Omringt door
zorgzame zussen, later nog twee broertjes erbij, groeide Ra zorgeloos op in de
rijke parochie van Christus Koning, letterlijk en figuurlijk in de schaduw van
de kerk van onze zedelijke wijk.
Zijn ouders
onderhielden nauwe banden met de vrome aristocratie van Brugge en omstreken.
Thuis en in de
vriendenkring was het Frans de voertaal.
Het gewone volk
werd in het Nederlands
aangesproken, maar daar begreep Ra in de eerste jaren toch niets van.
De zondag was de
Hoogmis in de Sint Salvator kathedraal de vaste afspraak en daarna ging het
linea-recta naar Kasteel Norenburg waar vaders familie de scepter zwaaide.
Grootvader
Charles loodste hem dan mee naar zijn schattenzolder waar hij aan de meest vreemde uitvindingen en
experimenten werkte.
Er stonden op de
houten rekken ontelbare grote en kleine glazen flessen en recipiënten met
allerlei vreemde inhoud, zoals acides, strontium, zwavel, ijzersulfiet,
bronsoxide, en nog een ellenlange lijst van vreemde namen die Ra hem probeerde
in te prenten.
Alle recipiënten
waren van een mooi kleef etiket voorzien waarop grootvader met zijn zwarte pen
in sierlijke letter de inhoud had beschreven.
Ra was
gebiologeerd door de vele angstaanjagende symbolen die op deze verzameling
prijkten.
Zoals de vaalrood
ronde gevaartekens waar een angstaanjagend doodshoofd op stond afgebeeld, met
daar rond de vermelding Poison, of de gele driehoeken met een explosie
afgebeeld.
Op de zelfgebouwde
werktafel stonden de vijzels en reageerbuisjes, flacons, kolven, pipetten en
bunsenbranders in overvloed en rommelig door elkaar.
Ra was vol ontzag
voor de constructies die grootvader had opgesteld op de werktafel, met glazen
pijpen en buizen met de vreemdste vormen en bochten, aan elkaar verbonden met
oranje rubber slangen en met houten klemmen opgehangen aan metalen steunpoten.
Zo demonstreerde
hij hem de werking van zijn
distillatie opstelling, de reactie van de samenvoeging van verschillende poedertjes
en vloeistoffen uit de fascinerende collectie.
Leerde hem met de
haarfijne weegschaal werken, en liet hem
de werking van de vacuümpomp uitproberen.
Met een oneindig
geduld beantwoorde hij al zijn vragen over de inhoud van wat voor hem, schatkisten
waren, en toonde hem de vreemde symbolen en aantekeningen die hij in zijn
geheime schriftjes bijhield.
Het is hem zeer
lang een raadsel gebleven wat hij daar uiteindelijk van brouwde, maar jaren
later vertelden zijn tantes hem dat hij zelf medicijnen voor de dieren brouwde
en deze met groot succes verkocht aan de boeren in de streek.
Hij stelde voer
voor dieren samen en was gekend om zijn efficiënt krachtvoer voor legkippen.
Zo was hij zelf
de geneesheer voor de schapen en varkens die op het kasteel werden gehouden en
het zou hem niet verbazen dat hij ook bij tijd zijn inwonende tantes van
kwaaltjes heeft verlost met zijn alchemistische brouwsels.
Die
schattenzolder was in het dak van de grote schuur ondergebracht. En de deur
naar die zolder bleef voor alle anderen gesloten.
Onder die zolder
was een grote werkplaats ingericht met een grote poort als enige toegang.
Als je de zware
groene poort opzij rolde trad je een paradijs aan techniek binnen.
Allerhande
machines werden door drijfriemen verbonden aan een grote as die over de
volledige lengte van het plafond was opgehangen.
cirkelzaag,
draaibank, staande boor, slijpwielen, ponsmachine, lintzaag en andere
onbestemde uitvindingen trokken hun werkkracht langs die lederen riemen naar
zich toe.
Zwakke peertjes
verspreidden in die ruimte een warm deinend licht dat bij het aanslaan van de
drijfmotor zachtjes verzwakten en de omgeving levend maakten.
De wanden waren
in de aanvang wit gekalkt maar waren nu overal beduimeld en verborgen achter de
getimmerde rekken vol bruikbare en vreemde onderdelen van allerhande machines
en motoren.
