gebondenheid aan één van de twee polen  +  2/ om dynamische flexibiliteit over het hele continuüm heen te creëren. Het meisje (met ASS-diagnose) is er bijvoorbeeld mee gebaat wat meer vrij te komen uit de té starre symmetrische manier van de wereld in te trekken. Hieronder enkele oefensuggesties (uit een 'totaalaanpak', hierover later meer), die daartoe zouden kunnen dienen.  

    - blokjes snijden ( perfectiedrang)
    Hier wordt gevraagd om de 'plaats van actie'  telkens te verleggen van de ene naar de andere kant (een blokje 'afsnijden' en vooruitschuiven, afwisselend links en rechts ; dan idem, terugschuivend). Het kind mag in deze oefenvorm 'zichzelf' zijn (strikt, eng afgelijnd, Pietje precies), maar toch wordt ze ook uitgenodigd om dynamisch te switchen tussen 2 contactplaatsen, die niet meer centraal voor haar gesitueerd zijn.

    - matjes schuiven met de tweepikkel  (opnieuw het perfectionistje)
    Een gelijkaardig oefenidee als het vorige. Op het moment dat ze zich realiseert dat ze vergat te switchen, moet de hele oefening opnieuw gebeuren.  Een 'uitvoering' moet immers strikt passen binnen de 'opdracht', enige 'marge' bestaat voor deze, nog (té)rigiede persoonlijkheidsstructuur, niet.

    - matjes schuiven met de driepikkel (suggestie naar dynamisering lichaamsgebruik en actieterrein)
    Nogmaals een dynamiseringssuggestie. Die schuilt niet alleen in de benutting van een ruimer actieterrein, maar ook in een verfijnder drukverdeling over het 'stuur', om ook het middenmatje mee te nemen. Toch is deze oefenvorm nog voldoende passend voor haar 'starre' persoonlijkheidsstructuur.

    - bimanuele toetsreeks
    In de gevraagde oefening wordt proximaal (schoudergordel) een antagonistisch samenwerkingsverband tussen beide lichaamskanten gevraagd (de armen moeten lateraalwaarts verplaatsen door aanvoeren van de ene arm + afvoeren van de andere arm) terwijl distaal een agonistisch patroon gevraagd wordt (beide onderarmen moeten tegelijkertijd pro- en dan supineren). Dit laatste symmetrische patroon wordt bij dit coördinatorisch te weinig verfijnde kind opgeslorpt door het isodirectionele  (alles in dezelfde richting) patroon (hier het antagonistische patroon, omdat de oefening in laterale richting verloopt). Het symmetrische agonistische patroon van de distale lichaamsdelen gaat over in het asymmetrische antagonistische patroon. Bij de terugkeerbeweging wordt bovendien gepersevereerd op het moeizaam gevonden antagonistisch patroon uit de heenrichting.

    In de tweede oefenvorm wordt het isodirectionele patroon aan dit kind aangeboden. Dit patroon sluit beter aan op de momentele mogelijkheden van dit kind en is daarom een betere, minder frustrerende vertrekoefening. Bij voldoende vertrouwensopbouw binnen deze moeilijkheidsgraad kunnen daarna 'hogere' samenwerkingsverbanden tussen de twee lichaamskanten aangeboden worden.

    In de 'coördinatiematrix' gaan we later deze agonistische en antagonistische patronen  in een 'kader' proberen te plaatsen.

    - symmetrische afstoot in zit op bal
    Hier zien we een symmetrisch agonistisch samenwerkingsverband tussen de twee lichaamskanten (afstoten met de onderste ledematen),  isodirectioneel, in sagittale richting dit keer. Bij afstoten met de armen (ruglings) wordt haar vertrouwen in de totaalsituatie op de proef gesteld. De dynamisering in affectief opzicht is hier een belangrijk facet van de therapeutische intentie (meer nog dan het coördinatorisch eenvoudige symmetriepatroon sagittaalwaarts). 

    - observatie bij omkleden (ingeplooid lichaam)
    Ook bij activiteiten in het dagelijkse leven, zoals omkleden, kiest zij vaak voor symmetrische,  naar zichzelf terugplooiende bewegings- en houdingspatronen.   

    - observatie in les bewegingsopvoeding 1 (late reactie)
    Haar rigiede binding met de buitenwereld maakt dat ze niet direct en alert kan reageren op prikkels in die leefwereld. De 'verbinding' wordt pas met enig uitstel gemaakt.

