Hij kan niet geloven in een hoger goed, een
almachtige God, een zoon onder de mensen, hemel, hel, kerk en wetten.
Wie is hier?
Waarom?
Hebben we allemaal dezelfde reden om hier te zijn?
We hebben allemaal dezelfde aanleiding om hier te
zijn, maar elk van ons zijn eigen drijfveer.
Om hier te zijn, of ook, om hier niet te zijn.
In hoeverre hebben we uit vrije wil gekozen hier
vandaag te zijn.
Een deel van hen, die hier nu zijn, komen omdat ze
hem hebben gekend.
Omdat ze niet begrijpen wat er is gebeurd.
Om uitleg te krijgen.
Om te horen dat het leven ook zonder hem gewoon kan
doorgaan.
Om de eigen gemoedsrust te sussen en zich ervan te
vergewissen dat hun plaatsje in de hemel niet in het gedrang zou komen door
zich ongevoelig of afzijdig op te stellen.
De goegemeente houdt alles in het oog.
Hij moét naar de begrafenis want Hij wil dat deze
mensen ook voor zijn begrafenis opdagen en voor hem bidden.
Het is zijn Christen Plicht voor deze mens te
bidden, hem te helpen in zijn bange dagen, hen naar de heer te begeleiden.
Een deel van hen, voelt zich schuldig.
Heeft zich in moeilijke dagen van hem afgekeerd en
heeft het er moeilijk mee daar nu niets meer aan te kunnen doen.
Hoopt alsnog met zijn aanwezigheid de stukken te
kunnen lijmen.
Of vergeving te vinden voor zijn tekortkomingen.
Vind in deze viering troost en zielsrust.
Het heen en weer gaan van droevige, goedkeurende
blikken bij het herkennen, begroeten van mekaar heelt wonden, oppervlakkig,
maar heelt.
Zo gaat zijn blik ook rond, nu.
Hij zie hen, die met hen op het werk waren.
Met hem sport beoefenden.
In de kroeg zaten of gewoon achter het loket waar
hij zijn bankzaken regelde, of zijn post.
De kruidenier die hem wel kende.
Het was een stille jongen.
Hij
kwam al jaren regelmatig langs.
Hoe is het toch allemaal kunnen gebeuren?
We gaan voor hem bidden.
Dan komt het allemaal weer goed.
Hij zocht zijn rust
bij vrienden en in de muziek.
Al vroeg verkende
hij het nachtleven in B.
Dit waren de
beginjaren van de Punk.
Maar dat was niets
voor hem.
De muziek, daar
stond hij wel vol bewondering voor.
Dat je gewoon een
gitaar vastpakt, erop begint te rammen, en je eigen onvrede tegen deze
maatschappij uitschreeuwt.
Hij had het niet zo
op met het destructieve idee achter de punk.
Hij vond het geen
stijl hebben dat je onverzorgd en met gescheurde of afhangerige kledij op
straat kwam.
Hij had een te groot
zelfrespect om de nihilistische gedachten te onderschrijven.
Destroy goed en
wel, maar wat stel je in de plaats?
Wat is je
alternatief? Punk was al dead toen het geboren werd. In 1978 ging hij met P.
naar Londen.
Door het zoeken in
de muziek, kwamen ze op een nieuwe strekking die een heropleving was van de
jaren 60.
De Mods.
De idee was
dat de maatschappij van vandaag inderdaad volledig corrupt en rot is, en dat er
op deze manier geen toekomst op te bouwen was, maar dat als je er geen goed
alternatief voor in de plaats kan brengen, je de boel niet kort en klein moet
slaan, maar je eerder afzijdig houdt.
Je
bekommernis zich beperkt tot het overleven van deze tijd door je met
gelijkgestemden te omringen, en geen reden tot aanstoots te geven aan je
omgeving.
Een strekking waar hij zijn eigen waarden
in terug vond.
Respect,
eerlijkheid, medeleven.
Zijn
ontgoocheling in de maatschappij, ingegeven door het verlies van zijn vader, de
drankzucht van zijn moeder en de vlucht van zijn zuster paste perfect in het
plaatje van die tijd.
De wereld leek gedoemd
te mislukken.
De gouden jaren
waren voorbij, de eerste oliecrisis was aangebroken.
De koude oorlog
woedde volop, raketten werden overal in Europa geplaatst richting het dreigende
Rusland.
Onze regering was
een corrupte bende die ons met belastingen en taksen uitperste.