De wand boven de
zware zwartbepotelde werktafel ging vol met werktuig dat grotendeels door
grootvader zelf was vervaardigd.
Boogzagen,
beitels, handboren, vijlen en raspen, schroevendraaiers in alle maten, tangen
en klemmen in alle vormen en maten voor alle toepassingen.
Pasvormen en
schablonen, touwen, kabels en kettingen van alle sectie, lengte, dikte of
materiaal.
Deze ruimte deed
ook dienst om de imposante traction avant te stallen.
Een vooroorlogse Citroën
waarin de hele familie in 1940 richting Cambrais was gevlucht om het naderend
geweld van de oorlog te ontvluchten.
Toen enkele weken
later de bezetter ook daar was gearriveerd besloot grootvader wijselijk terug
te keren naar Kasteel Norenburg en dit terug te eisen van de officieren die
er hun intrek wilden nemen als commandopost ter verdediging van de buitenlijnen
van Brugge.
Een compromis
werd gesloten.
De bezetter
bouwde twee bunkers op het terrein, en een grote uitkijktoren aan de rand van
het kanaal maar zouden het huis ongemoeid laten zodat grootvader en grootmoeder
met hun acht kinderen er opnieuw
hun intrek konden nemen.
De waardevolle
familie erfenis die grootvader voor hun vertrek in een geheime kelder had
ingemetseld was veilig gebleven en
zou tot na de oorlog opgeborgen blijven.
Ra vond het
heerlijk op de schoot van grootvader achter het stuur van het zwarte gevaarte
plaats te nemen, zo de oprijlaan af te rijden tot aan de vaart, daar de
vleugelvormige richtingsaanwijzers in de staanders tussen de deuren te laten
opklappen en te trompen naar de duiven op de rijweg of te zwaaien naar de
zondagse wandelaar in het Waggelwaterpark naast het kasteel.
Eens de wagen
buiten kon je de vervaarlijke smeerput waarnemen die onder de zware afdekbalken
was verborgen.
Deze deed vooral
dienst als onfeilbare verbergplaats als Ra met broers en zussen, neven en
nichten, verstoppertje speelde.
Zijn Peter Jean,
had in die werkplaat zijn eigen hoekje voorbehouden.
Daar werkte hij
aan allerhande fietsen en motoren.
Hij had er een
eerste uitgave Vespa-Piagio staan waarop hij als jonge man zijn lief en latere
vrouw Regine rondreed.
In een Italiaans
grijs kostuum getooid en met de obligate zwarte zonnebril was hij het toonbeeld
van elegantie als hij weer eens te laat aangereden kwam om aan te schuiven aan
het Zondags middagmaal.
Grootmoeder en
haar dochters waren sinds vroeg in de ochtend druk doende in de keuken.
De
voorbereidingen moesten klaar zijn voor de hoogmis.
Dit bracht een rustpunt,
een moment van inkeer in de lange voormiddag.
Monique was al
vroeg naar de potagér getrokken om de rijpe boontjes te trekken, en een paar
bontjes postelein.
De afgeschraapte
schaapsbeentjes hadden ze die vroege mogen een uurtje in de oven laten
aanbakken en daarna met wat wortelen en kruiden uit de tuin van Ginette laten
inkoken tot een geurige bouillon.
Tante Anne-Marie
had de dag ervoor vers roomijs klaargemaakt en tegelijkertijd had ze wat room
tot boter geklopt.
De room had ze in
een blik gegoten, daarbij had ze wat koffielepeltjes gestopt, en dit blik had
ze een hele tijd staan schudden zodat de boter zich op de lepeltjes was
beginnen afzetten.
Na een uurtje was alle boter uit de melk
gescheiden en kon ze de lepeltjes een voor een afschrapen en de blok boter wat
inzouten en in vet papier platkloppen om de restjes vocht eruit te krijgen.
Terug van de
kerk, begon grootmoeder snel aan de heerlijke kaassoufflé terwijl Cecile de
aardappelen schilde op een oude krant.
De schapenbout
bleef die hele ochtend rustig liggen braden op zijn slee in de met regelmatig
bijgevulde houtoven.
Deze oven had
Grootvader omgebouwd tot water-verwarmer en chauffage.