    - observatie in les bewegingsopvoeding 2 (frunniken aan kledij)
    Veel interactie gebeurt met haar eigen nabije (kledij) of interne milieu (lichaamssensaties), die als het ware de stroef verlopende interactie met het van buitenaf opgelegde milieu verdringt.

    24-05-2009 om 00:00 geschreven door vanweertr


    Categorie:observatie van psychomotorische fenomenen
    23-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorstelling / verantwoording / doelgroep / werkwijze

     K(ort) A(ctueel) P(ersoonlijk)   mei 2011

    Twee bijdragen zijn toegevoegd, die ontstaan zijn in de afgelopen maanden :
    - over 'fietsen'
    - over 'Orbit Wheels' (en andere recent uitgevonden rijtoestellen).
    Deze analyses kaderen volledig binnen mijn visie op  motorische coördinatie.
    Je vindt deze bijdragen terug bij de categorie 'artikels' in de linkerkolom.
    Bij de 'doordenkers' is nummer 6 er ook bijgekomen.
    groeten,  René



    Even voorstellen
    Mijn naam is René Vanweert, 53 jaar,  gehuwd, 2 kinderen (22 en 18 jaar), woonachtig in Hasselt en werkzaam als kinesitherapeut op BLO-school De Berk in Hasselt.
    Van opleiding ben ik licentiaat in de lichamelijke opvoeding, kinesitherapie en motorische revalidatie, afgestudeerd in 1982 aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Ik werk al 28 jaar als psychomotorisch therapeut ('kinesist') op een school voor bijzonder lager onderwijs. Ik werkte er aanvankelijk als turnmeester én kinesitherapeut, bij de 3 verschillende 'types' op onze school : type 2-kinderen (matig mentaal gehandicapten), type 1-kinderen (licht mentaal gehandicapten) en type 8-kinderen (leergestoorden). De laatste jaren is mijn werkterrein wat meer 'verengd' naar type 8, maar daardoor zijn mijn inzichten in de problematiek van deze kinderen tegelijkertijd ook 'verdiept' .
    'Psychomotorische therapie' is een ruim, open vakdomein, waarin heel wat methodes gehanteerd worden. Een belangrijke beïnvloeding in mijn professioneel leven heb ik ondergaan vanuit de methode 'Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx'.
    Verder is creatief bezig zijn met mijn vak, uitwerken van materialen en oefenideeën een drijvende kracht geweest doorheen de jaren.
    Dit blog is daar waarschijnlijk ook een gevolg van. Via deze weg wil ik iedereen die er interesse voor heeft, kennis laten maken met een aantal van mijn ideeën uit het domein van de 'psychomotoriek'.


    Waarom een blog ?
    In de loop der jaren zijn er heel wat oefenideeën uitgewerkt en materialen ontworpen.
    Het zijn ofwel eigen creaties, ofwel 'spinn offs' uit andere methodes (vooral de 'Kritische Ontwikkelingsbegeleiding volgens Hendrickx), die een eigen leven zijn gaan leiden. Bovendien komen er bijna elke dag nog nieuwe varianten bij, omdat een kind vaak in z'n unieke zijnswijze dit soort oefensituatieaanpassingen als het ware oproept.
    Het lezen van een aantal auteurs heeft bovendien mijn visie op menselijk gedrag gekneed tot de huidige inzichten. De 5 voornaamste auteurs daarin zijn :  - F.J.P. Hendrickx, die cognitie opdeelt in motorisch-cognitieve kennis (voor- en onbewust) en intellectueel-cognitieve kennis (bewust) - Jason Brown, die wijst op het microgenetische ontstaansproces van elke handeling, voorstelling of idee, oprijzend vanuit de fylogenetisch oudste structuren tot in de evolutionair laatst ontstane structuren (neocortex). - Frans Couwenberghs, die op het belang van de taal wijst als hét, typisch menselijke, instrument waarmee wij de dingen rondom ons kunnen objectiveren, er afstand van nemen, ze daardoor ook manipuleren en waardoor reflexie naar verleden en toekomst voor de mens mogelijk werd. Dit is de reden waarom de mens in staat is geworden dit hele aardse paradijs 'naar zijn hand' (manipuleren) te zetten. - Geoffrey Miller, die beweert dat de menselijke geest een 'siergeest' geworden is in de evolutionair laatste episode (van tienduizenden jaren). Uitingen van kunstzinnigheid, humor, poëzie, muziek, retoriek, ... zijn menselijke staaltjes van de 'geest', waarmee de geestelijke 'fitheid' geëtaleerd wordt. Voor Miller komt dit, in de voetsporen van Darwin lopend,  voort uit de tweede evolutionaire selectiestrategie, namelijk sexuele selectie ( de andere strategie is 'natuurlijke selectie' : kenmerken blijven behouden omdat ze meer kans bieden op 'overleving'). Sexuele selectie is gericht op 'voortplanting', kansen daartoe stijgen hoe meer 'fitnessindicatoren' kunnen getoond worden aan het andere  geslacht. In het dierenrijk zijn daarvoor analoge voorbeelden aan te tonen : de staart van de pauw, de versierde paarhutten van de prieelvogels, de paringsdansen van de fruitvlieg. Een alerte, kunstzinnige geest doet bij de mens sinds het ontstaan van taal, in dat opzicht z'n  'duit in het zakje'. Tweederde van de aangelegde hersennetwerken in de neocortex zou zo ontstaan zijn. - Stephan Swinnen, professor 'motorisch leren' aan de universiteit te Leuven, die focust op 2 basiscoördinatiepatronen : in fase en uit fasepatronen.