Er was een opkomende
werkloosheid zonder weerga en niemand had oog of oor naar de verzuchtingen van
de jeugd die lijdzaam moest toezien hoe de volwassenen voor hen de toekomst
uitholden en troosteloos maakten.
De Mods waren in geest
verenigd in het vooruitzicht van een toekomst die niet voor hen was weggelegd.
Ze bouwden een eigen
hiërarchie op die gebaseerd was op respect.
En de afkeer voor de
leugen van de politiek maakte dat eerlijkheid het hoogste goed was.
Wij zijn het orkest
op de Titanic en we spelen door tot het water aan onze lippen staat.
Een gewoon doorsnee
gezin met zijn eigen goede en minder goede kanten.
Vader verdronk
regelmatig zijn levensleed in de alcohol en bracht deze regelmatig mee naar
huis.
Moeder voedde hem
liefdevol op en bracht hem de waarden van het leven bij.
Respect,
eerlijkheid, medeleven.
Leedzaam zag zij toe
op lijdensweg van vader en als het haar eens te zwaar werd zocht zij ook al
eens haar toevlucht in de drank.
Verschillende
omzwervingen door Vlaanderen, brachten het gezin naar de stad B.
Zijn zus was door
het leven gehard, en koos snel voor de vlucht vooruit.
Algauw had ze een
stoere kerel gevonden, waarmee ze dan ook besloot haar eigen leven op te
bouwen.
Vroeg in zijn
puberteitsjaren stierf zijn vader.
Dronken achter het
stuur van de wagen.
Zijn moeder was aan de ene kant verlost
van de last van een man met een ontroostbaar gemoed, maar was aan de andere
kant, het stuur verloren voor het gezin en zichzelf.
Zij kon het stuur
onmogelijk overnemen en stortte zich nog meer in het drinken, en liet hem, een
te jonge knaap aan het roer.
Hijzelf was eerst
volledig verloren in deze positie, aan het hoofd van dit verbrokkelde gezin.
Maar algauw vond hij
de kracht in de waarden die hij te dele had mee gekregen en die hij zichzelf toe-eigende.
Respect,
eerlijkheid, medeleven...
Hij nam het roer
voor zichzelf stevig in handen, gooide het om, en zette de reis voorwaarts met
de beste voornemens en goed moed in.
Hij studeerde goed
aan het college, viel niet op tussen de medeleerlingen.
Was goed in sport,
had verschillende interesses voor cultuur en muziek.
Was politiek niet
uitgesproken, eerder terughoudend en voorzichtig in oordelen en handelen.
Thuis was het vaak
zeer troosteloos en droevig komen.
Moeder had weer eens
te diep in de fles gekeken en lag laveloos in de zetel, geen eten in de
koelkast, alle rommel door het huis verspreid.
Grootvader zag hem
als de voortzetter van zijn geslacht.
Oom pater en tante
non zagen hem al de leer verkondigen en de wereld lag aan zijn voeten.
Hij was de eerste
zoon, de eerste kleinzoon, de eerste opvolger.
Ra vermoedt dat hij
als een prins ter wereld is gekomen.
Op de eerste van de
maand, na een lange heerlijke zomer.
De eerste dag van de
Indian-Summer van 62.
Alles leek hem in de
schoot geworpen.
Hij is snel
opgegroeid in deze beschermende omgeving.
Eerst volgzaam en
leergierig, dan eigenwijs, en al snel met het vooruitzicht voor mezelf te
zorgen, en uit deze ivoren toren te ontsnappen.
Al de liefde die hij
dacht te krijgen voelde al snel aan als betutteling en bemoeizucht. Het
aanschijn van de buitenwereld bleek het hoogste doel, en daar boetten
oprechtheid, en ware gevoellens al snel mee in.
De mooie
versieringen aan het leven bleken al snel klatergoud, en niemand in zijn
omgeving die zich daar aan stoorde.
Laat staan, die het
zag.
Hij werd als prinsje
behandeld.
Op de duur kon hij
die dienstbaarheden niet meer verdragen.
Hij las achter elke
handeling een onderliggend zelfbelang en begon het te verafschuwen.
Hij moest geen hulp
meer.
Hij wilde niets meer
krijgen.
Hij hoefde geen
kansen meer.
Hij wilde niets meer
vragen.
Hij begon te nemen.
Hij besliste zelf,
hoe absurd ook, hoe tegendraads.
Hij kon niet snel
genoeg weg uit dit kille nest van mogelijkheden, luxe, schijnheiligheid.
De priester spreekt zijn afgewogen woorden.
Maar hij heeft een andere weegschaal, of gewoon een
andere maatstaf.
Het gaat over Ra heen, zonder dat hij de inhoud
ervan naar waarde schat.
Het laat hem koud.
Hij ziet geen verband tussen de woorden en het
ogenblik waarin wij ons nu bevinden. Gestommel begint van achteraan en komt in
een golf naar voren.
Iedereen gaat staan, en een paar mensen maken een
kruisteken.
De geloofsbelijdenis vermoed Ra zonder echt mee te
luisteren.
Hij kijkt naar iemand die dit teken met zijn
rechterhand maak, en vraag zich in zijn plaats af in hoeverre hij dit bewust
doet.
Is het voor hem oprecht of is het een aangeleerd
gebaar dat hij nu al jaren doet terwijl hij de betekenis ervan reeds lang
vergeten is?
Of toch, dat die betekenis er vandaag niet inzit.?
Of denk hij daarmee zichzelf veilig te stellen voor
het onvoorspelbare van morgen?
Of doet hij dat omdat hij zich bekeken voelt door
de mensen rondom hem?
Staat tussen de rouwkaarsen een bleek-houten kist,
sober afgewerkt met de vergulde sluitbouten en handvaten.
Er flitst hem steeds weer en beeld voor de ogen.
Elke keer is het wel anders.
De ene maal is het vreedzaam, de andere,
schrikbarend tot zelfs afschuwelijk.
Hij probeert zich voor te stellen wat daar in die
kist ligt.
Het lijkt hem allemaal zeer clean.
Elk deel zorgvuldig afgewassen, alle kleine keitjes
eraf gewassen.
Elk deel bijna ontsmet.
Waarom probeert hij zich dit beeld steeds weer voor
de geest te halen.
Uiteengerokken, geplet, verscheurd, verbrijzeld.
De kleine splinters in de spieren en het weefsel
doen hem pijn als hij het ziet.
Wat is er met het hoofd gebeurd?
Is het los van de rest? Is het heel.
Het geeft hem een angstgevoel over zijn eigen
lichaam.
Het bewijst hem dat hij zo breekbaar ben.
Dat hij maar een fragiel evenwicht is dat het leven
erin houd.
Dat het zo broos is en zo snel uit je kan vloeien
of zelfs met een klap verdwijnen.
Hij ziet losse ledematen, een verbrijzelde voet.
Hij krijgt een koude rilling als hij zich probeer
voor te stellen hoe de geslachtsdelen eruit zien.
Fantoompijnen kun je het noemen.
Het is een zelfpijniging, dat denken, dat beeld.
Hij wendt snel zijn blik af en laat die vallen op
zijn eigen schoot.
Maar dat brengt geen soelaas.
Want onder de stof van mijn kostuumbroek voelt hij
zijn eigen lichaam.
Een walging borrelt tergend langzaam op, te sterk
om weg te denken, en hij voelt zichzelf in stukken vallen, zijn armen afgerukt,
zijn borst met longen en ruggengraat doormidden gehakt, zijn gezicht is van
zijn hoofd afgerukt, zijn geslachtsdelen verpletterd.
Hij krijgt een smaak van bloed in zijn mond.
Een warme duizelig makende geur zweeft door zijn
neus.
Het zweet parelt zijn op het voorhoofd.
Ra voelt het licht prikkelende koele vocht uit zijn
okselholte langs de krullende haren naar beneden lopen.
Al het bloed is uit zijn billen gelopen en zijn
bekken drukt tonnenzwaar op de veel te dunne bekleding van de stoel.
Hij moet dringend zijn ogen sluiten, even het hoofd
schudden.
De zondag
daarvoor, had Hij zich tijdens de doelloze zwerftocht op het internet,
ingeschreven op Rendez-vous.be.
Hij had een
profiel aangemaakt met volledige beschrijving van interesses, lievelings
muziek, favoriete Film, Acteur enzovoort.
En hij had
zorgvuldig een foto van zichzelf uitgezocht en deze erbij geplaatst.
Heel snel was hij
er al door enkele dames uitgepikt en had enkele korte E-mails gewisseld.
Een Dame van
veertig met vier kinderen uit de omgeving van Gent.
Ze was enkel op
zoek naar vriendschap en vond het leuk met verschillende mensen te chatten of
via E-mail te communiceren.