De ene helft van
de gietijzeren en geel geëmailleerde oven was stookruimte, waar grootmoeder
elke ochtend de warme assen opschudde en er opnieuw vlam in stookte.
Grootvader had de
avond ervoor een grote rieten mand vol brandhout bijgezet.
De bovenplaat van
de oven was voorzien van enkele ronde gaten met verschillende ringen en deksels.
Langs deze
deksels werden de op maat gezaagde stronken in het vuur gegooid.
Vlak boven de
vlam werden de potten gezet die snel moesten koken.
Zo kon een
ervaren kok, door vakkundig te schaken met de potten, alle verschillende
ingrediënten op de juiste temperatuur en tegelijkertijd gaar koken.
De andere helft
van de oven bestond uit een hete- en een warm-houd- oven.
Waarin de Soufflé
vol goede moed aan zijn zwelling begon, terwijl naast hem, de met veel look
gepikeerde schapenbout lag te zweten in eigen nat.
Monique had de
boontjes gewassen en van kop en staart ontdaan.
In een tinnen pot
kokend water geblancheerd en daarna het water afgegoten.
Een punt verse
boter in de pot laten smelten en daarin een gesnipperd uitje laten bruinen.
Daarop goot ze wat
van de bouillon die in de grote pot de hoek op de oven stond in te trekken.
Een snuifje
peper, en kneepje zout, en dan de boontjes onder deksel nog een lange tijd
laten intrekken.
Daarna had ze de
blaadjes van de postelein voorzichtig een voor een losgetrokken van de
steeltjes en deze met koud water gespoeld.
Samen met een
kopje doperwtjes en wat gestoofde uitjes had ze deze in een grote pot gedaan en
met een deel van de door een handdoek gefilterd bouillon overgoten.
Een blaadje
laurier erbij en nog wat posteleinblaadjes achtergehouden om net voor het
opdienen samen met gesnipperde peterselie de heerlijke soep af te werken.
Eenmaal de
aardappelen geschild, begon Cecile aan het dekken van de grote tafel in de
Sale a Manger Het tafelzilver werd opgeblonken.
De borden perfect
op een rechte lijn gezet.
Het zilveren
besteksteuntjes moest ervoor zorgen dat het tafelkleed schoon zou blijven.
Onder de flessen
wijn en de karaffen water lag een zilveren flessenschaaltje.
De kristallen
wijn en waterglazen werden netjes op hun plaats gezet.
Iedereen had bij
zijn geboorte een servetring gekregen, en op zondag werd daarin een vers
gewassen en gestijfde witte servet gestoken.
Zo had ieder zijn
aangeduide plaats aan de eettafel die grootmoeder dictatoriaal bepaalde.
De grote
Cilindervormige gietijzeren houtkachel werd opgestookt en straalde een
heerlijke warmte in de ruimte.
Het sierlijke
smeedwerk leek door te hitte soms te fonkelen, en het imposante kroonstuk boven
op de kachel droeg het wapenschild van de familie.
De afbeeldingen
van verre voorvaders en moeders hingen in vergulde kaders aan de met stof
behangen wanden.
De oudsten onder hen moeten Napoleon
Bonaparte nog de hand hebben geschud en waren in etsvorm voor het nageslacht
vereeuwigd.
Enkelen onder hen
waren reeds met een camera obscure op de gevoelige plaat vastgelegd en hun
statig voorkomen werd door de lichte flou in de sepia kleur bevestigd.
De grote
kerselaren bibliotheek beschermde met zijn glazen deuren de lederen ruggen van
de handgebonden boeken.
Deze glazen
deuren waren altijd gesloten en grootvader hield de sleuteltjes netjes aan zijn
sleutelbos op zak zodat zij hun soms afvroegen of de boeken met de met goud
afgewerkte blaren en sierlijke met de hand ingekleurde etsen en handdrukwerk voor hun beschermd moesten worden, of
zij moesten beschermd worden voor de inhoud van deze boeken.
Het inkijken van
deze boeken kon enkel op aanvraag en onder begeleiding van grootvader of tante
Ginette.
Het leek wel of
grootvader hun wilde beschermen van een wijsheid die in deze boeken verscholen
zat en die hun geloof in het scheppingsverhaal zou doen wankelen.
