Al meer dan een jaar geleden dat ik nog wat postte op dit blog. Maar ineens heb ik er weer zin in. Vandaag toch.
Vandaag was ik aan het mijmeren over een gedichtje dat ik leerde als kind en dat al onze ouderen nog kennen.
Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is 't leven zoet, waar men, stil en ongedwongen, alles voor elkander doet.
Aanleiding waren kleine gebeurtenissen. Zoals het moment, vorige week, toen ik, laat thuisgekomen met de boodschappen, besloot om eerst het eten maar alvast op het vuur te zetten. Jongste, ondertussen al zo goed als 16 jaar, kwam binnen, zag hoe de boodschappen nog in bakken op tafel stonden en begon ze ongevraagd weg te bergen. Deugd dat zoiets doet...
Toen ik een klein meisje was werd zo'n houding erin gepompt. Onder andere met een stichtend dichteke als dit. Ondertussen leerde ik wel dat je met "alles voor elkander doen" ook in overdrive kan gaan.
En toch vind ik het mooi. Toch denk ik dat het daarover gaat. Dat veel geluk te vinden is in dat heel eenvoudig, niet metend en berekenend, zorg dragen voor elkaar. In wederkerigheid.
En dus kwam dat gedichtje me weer voor de geest. En ging ik eens googelen naar de oorsprong ervan en of het misschien deel uitmaakt van een langere tekst. Dat laatste blijkt ook zo te zijn. En de dichter is Hieronymus van Alphen, de man die ook het overbekende oude kindergedicht "Jantje zag eens pruimen hangen" schreef. Hij leefde en schreef zijn gedichten in de tweede helft van de 18de eeuw, in de spelling van die tijd. Hier is het dus voluit:
Vader leeft met onze moeder altoos vergenoegd en blij, o, hoe lieven zij elkander, nimmer knorren zij als wij.
Toont er een iets te verlangen, dan zegt de ander: dat is goed. Moeder is het best tevreden, als zij iets voor vader doet.
Vader poogt altoos te weten, wat de wensch van moeder is, en hetgeen haar moet verveelen, geeft aan vader droefenis.
Vader gaf de beste perzik laatst aan Moeder met een zoen, hij wou zelf er niet van eeten: Klaartje, zouden wij dit doen?
Liefste zusje! Liefste broertjes! O, het strekt ons tot verwijt, dat wij dikwijls zoo krakkeelen, ach gij weet niet hoe 't mij spijt.
Kom, mijn liefjes, laat ons leven tot elkanders nut en vreugd! Laat ons pogen na te volgen vaders liefde en moeders deugd.
Daar alleen kan liefde woonen, daar alleen is 't leven zoet, waar men, blij en ongedwongen, voor elkander alles doet.
|