Om vis te vangen, duikt een ijsvogel als een pijl in het water, met zijn glanzende veren in het glinsterende licht. Hij gebruikt zijn dolkachtige snavel om de vis door te boren en hem mee te nemen. Nadat hij de vis op een hard oppervlakte heeft doodgeslagen, likt hij hem in zijn geheel door. Ijsvogels leggen hun eieren in tunnels aan de rivieroever.
Krokodillen liggen net onder de oppervlakte van rivieren, meren en moeraslanden op de loer om vissen en ander prooien te vangen met hun enorme kaken en scherpe tanden. Ze hebben twee tot drie keer zo veel tanden als een volwassen mens. Als een tand uitvalt, groeit er gewoon een nieuwe aan. Omdat hun tanden niet geschikt zijn om mee te kauwen, slikken ze voedsel in zijn geheel of in stukken door.
Otters zwemmen onder water in rivieren, op zoek naar vis en rivierkreeft. Als ze langzaam willen zwemmen, bewegen ze hun zwemvliezen op en neer. Om sneller te zwemmen houdt de otter zijn poten langs zijn flanken en buigt hij zijn lijf op en neer. De krachtige staart gebruikt hij daarbij als roer.
Het vogelbekdier uit Australiƫ is een ongewoon zoogdier omdat het eieren legt in de plaats van baby's te werpen. Zijn gevoelige snavel gebruikt hij om voedsel te zoeken op de bodem van meren en rivieren. Omdat ze geen tanden hebben vermalen ze hun voedsel in hun snavel tussen ribbelige stenen.
In het midden van een plas bouwen bevers hun huis van takken, met een dam naar de overkant van de rivier. Het lijkt op een kasteel met een gracht eromheen. Het zorgt ervoor dat roofdieren uit de buurt blijven van hun jongen. Hun burcht heeft zelfs ingangen onder water.
Om een rivaal te bedreigen, spert een nijlpaard vaak zijn reusachtige bek open. Ze zijn goede zwemmers en kunnen wel 5 minuten onder water blijven. Overdag rusten ze meestal uit in meren en rivieren. 's Nachts komen ze eruit om op gras te kauwen aan de oevers.
De zeldzame lamatijn, of zeekoe, heeft een grote ronde staart waarmee hij zich met 24 km per uur door het water kan bewegen. Hij kan wel een kwartier onder water blijven. Zijn neusgaten zitten aan het puntje van zijn snuit waardoor hij makkelijk aan de oppervlak te kunnen ademhalen. Lamatijnen eten dagelijks zo'n 75 kilo aan waterplanten.
Deze prachtige witte paarden leven in de moeraslanden van Zuid-Frankrijk. Ze kunnen met weinig voedsel warme zomers en koude winters overleven. Door hun brede hoeven zakken ze niet weg in de zachte modder. Ze worden met uitsterven bedreigd door drooglegging van vervuiling van hun leefgebied.
Arenden zweven over berghellingen en speuren met hun scherpe ogen naar konijnen of vogels. Ze hebben brede, krachtige vleugels en kunnen zelfs met harde wind goed vliegen. Om energie te besparen laten ze zich meevoeren op de wind die vanuit de bergen opstijgt.
De behendige Rocky mounten-geit heeft holtes onder zijn hoeven die als zuignappen fungeren voor grip op de rotsen. Zo kan hij steile rotsen beklimmen op zoek naar voedsel. En daar kunnen roofdieren niet komen!
Wilde chinchilla's leven hoog in het Andesgebergte in Zuid-Amerika. Ze hebben een zeer dikke, zachte pels die de kou buiten sluit. Veel chinchilla's worden gedood om hun pels, waarvan jassen en mantels van worden gemaakt.
Reuzenpanda's leven in de bergbossen van China, waar ze het heerlijk vinden om 's winters in de sneeuw te spelen. Gelukkig hebben reuzenpanda's een dikke,waterdichte vacht die ze warm en droog houdt. Panda's zijn bedreven boombeklimmers. Door hun sterke, gebogen klauwen heeben ze een goede houvast.
De poten van een jak worden warm gehouden door een lange, harige 'bontjas'. Ondanks hun grootte zijn jaks vaardige en goede klimmers op steile berghellingen. In Nepal en Tiber houden mensen jaks als landbouwdieren. Ze worden in de bergen ingezet voor het vervoer van zware ladingen. Ook hun melk wordt gedronken.
Japanse makaken zijn slimme apen. Ze hebben geleerd om zich tijdens de winter warm te houden door bij het hete water te gaan zitten dat uit de vulkanische bronnen stroomt. Meer weten:www.natuurinformatie.nl
De sneeuwluipaard gebruikt zijn lange poten om reuzensprongen te maken van rots naar rots. Door zijn grote klauwen glijdt hij niet uit op de glibberige rotsen en zijn lange staart houdt hem in evenwicht op berghellingen. Dankzij zijn bonte zolen zakt hij niet weg in de sneeuw.