Een meisje van
rond de vijfentwintig was net uit een lange relatie en blijkbaar ontgoocheld
door haar jeugdige vriend, op zoek naar een oudere rustige man om mee te
praten.
Een gekke meid
vroeg hem om raad in verband met een vriend die ontrouw was en haar blijkbaar
zeer slecht behandelde.
Tot laat in de
nacht bleef hij met verschillende vrouwen mailen en chatten. Zijn oordeel werd
goed onthaald en dat gaf hem vertouwen en dat voelde goed aan.
Met een goed
gevoel kroop hij in bed. Klaar om de laatste korte week van de klus in A. aan
te vangen.
Hij lag in bad en
zijn mobilofoon liet hem weten dat er een nieuw bericht was binnengekomen.
Hij herkende het
nummer van de afzender niet, maar opende het bericht en las het.
Ruthie Lingle
wil graag met u kennis maken op Rendez-vous.be
Hij dacht meteen;
Dit is ze!
Op een onverklaarbare
wijze maakte een gevoel van welbehagen zich meester van zich.
Hij voelde een
onstuitbaar zelfvertrouwen en een overweldigend ongeduld om eraan te beginnen.
Waaraan te
beginnen?
Hij wist het
niet, maar hij voelde het.
Meteen maakte de
eenzaamheid en radeloosheid plaats voor een dol enthousiasme met de mooiste
vooruitzichten.
Hij zou iemand
liefhebben, iemand die hem zou liefhebben.
Hij vergat alle
pijn die geleden was er liep over van levensvreugde en optimisme.
Deze kans zou hij
niet laten schieten.
Hij liet er geen
gras over groeien.
Een week later
ging hij haar opzoeken.
Ze aten spaghetti
bij haar thuis, en die nacht deelden zij het bed.
Ruin veertien
maanden later zit ze hier naast hem en houd hij haar hand vast.
Net luid genoeg voor hem, maar hij kent de naam van
dit nummer niet, of zelf de groep. Hij kent het nummer wel, maar kan het niet
samenbrengen met een herinnering die hem hier vandaag van nut kan zijn.
Hij heeft een heel deel van zijn leven niet mee
gemaakt.
Het komt hem voor dat hij ver van alles en iedereen
is.
Hoe hij zich hier nu probeer in te leven, of voor
te stellen.
Niets brengt hem dichterbij.
Als hij rondkijkt, ziet hij zoveel gezichten die
hij ken.
Allemaal brengen ze wel een verhaal mee.
Ook de gezichten van de mensen die hij niet kent.
Hij kijkt naar voor.
Ziet de jonge priester op zijn stoel, zon twee
meter rechts achter het altaar.
Naast hem zit de onderpriester, of de koster, wat
het ook mag zijn.
Hij ziet er in elk geval zeer koster uit.
Weet niet waar dit over gaat.
Kent de mensen in zijn kerk niet vandaag.
Kent de muziek niet.
Kent het verhaal niet en denk allicht niet veel
goeds over dit volkje dat vandaag zijn kerk haast te klein maakt.
Hoe intens kan je
handje houden?
Kan je doorgeven
wat nu in je hoofd speelt?
Soms leeft in hem
de overtuiging dat het hem lukt.
Soms krijgt hij
een respons die dit lijkt te bevestigen.
Dan vult zijn
lichaam zich, van de middel af naar boven toe.
Een warmte die
vloeistofdik langs de binnenzijde van zijn vel naar boven kruipt, als was hij
een bad dat met een heerlijke velouté wordt gevuld.
Ra verhoogt
lichtjes de druk die hij uitoefen op haar hand, en denkt een verbondenheid te
voelen.
Een heen en weer
stromen van gevoellens die ze allebei verstaan, allebei ervaren.
Die verbondenheid
is er niet.
Ze heeft de
kracht niet op te kijken.
Ze zijn hier om
verschillende redenen.
En dat ze met de
hand verbonden zijn, maakt het vandaag alleen maar moeilijker.
Zwaarder.
Waarom zou ze
opkijken.
Zij kent hier
haast niemand.
Bijna niemand
kent haar.
Degenen die hem
herkennen, vragen zich allicht af wie zij is.
Het was middag,
twaalf uur, en iedereen werd in het salon verwacht voor het aperitief.
Voor de kinderen
een glaasje Grenadine of Munt met water en een paar TUC koekjes.
Voor de volwassenen een glaasje Muscadet
en een kaaskoekje.
Iedereen nam
rustig plaats in de Renaissance stijl zetels en stoelen.
Op de marmeren
salontafel werden de koekjes in Afrikaanse schaaltjes en mandjes opgediend.
Malachiet
asbakken, handgeslagen koper schaaltjes, tropisch zwarthouten onderliggertjes,
Ivoren olifanten, biscuit Maria beeldjes, een grote glazen kast met daarin een
in ivoor en hout gesculpteerde
kruisafneming, een groot schilderij aan de wand met de kroning tot keizer van
Napoleon Bonaparte en zijn volledig gevolg met daarnaast een kleinere kopie in
etsvorm met vermelding van alle namen van de edelmannen op het schilderij.
Je kwam ogen
tekort in het Salon.
Het was twaalf
uur, dus ging Tante Anne-Marie , Tante Ginette wakker maken.
Zij was een zwak
kind geweest, altijd snel ziek, en dus als een kamerplantje verzorgt.
Zij slaapt tot op
vandaag tot de middag uit.
Om dat te mogen,
moest zij dan wel de zaterdag om zes uur naar de mis, ter vervanging van de
zondagdienst.
Daarbij werd ze
vergezeld van Tante Anne-Marie omdat zij op zondag, tijdens de hoogmis, thuis
in de keuken moest blijven.
Op droge zonnige
dagen, werden na het middagmaal, dat draaide meestal rond twee uur, de dubbele
tuindeuren aan de Sale a Manger opengeslagen en werden koffie en ijs, op het
terras opgediend.
De ronde
smeedijzeren tafeltjes werden van een tafelkleedje voorzien, het delfts blauwe
service werd uitgezet, en de kinderen kregen een hoorntje met een schep van het
heerlijke vanille roomijs.
Daarna mochten
zij onze zwartrubberen laarzen aantrekken, en op verkenning op het domein.
De meisjes gingen
naar de bunker, met de grote boom ernaast, want daar hadden ze een keukentje
opgesteld en speelden ze huisje met de vele poppen, kinderwagens en babybedjes.
De jongens gingen
in de bomen klimmen of op exploratie in de bunkers die door grootvader gebruikt
werd om cider te maken en te stapelen.
Soms ging Ra een
ritje maken op de fiets, of hielden we een wedstrijd in de dreef.
Dan was het
vertrekpunt van de wedstrijd op de straat aan het kanaal.
Vandaag ging de
dreef eerst enkele meters in helling naar beneden, dan honderd meter vlak, dan
een rechte hoek naar rechts, tweehonderd meter rechtdoor en weerom een rechte
hoek naar rechts, de brug over de slotgracht over en eindmeet net aan de grote
voordeur van het kasteel.
Op een van die
zondagen, had Ra zijn twee broers en twee nichtjes in de bakfiets geladen aan
het vertrekpunt bovenaan de dreef.
Ra zou met hen de
helling afrijden en dan door tot aan de eindmeet.
Iedereen
ingeladen, vertreksein gegeven, met volle druk rechtstaand op de pedalen de
helling af.
Maar Ra kleine
snotaap, kon de bak niet in bedwang houden, halverwege de helling slaat de bak
met de vier in een klap naar rechts, stevent recht op de slotgracht af.
Ra springt van de
bakfiets, grijp het achterwiel vast en probeer het gevaarte tot stilstand te
brengen.
Veel te zwaar
voor hem en Ra wordt een eind meegesleurd. Dan moet Ra loslaten, en zie de
bakfiets, met inhoud over de rand van de slotgracht verdwijnen.
Het gevaarte
kantelt helemaal over, en als Ra snel aan de rand kom kijken, zie Ra twee meter
diep de bakfiets ondersteboven in het slijk en water liggen.
Niemand te zien,
niets te horen.
Ra begin luid te
roepen, in de hoop dat zijn ouders, ooms en tantes in de tuin hem kunnen horen
en ter hulp snellen.
Ra spring in het
slijk van de gracht en probeer de bak om te keren maar die is veel te zwaar.
De voorzijde van
de bak is open en daaronder hoor Ra wat gekerm en gehuil.
Een voor een
komen zijn broers en nichten zwart van het stinkende slijk vanonder de bak
gekropen.
Er blijkt niemand
gewond.
Het lijkt wel een
mirakel. Iedereen komt er met de schrik vanaf, en ikzelf met een uitbrander.
Maar samen met
het verwijt van zijn onbedachtzaamheid krijg Ra felicitaties voor zijn
koelbloedigheid en heldenmoed om de bakfiets te trachten tot stilstand brengen,
en zijn reddingsoperatie in het kniediepe slijk.
Wanneer ben ik
die adoratie die ik voor hem had, kwijt geraakt?
Ik was zon ziels
kindje, voorbeeldig op weg naar het altaar.
Plots was het
weg, ik had hem doorzien.
Of was ik
erachter dat zijn god en hemel niet bestaan?
Ik had aan mijn
12 ook keet kunnen schoppen in de tempel.
En dat heb ik dan
ook gedaan.
Ik kwam in een
systeem terecht doorspekt van corruptie en achterbaks gekonkelfoes.
Waar vieze paters
aan de jongens prutsten.
Daar ben ik zo
gedégouteerd geraakt dat ik hen verafschuwde.
Dus ook waar zij
voor stonden!
De kerk!
Vaak werd Ra daar
zo woest van het onrechtvaardige.
Het
vooringenomen, discriminerend systeem.
Dan zette hij het
kot op stelten .
De leraar of
liever de directeur zijn waarheid vertelde.
Waarna hij aan
het oor werd weggevoerd.
Vader werd
gebeld.
Vader mocht het weer eens komen aanhoren hoe
onhandelbaar zijn zoon wel is.
Zich aan geen regels wil binden.
De leraren belachelijk maakt voor de klas.
Maar vader is een
belangrijk en voornaam man.
Het college gaat
toch belangrijke uitdagingen ook niet zomaar uit de weg?
Maar hoe meer
kansen Ra kreeg, hoe meer gelegenheden dat waren om alle oneerlijken hun
verdiende loon te geven.
Ra werd opstandig
tegen de lakse houding alom.
Hij kijkt naar het beeld, schuin voor hem, op anderhalve
meter boven de hoofden van de mensen voor hem.
Het brengt hem naar ander plaatsen, het brengt hem op
andere gedachten, dus hij wendt zijn ogen af, op zoek naar wat anders.
Dit gebouw is oud, maar het is goed onderhouden.
Beroepsmatig, gaat hij op zoek naar gebreken, fouten,
slechte afwerkingen.
Op zoek naar iets om een verbetering te kunnen
aanbrengen.
Dit is niet vakkundig gedaan, dit zou hij anders doen,
daar kan nog aan gewerkt worden.
Hij kijkt door de uitstraling heen en zie enkel noch het
technische ervan, de constructie.
Het heeft
geen uitstraling op hem. Het maakt geen indruk als hij niet los raakt van de
praktijk.
Hij voelt elke steen door zijn handen gaan, en telkens na
het werpen van de afgemeten hoeveelheid mortel, legt hij steen na steen langs
het koordje, tot de muren hoog zijn, de gewelven rond en de zuilen massief en
steunvol zijn.
Hij smeert de verschillende lagen pleister, uitvullagen,
primers en toplagen, op muren en zolderingen.
Zet de deuren is verstek, rolt de honderd lagen vernis op
het zuivere hout en schroeft met grote zorg de koperen schroeven in het hang en
sluitwerk.
De kleine stukjes gekleurd glas past hij geduldig in
mekaar en last het lood met de bout in kleine vakjes tot een groot zonnespel
waarin hij kan baden.
Hij kijkt door de zoldering heen en voelt het gewicht op
zijn schouder, bij het dragen van de leien uit Portugal.
Langs de doorbuigende ladders die naar de hemel rijken,
draagt hij bundel na bundel naar boven.
Hij kiest en keurt elke lei voor hij ze gaat plaatsen.
Met zijn puntige hamer maakt hij kleine gaatjes in de
leisteen en plaatst ze dan, schuift een beetje bij, zet de eerste nagel aan,
kantelt nog wat tot de onderkant mooi pas is en met drie, soms vier tikken van
de hamer zet hij de tweede nagel in de lei.
Hij ligt vast, maar kan nog steeds bewegen, hij laat wat
ruimte voor de haak, en kiest en keurt alweer de volgende die ernaast moet
komen te liggen.
Tergend langzaam maar brandend van ongeduld gaat hij zo
door tot aan de nok.
Hij kan haast niet wachten op de aansluitingen aan de
randen af te werken.
De hele lijdensweg van het toedekken van het dak brandt
het verlangen om af te werken.
Hij wou dat het al klaar was.
Dat hij op het detail kon springen.
Dat hij het kon tonen aan Jan en Alleman, dat hij een
schouderklopje kon krijgen.