Op volwassen
leeftijd zouden zij ten gepaste tijde wel toegang krijgen tot deze
Darwinistische en soms heidense wijsheden die op rationele wijze moesten
geïnterpreteerd worden.
Toen Ra vele
jaren later De naam van de roos op het grote scherm zag, overviel hem
hetzelfde gevoel van onbereikbare wisdon bij het zien van de grote bibliotheek.
Sint Antonius van Patoe, zorg dat ik mijn sleutels
terugvind, toe.
Zo zong hem overgrootmoeder dat, toen hij haar na
het brengen van een dampende en stinkende kop karnemelk, slaapwel moest wensen.
Ze zat op de rand van het hoge bed.
Ze trok haar avond kleed tot in haar schoot.
Trok de rubber ring het leek wel een Weckpot
sluitring- van over haar grijsbruine wollen vooroorlogse kousen, legde die in
het schuifje van het nachtkastje, waar ze trouwens ook van die heerlijk mooie
metalen hemdsmouw ophoudt armbanden had liggen.
Ra mocht die van haar nu en dan eens over zijn mouw
trekken, en dan paradeerde hij, als was hij een belangrijk klerk of boekhouder in de grote Brugsche Gist en Spiritus Fabriek.
Toen mocht hij haar helpen om die honderd maal op de
houten bal herstelde lange kousen, uit te doen.
De bruine en grijze wollen draad die voor het
stoppen was gebruikt, had nooit de kleur gehad van de kous, maar uiteindelijk
leek het op een borduurwerk van kruisjes, halve en hele steken, die volledig
bij de vaalkleurige kousen hoorden.
Onder die kousen, kwamen haar oude ledematen te
voorschijn.
Ze moet toen reeds in de negentig geweest zijn,
maar ze had haar huid
waarschijnlijk nooit aan de zon blootgesteld en door de wekelijkse wasbeurt met
Savon de Marseille in grote onhandige blokken die in aanvang wel een halve
kilo zwaar waren, maar zuinig werden opgebruikt tot het haast niet meer vast te
houden kleine weg-floeppende schijfje, dat kleverig in het zeepbakje opdroogde
en barsten vertoonde die nog steeds de richting aangaven waarin die
waarschijnlijk 100 jaar geleden was gekneed en gevormd.
Het leek op zacht en broos perkament, maar dan zo
soepel en dun, dat je er zelfs met een ganzenveer niet op had durven schrijven,
de zwarte inkt, uit het kleine porseleinen potje, was zeker tussen al die
minuscule nerven, die op een gebarsten kleivlakte onder een hete zon leken,
uitgelopen tot een onleesbaar aquarel van grijstinten zonder boodschap en
somber van uitstraling, terwijl je eigenlijk vrolijk je naam had willen
schrijven als was het de gips op het been van je beste schoolkameraadje.
Hoewel het vel gelig bleek tot bijna kaarsvet wit
was, kreeg het kleur door de kleine roestkleurige vlekjes die er hoe langer je
ernaar keek, hoe meer het er waren, onregelmatig over het vel waren gespat.
De kleine adertjes onder het vel waren niet
gesprongen, het leek hem dat die benen niet veel te verduren hadden gehad.
Hij wist wel beter, uit de vele verhalen van de
harde tijden, de twee grote oorlogen, de armoede in de wintertijden, de vele
kinderen, levend of vroegtijdig verloren, dat deze benen in die meer dan
negentig jaren, hadden afgezien.
Maar het leek wel een wonder, dat het lichaam niet weerspiegelde wat het
allemaal had gezien, ondergaan.
Maar er ontbrak iets aan die benen.
Waardoor ze onwezenlijk fragiel leken.
Onder die zachte, breekbare bovenlaag, zag je de
vorm van de beenderen en gewrichten.
De lang en dun uitgetrokken spieren gaven de benen
geen volume.
De huid was losjes over dit mechanisme van hefbomen,
steunpeilers, katrollen en klampen gespannen, als een vershoudfolie over de
zondagse kip waar al het lekkers van af is gepeuzeld, maar die in de koelkast
gaat om er maandag nog een bouillon mee te koken.
Er was helemaal niets van tussenlaag te vinden,
geen vlees, dat het geheel kleur zou hebben gegeven, geen vet, die deze benen
zestig jaar gelden waarschijnlijk onweerstaanbaar zouden hebben gemaakt.