    In mijn therapeutisch bezig zijn worden deze inzichten de laatste jaren steeds meer geïntegreerd in toepassing gebracht. Via een 'blog' kan ik mensen, die er geïnteresseerd in zijn, met deze werkwijzen kennis laten maken. Voor mezelf is dat een manier van 'ventileren', van er niet alléén op zitten te broeden. Anderen vinden het misschien nuttig om eens bij iemand binnen te mogen kijken. De filmpjes en de begeleidende commentaren op dit blog hebben geen andere bedoeling dan mensen, die door 'psychomotorische gedrag' geboeid zijn, wat koren op de molen te gooien. Ik wil niemand van iets overtuigen, ik heb geen wetenschappelijke ambitie, ik stel alleen maar tentoon. 'Het is wat het is', iedereen doet ermee wat hij/zij wil. 

    Voor wie bedoeld ?
    Waarschijnlijk zullen de getoonde en besproken thema's vooral mensen uit het psychomotorische vakdomein aanbelangen. Maar ik kan me voorstellen dat eenieder, die met kinderen of met mensen werkt of omgaat, gefascineerd kan geraken door de originele invalshoek van waaruit menselijk gedrag kan bekeken worden als men de 'psychomotorische bril' opzet . Bovendien komen bij dit inzoomen op menselijk gedrag onvermijdelijk ook allerlei filosofische facetten van menszijn op de proppen. Ik denk en hoop met andere woorden dat dit blog een 'breed' publiek kan beroeren.

    Werkwijze
    Bij een bepaald onderwerp ga ik telkens (proberen) een videofilmpje te maken. Zo kan het aangesneden thema vooraf heel concreet getoond worden, dan weten we tenminste al een beetje (veel) waar het over zal gaan.  Deze filmpjes kan men gaan bekijken door te klikken op het 'youtube'-internetadres.
    Tekst en uitleg bij dit filmpje vindt u in het bericht op de geopende pagina. We gaan trachten heel kernachtig neer te schrijven wat bedoeld wordt.

    De thema's die aan bod zullen komen zijn onderverdeeld in categorieën, waarvan u de hoofding in tabel hiernaast links terugvindt. Het cijfertje bij elke hoofding geeft aan hoeveel berichten over dit thema in het blog terug te vinden zijn.

    Voor een aantal van deze thema's zijn al aangepaste materialen ontwikkeld, voor andere thema's zijn deze materialen 'in constructie'.

    In de categorie 'artikels' kan men eerder geschreven teksten lezen. De meeste daarvan zijn gepubliceerd in het tijdschrift 'Tetra¨¨eder' van VKOH.
    In de categorie 'doordenkers' kan men randinformatie, quotes, doordenkers met wat 'psychomotorische diepgang'  terugvinden, dit om alles ook een beetje luchtiger te maken.


    Met het 'uitbloggen' van al deze onderwerpen ben ik wel even zoet. Deze site moet dus ook gezien worden als een 'aanzwelsite'. Kunnen de onderwerpen je boeien, kom dan geregeld eens kijken ! Ik zal mijn best doen om geregeld een nieuw bericht te posten.

                                                                                                                        René




    23-05-2009 om 00:00 geschreven door vanweertr


    Categorie:algemeen


    mail

    Druk op onderstaande knop om te e-mailen.



    recent : motorische analyses van 'fietsen' en 'orbit wheelen'

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs