Als ik een potje yoghurt eet doe ik er graag een handvolletje rozijnen in. Lekker vind ik dat. En elke keer als ik het pakje rozijnen neem, er voorzichtig wat van in mijn yoghurt schud en dan met een elastiekje het pakje weer sluit, moet ik er aan denken. Aan die eerste keer. Die allereerste keer dat ik, zomaar uit de hand, rozijntjes heb geproefd.
Ik moet een jaar of zeven geweest zijn. Ma kookte rozijnenpap: rijsterbrij met rozijntjes. Twee kopjes water, één kop rijst en een half pakje rozijnen. Een snuifje zout erbij en dan zachtjes laten koken tot de rijst al het water heeft opgeslorpt. We aten het als dessert, met kristalsuiker en kaneel.
Ma maakte rozijnenpap dus, en deed de rozijnen bij in de pan. Vooraleer ze het pakje dichtvouwde nam ze er een handje uit, legde de rozijntjes op het aanrecht en stopte er een paar in haar mond. Toen zag ze mij staan en hield me uitnodigend het pakje voor: "Jij ook wat?" Ik knikte gretig en Ma schudde een hoopje rozijnen in mijn open hand. En toen stonden we daar. Samen te smikkelen. Een gestolen ogenblikje van gezamenlijk snoepen.
Aan dat moment van verbondenheid moet ik telkens weer denken als ik het pakje rozijntjes neem.
Vandaag zou Ma jarig zijn. Tweeëntachtig jaar. Zouden ze dat vieren, daar aan de Overkant? Met de traditionele rijstpap en de gouden lepeltjes? Of rijstebrij met rozijntjes?
Gelukkige Verjaardag Ma!
|