Hier en daar een kleine bloeduitstorting, allicht
van het stoten tegen stoel of bank, contrasteerde tegen het bleke broze vel.
Hij hielp haar bij het afrollen van de kousen, tot
het twee kleine mutsjes waren.
Ze tilde met de hulp van haar handen eerst het ene,
dan het ander been onder de dikke dons, en leunde tevreden achterover in het
zalige hoofdkussen waar hij jaloers op was.
Ze keek even opzij naar het nachtkastje.
Zag het beeldje staan en zette in zachte toon een
vrolijk deuntje aan.
Saint Antoine de Patoe, zorg dat hij de weg
terugvind, toe.
Ze gaf hem een nachtzoen, gebaarde met haar duim op
hem voorhoofd en prevelde zacht;
Hij kijkt om zich heen en probeer in de ruimte iets
te vinden waar hij zich op kan concentreren.
Maar het lijkt hem allemaal zo vlak, oppervlakkig
en vooral niet mooi.
Hij ziet muren, ramen, deuren, beelden, altaar...
allemaal symbolen voor een geloof waar hij zich niet kan achter scharen.
Hij kan zich hier niet thuis voelen.
Niet dat hij zich door de plaats waar hij zit, op
zijn ongemak voel, maar dit geeft hem niet de rust die nodig is om
onbevooroordeeld na te denken.
Het voelt allemaal wel vertrouwd aan.
Het is hem niet vreemd.
Hij weet veel over de achtergrond van dit alles.
Hij is sinds zijn jonge jaren ingewijd in deze
geloofsgemeenschap, maar voelt zich er nu helemaal niet in thuis.
Het geeft hem alleen maar een gevoel van
bekrompenheid, kleinburgerlijke godsvrees, frustraties. Gewoon, een groot
tekort.
Met dit gezegend
water doop hij jou, Ra, in de naam van de vader, en de zoon, en de heilige
geest, Amen.
Zoveel volk rond
de doopfont.
Allemaal zo vol
verwachtingen uitziend naar wat hij in hun leven zou brengen.
Iedereen zo trots
op de nieuwe lang verwachte aanwinst voor de familie.
Alles leek goed
te gaan in hun wereld, en daar hadden ze voor hem al een plaatsje vrijgemaakt.
Hij was een
bevestiging dat het leven zoals het nu was, goed was en alleen maar beter kon
worden.
De zware tijden
van tijdens en na de oorlog waren
nu stilaan voorbij.
De doop van de
eerste kleinzoon kondigde de gouden jaren aan.
Twee zusjes keken
reikhalzend over de rand van de zwarte granieten font en wilden zijn lange
witte doopkleed niet lossen.
Ook zij wilden
een beetje van die zalf op zijn hoofdje smeren.
Iedereen dreef
mee in de euforie van het geloof
in een door god uitgestippelde gouden weg naar de hemel voor dit kind.
Oom Jos en Oom
Jacques leiden de dienst.
Wezen zijn Peter
Jean en Meter Yvette op hun plichten en verantwoordelijkheden tegenover God en
hem.
Dat ze hem zouden
bijstaan in zijn weg naar god en steunen in goede minder goede dagen.
Zij zouden de
taak van zijn ouders overnemen als deze er niet meer zouden zijn.
En daar hadden ze
tegenover god verantwoording voor af te leggen.
Ook zijn ouders
werden duidelijk ingeprent dat hun eerste taak erin bestond hem een godvruchtig
leven te laten leven en onvoorwaardelijk voor hem klaar te staan.
Niemand vond deze
voorwaarden vreemd of zwaar maar was vol vuur en overtuiging dat dit zou
lukken.
Tegelijk legden
zij alle hoop en verwachtingen in zijn schoot.
Was hij voor hen
een deel van de belofte voor toegang tot de hemel en een eeuwig leven in vrede
na de dood.
Zon heerlijk
warm gevoel van ongenaakbaarheid, perfectie, samenhorigheid en vreugde was over
de familie in lange tijd niet meer neergedaald.
De vreugde bij de
geboorte van zijn eerste zus, het eerste kleinkind, was ver overtroffen.
De lichte
ontgoocheling bij de geboorte van een tweede kleindochter was lang vergeten.
