Een eeuwigheid geleden lijkt het al. De tijd dat ik hoorde bij een groep moeders, die na het uitwuiven van hun kroost, een poos bleven staan babbelen aan de schoolpoort. Verstokte kwebbelaars waren wij. We dreven het zelfs zo ver dat we, zij het heel af en toe, elkaar trakteerden op koffie of warme chocomelk uit een thermos. Aan de poort. Daar, op dat plekje op de stoep, werden ervaringen geuit, opvoedingsstrategieën getoetst, ideeën uitgewisseld en druk gefilosofeerd. Het was de ontmoetingsplaats waar wij, collega-moeders, een belangrijke vorm van sociaal contact vonden. Een plek met een haast magnetische kracht, waar we ons, hoezeer we ons ook voornamen om er deze keer aan voorbij te lopen, niet aan wisten te onttrekken. En dan, na ons praatje, dat zo nu en dan nogal durfde uitlopen, spoedden we ons naar onze taken thuis. Want 's middags moesten onze kinderen weer worden opgehaald, ze kwamen over huis om te eten. Jàren geleden is dat al, toen mijn drie oudste kinderen nog op de kleuter- en basisschool zaten.
Ondertussen waren wij, de babbelmoeders, elkaar min of meer uit het oog verloren. Zagen we elkaar nog wel eens in het dorp. Maakten een kort praatje, staken onze hand op in het voorbijrijden, stuurden aan sommigen nog een nieuwjaarskaartje.
En nu, na al die tijd, vinden we, met drie van ons, elkaar weer terug. In een heel andere context: die van ons beroep. Eén van de mama's is namelijk kapster in het woon- en zorgcentrum waar ik werk. En ze doet die job met verve: ze ontvangt de bewoners in kleine groepjes in haar "salonnetje", waar ze ze tijdens hun kappersbeurt entertaint met muziek en drankjes en koekjes. De andere moeder is net als ik ook ingestapt in het beroep van bejaardenanimator, in een woon- en zorgcentrum in onze buurt. Een goede reden om weer vaker contact met elkaar op te nemen natuurlijk.
En we blijken nog even grote babbelaars te zijn als vroeger. Een vlug-vlug telefoontje om even iets af te spreken zit er niet in. Het hoofdonderwerp van onze gesprekken is wel wat verschoven. Maar evengoed uiten we ervaringen, toetsen we strategieën, wisselen ideeën uit en filosoferen we.
Eén van haar filosofietjes heb ik in mij opgeslagen als een belangrijke wijsheid. We hadden het over de sfeer van negativiteit die er soms kan zijn tussen collega's. Hoe er soms alleen gepraat wordt over de vervelende irritatie-opwekkende trekjes van mensen.
"Eigenlijk is er van iedereen wel ergens een "hoek af"!" vond ze. "En dikwijls kunnen we het alleen maar hebben over die hoek die eraf is, maar niet meer over hetgeen er wèl is, over het goede dat die persoon is en doet.. Het is zo belangrijk om dat goede te blijven zien!"
Dat is iets wat ik graag wil meenemen. Waar ik altijd aan probeer te denken als ik aanloop tegen iemands minpunten. Dat er nog zoveel pluspunten zijn. En het gekke is dat je, zolang je het geheel maar niet uit het oog verliest, het mooie en het minder mooie, die minpunten ook gewoon mag blijven zien. Ze zelfs mag benoemen. Als je dan bij tijd en wijle dat andere óók benoemt. En nog een goed gevolg van deze manier van kijken naar mensen: niet meer zo erg om te erkennen of te horen dat er aan jezelf ook een hoek mankeert!
Van babbelmoeders naar babbelcollega's. En hoe je al babbelend van elkaar wijze lessen leert.
|