Cursiefje voor het schoolkrantje. Juni 1999. Onze drie kinderen zaten toen in de eerste, derde en vijfde klas. (Jongste was er nog niet.)
Grote broer gaat op bosklassen. Voor de eerste keer in zijn leven onder de ouderlijke vleugels vandaan. Hij lijkt er best zin in te hebben. Zo sleept hij al enkele dagen voor het vertrek al de nodige spullen bij elkaar om ze in diverse reistassen en rugzakken te stoppen. Wat we niet hebben, een extra tube tandpasta bijvoorbeeld of "toj-let-zeep", zoals hij moeizaam spelt, noteert hij zorgvuldig op een lijstje. Best handig voor mama, die deze spulletjes tijdig in huis haalt en op de bewuste vooravond enkel nog maar alles hoeft na te kijken en te naamtekenen. En het aantal tassen terug brengt tot een aanvaardbaar getal. Het inladen en vertrekken de volgende morgen gaat zonder veel emoties. Broer verkondigt héél blij te zijn om eindelijk een poos van "die broer en die zus" af te komen, en die twee betalen hem met gelijke munt: "Oef, éíndelijk van die zageman verlost!" "Zeg, als er nog geslagen of gestompt moet worden," zeg ik als we de laatste bocht op weg naar school nemen, "'t is nu de moment hé! Straks kan het niet meer!" Ineens veel beweging op de achterbank, met het nodige gejoel en gegiechel, bij wijze van afscheid. Twee dagen later schrijf ik een briefje aan grote broer. "Willen jullie niet graag een kaartje sturen?" vraag ik de twee anderen. Jongste man haalt een briefje, en met een ondeugende blik in de ogen begint hij te schrijven: "Dag broer, ik vint het leuk dat jij weg bent omdat jij altijt zaagt en om als jij altijt zoo hard weent....!" "Zeg eens...!" roep ik verontwaardigd als ik het lees, en hij schatert, want om die verontwaardiging was het hem natuurlijk te doen. En ja zeg, hij zal zijn broer eens eventjes zwart op wit gaan bekennen hoe "doelloos" zijn voetbalgoal op het gazon staat, nu hij geen voetbalkameraadje meer heeft. En dat mama 's avonds even bij hem blijft omdat hij het toch maar eng vindt zo alleen in die grote kamer...! Uiteindelijk is het enkel mama die een briefje verstuurt, mét de allerhartelijkste groeten van papa, broer en zus erbij. Eigenlijk mag ik dat wel, dit soort omgaan van onze kinderen met elkaar. Het zich meten aan elkaar, plagend stoeien met woorden. Net als poesjes in hun schijngevecht. Zolang het maar niet écht menens wordt of al te venijnig. Als het over slagvaardigheid gaat in taalgebruik is zus wel de kampioen. Zowel in werkelijke bekvechtruzies als in de plagerige woordenwisselingen is ze niet te overtreffen. Een aanval van hun kant wordt meteen beantwoord door een spervuur van welgemikte volzinnen waar haar broers niet van terug hebben. Tegenwoordig is het vooral hun linker hersenhelft, waarvan ze de werking in vraag stelt. Tijden de uiteenzetting van Paul Maes over "leren leren" heeft ze gehoord dat de menselijke hersenen uit twee helften bestaan, waar in het linkergedeelte het logisch denken zou zetelen, terwijl het rechtergedeelte de meer creatieve en artistieke kwaliteiten zou bevatten. "Zeg, gebruik je linker hersenhelft eens!" horen we zus nu regelmatig zeggen, "Denk eens een beetje logisch na!" "Hoe zit het met jóúw linker hersenhelft?" plaag ik op een keer als ze zuchtend en steunend aan deelsommen met decimale getallen werkt. Hoe ze die staartdelingen moet doen snapt ze wel, maar al die rekensommetjes die ze daarbij uit het hoofd dient te maken... Hoeveel keer gaat nu 39 in 206...? "Ik denk" ga ik genadeloos verder "dat het met jouw linker hersenhelft zo gesteld is als met sommige walnoten. Als je een noot open kraakt kan het wel eens gebeuren dat één van die helften erbinnen helemaal verschrompeld is...!" "Ja maar, ík heb dan tenminste toch een réchter hersenhelft!" geeft ze pittig terug, en dat is zeker iets wat ik niet ontkennen kan. Ik vermoed zelfs dat de linkerkant van haar hersenen wat in de verdrukking zit door die rechterhelft. Want creatief is ze genoeg. Het is het enige wat aan vervelende dingen als huiswerk maken of lessen leren nog een beetje kleur geeft. Letterlijk dan. Drie maal een woordpakket overschrijven is minder saai als je dat telkens in een andere kleur doet, nietwaar? En als er ter voorbereiding van die toets van breuken dan toch wat oefeningen gemaakt dienen te worden, is het toch leuker om dat te doen in aardige pasteltinten? Met als ontspanning er liefst nog een tekeningetje bij. Want tekenen is haar grote plezier. Tekenen is voor haar niet alleen een hobby, maar een middel ook om zich uit te leven, zich uit te drukken. Ruzietjes met haar vriendinnetjes, een uitbrander van mama die zij héél onterecht vindt, wat ze zich droomt of waar ze mee bezig is, van al die dingen slingeren er in ons huis, in haar kamer en in haar schooltas papieren getuigenissen rond. En zoals gezegd is er haar gevatte taalgebruik. Zo moeizaam als het rekencentrum in haar linker hersenhelft bewerkingen weet op te lossen, zo paraat en helemaal vooraan blijken haar antwoorden soms klaar te zitten. Ook mama ontsnapt daar niet aan. Zo vraagt ze op een keer: "Mama, kraaienpootjes, wat zijn dat eigenlijk?" "Dat zijn de rimpeltjes die je krijgt rond je ogen als je ouder wordt." leg ik uit, terwijl ik naar mijn eigen gezicht wijs, waar dit verschijnsel al overvloedig genoeg te zien is. Mijn dochter kijkt er even ernstig naar, dan flikkeren er plaaglichtjes in haar ogen als ze zegt: "Bij jou zijn dat eerder struisvogelpoten!"
|