Iedereen was blij
dat ze er waren, maar nu hij er was, was de voorzetting van het geslacht een
feit en waren de verwachtingen ingelost.
Grootvader
Charles stond trots naast zijn zoon Paul, glunderde als een gelukkig kind, en
hield stevig de hand vast van grootmoeder.
Vaders zussen
voelden zich zo opgewonden.
Het leek wel of
ze persoonlijk de engel Gabriel op bezoek hadden gekregen en nog nazinderden van het onbestemde
orgasme die zij hadden gevoeld bij de aankondiging van hem geboorte.
Ze stonden er,
rood aangelopen bij, dankbaar tegenover God, zachtjes kirrend en mekaar lichte
trekjes van onderling begrip en gedeelde vreugde gevend.
Tante Ginette zou
hem alles over Latijn en planten bijbrengen.
Tante Monique zou
hem alle weetjes over het kweken van groenten en dieren vertellen.
Tante Anne-marie
zou voor hem de heerlijkste gerechte koken, zorgen dat hij altijd warm gekleed
was en de schaafwonden ontsmetten die hij langs zijn speelweg zou oplopen.
Tante Guillaine
zou altijd voor hem bidden in het klooster en hoopte dat hij op een dag voor
haar de Eucharistie zou opdragen of haar zou voorgaan op weg naar de missiepost
van Lubumbashi in Kongo.
Tante Cecile
zou hem alles tonen wat mooi is en
boeken voorlezen over heldendaden
van ridders en ontdekkingsreizigers, of fantasten als Jules Verne.
En Tante Colette
was vastbesloten hem op het rechte
pad te houden, te waken over zijn kuisheid en goede zeden als was het
haar eigen voorwaarde om de hemel te verdienen.
Zijn Peter Jean
wilde hem zo snel mogelijk handig maken zodat alle knepen van de techniek hem
eigen zouden worden.
Aan moeders kant
stond Bonpapa Richard ongeduldig te wachten tot hij hem kon voorstellen aan al
zijn collegas en vrienden.
In zijn Mercedes
had hij reeds een grote doos sigaren klaarliggen.
Hij zou hem rond
zeulen naar alle boeren in Vlaanderen waar hij op bezoek kwam als inspecteur
van de Wateringen.
Hij zou ze
aansporen hem het ploegen en eggen aan te leren.
De boerinnen
zouden voor hem dikke boterhammen smeren met een heerlijke schelle van
dhespe en hem zacht maar kordaat de warme melk uit de spenen van de koeien
laten kneden.
Later zou hij hem
meenemen naar Brussel, met zn tweeën, naar het beste restaurant van België, om
er kreeftensoep te eten en heerlijke Sol Meuniere.
Als dessert zou
hij hem op reuze Pêche Melba trakteren en dan zou hij tegen de chef, als die
aan tafel kwam om te vragen of alles goed was verlopen, pochen over zijn
kleinzoon die aan zijn jeugdige leeftijd reeds de fijne keuken kon appreciëren
en later in zijn voetstappen zou treden.
Mamy wilde hem
graag op sleeptouw als ze de zondag naar Knokke ging stappen, een wandeling in
Het Zwin, een wafel bij Marie-Siska, of op de koffie bij haar vriendinnen voor
een partijtje Bridge.
Zij was er gerust
in.
Ze voelde meteen
de eigenheid in die kleine persoonlijkheid en stond open voor alle verassingen
die dit in haar leven zou brengen.
Meter Yvette
wilde hem overladen met de liefde die zij voelde opborrelen telkens ze aan hem
dacht, en zou dat doen tot op de dag van vandaag en alle dagen die nog mochten
komen.
Tantes Matine en
Anne waren gewoon blij met een nieuw klein popje om mee te spelen, om op het
stand van Albert-Plage putten te graven en daarin een winkeltje in te richten
om de zelfgemaakte papieren bloemen te verkopen voor een of twee handjes
schelpen.
En slim als ze
waren, zouden ze hem erop uit sturen om met zijn lief gezicht en kleine handjes
bij de concurrentie de mooiste bloemen in te kopen, om ze dan zelf voor grote
volle handen te verkopen.
Of hem achterna
lopen op de pelouze voor de villa Hurle Vent en dan in het opblaasbadje met
de gieter op een douche trakteren.
Zo speels zouden
ze altijd wel blijven, die tweeling.