Griep en andere toestanden gedijen niet goed bij ons: in ons gezin is er zelden iemand ziek. Dat geldt zeker voor Jongste. Maar op vrijdagavond is het anders. Jongste klaagt over keelpijn. En zaterdagochtend, als hij naar de muziekschool moet, voelt hij zich moe en zwaar. In de loop van de dag hangt hij vaak in de zetel en verraden zijn waterige ogen en rode koontjes de koorts. Het duurt een poos voor ik een deugdelijke koortsthermometer heb opgespoord, maar dan weten we het zeker: de thermometer wijst een kleine 38° aan. Jongste verklaart zichzelf officieel ziek. Die avond trekt hij vroeg naar bed.
De volgende ochtend klatert zijn heldere stem weer door het huis: "Ik voel me al veel beter!" Toch sleept hij zijn dekbed en hoofdkussen aan en installeert zich in de zetel. "Mama, ik heb honger!" roept hij even later "Of eigenlijk geen honger, maar wel zin in eten!" Hij is tenslotte ziek, en honger valt niet te rijmen met ziek zijn. "Mama, zijn er nog beschuiten?" Beschuiten horen er wel bij. "Neen, maar er zijn wel cracotten!" antwoord ik, haal het pak in de keuken en zet het naast hem op het tafeltje. Een aantal minuten is het stil. Behalve de overslaande stemmetjes op de televisie dan. Waarom zijn die gedubde kinderprogramma's altijd zo lawaaierig, vraag ik me weer eens af. "Mama, kan je een glas water brengen? Ik heb dorst!" "Zeg manneke!" zucht ik. Maar dan moet ik eraan denken wat hij doet als ik me niet lekker voel. Hoe hij dan van alles aanhaalt. Hoe hij me met alles wat hij maar verzinnen kan verwent. Want verwend worden is absoluut verbonden met ziek zijn!
Met een glimlach vul ik een groot glas water en geef het hem. Laat hem maar eens lekker zieken!
|