Zaterdag 13 september
2008. (verjaardag dood van Ploefke, mijn lieve, kleine hond)
(geschreven op 6
sept. 2008 om 21 u. s avonds en toegevoegd aan Liefdesbrieven creatief
schrijven ergens blinkt voor hem een sterretje)
Lieve Ploef,
Een jaar ben je er
nu niet meer. Om exact te zijn, 13 sept. 2007 om 8.30 s morgens, je kopje op
mijn knie, blies je letterlijk en figuurlijk je laatste zucht uit. Je ging
zo licht als een veertje, je oogjes gebroken, je bijna zestien jaren van
onvoorwaardelijke trouw als een voor even nog warme klomp aan mijn been
gekluisterd.
En toen, plots, was
je er niet meer, of toch
Ik luisterde, mijn
oor op je borst
Ik heb mijn tranen
toen op je poot gelegd en werd daar in die ongemakkelijke houding, half
weggedoken onder de tafel, hond met jou.
Je lieve poot,
waarmee je soms aan mijn been krabde, of vroeg om een plas te doen, gleed
omlaag, bleef daar liggen.
Ik heb je toen
opgepakt, je in de zetel gelegd, en je toegedekt als een kind. Het moést zo. En
niemand mocht er om lachen.
Achteraf hebben we
je in een kistje gelegd dat mijn man nog vlug voor je timmerde. Helemaal zoals
het hoort. Het moést weer zo. En niemand
Samen hebben we je
achter in de tuin begraven. Weet je dat nog?
Ja, je weet het, ik
voel dat je het weet.
Je met witte
keitjes bedekte plaatsje in de boomgaard, bij de moerbeiboom waaronder enkele
kippen scharrelen, licht op in het late zonlicht van deze vreemde
septemberavond.
Ik hang de was op
en neurie ondertussen het lied dat ik altijd zing als ik langs de stroom naar
Vlassenbroek fiets:
Ploefke ikke en gij
We zijn er geren bij
We hebben gene schrik
Van de grote stouterik
Ploefke ikke en gij
We zijn er geren bij
We zullen na de noen
Nog een toereke doen
Je loopt altijd
voor me uit, klein en zwart, je buikje rond en zwaar van de kankercellen die je
lever verteren, je op en neer wippende flapoortjes als twee kleine
vliegtuigvleugels dansend in de wind.
Je was en bent nog
steeds de liefste hond die iemand zich wensen kan. Eigenwijs, nukkig soms,
toehappend als iets niet in je kraam paste, maar oneindig trouw en echt.
Daarom deze brief
aan jou, ginds in de hondenhemel als die al mag bestaan.
Is het toegelaten
dat ik het vandaag zo moeilijk heb? Dat ik zo triest ben om je afwezigheid? Dat
ik je voel tot in de engste hoek van mijn lijf. Zou het iets te maken hebben
met dat hond worden met jou en de tijd die terugkeert en zich wentelt in de
herinnering aan een ogenblik, een intens moment dat als een afdruk op netvlies
achterblijft?
Ik weet het niet.
Wat ik wel weet is dat ik aan je denk, je mis, je nog eens in mijn armen zou
willen nemen en je een lieve zoen geven.
Laat me maar met je
meestappen tot waar de horizon geen horizon meer is maar een baken, een warm
beschuttend nest waar we beiden in wegkruipen en ons met de met sterren
bezaaide hemel laten toedekken.
In zijn inleiding schrijft essayist Erik
Vermeulen dat mensen en de natuur centraal staan in de
gedichten van Patricia De Landtsheer. Vaak gaan ze in een en
hetzelfde gedicht hand in hand. Mens en natuur, steden én
gedichten Alles situeert zich in de Tijd. De mens beseft wat
de tijd in se is en is er soms bang voor, zoals in het vers:
Wij zijn tijdvreters met bange blik
volgen we het aureool van de zon.
In de gedichten krijgt alles een plaats,
zelfs de terreur. Met dit poëziedebuut bewijst Patricia
ruimschoots een kritisch waarnemer te zijn van de dingen zoals
zij op haar afkomen en zoals zij ze ervaart. De stilte die tot
het laatste gedicht aanwezig blijft, zalft en heelt en laat
ons met een zoete zucht achter.
Berghmans Uitgevers
ILLUSTRATIE
: MARIJKE MEERSMAN
FOTOGRAFI E: PAUL DE MALSCHE
Ik stapte met mijn Ploef, heerlijke, kleine straathond (nu bijna zes maanden overleden) over de dijk. Bezocht elk plaatsje waar ik met hem had gelopen. Geen boom bleef gespaard voor zijn machtig waterstraalobject, geen grasspriet die hij niet heeft ondergesproeid.
Ach Ploef, wat mis ik je. Hoe graag zou ik je in mijn armen houden, je knuffelen, je met mijn liefde overstelpen tot je bijna geen adem meer hebt. Jij, die me telkenmale tot de orders riep als ik het weer maar eens niet meer zag zitten. En ja, wat zal ik zeggen, nu zie ik het minder en minder zitten en er is geen Ploef, geen hompje hond dat zegt: 'Kop op meid, hier is het leven en jij moet erdoor. Kijk naar mij, blaf desnoods, maar leef! Verhef dat hoofd van jou ook al doet het verdomd pijn en lijkt de wereld op zijn kop te staan!'
Toen zag ik hem verdwijnen in de nevels boven de stroom. Het deed me zowaar aan de styx denken. Maar er was geen styx te bekennen, gelukkig. Enkel Ploef en moeder. Hij leidde haar veilig naar de overkant. Zonder mijn Ploef, mijn zielig hoopje hond aan het eind van zijn leven, zou zij er toch nooit geraken, dement als ze was voor ze tenslotte stierf, maar hij, ho maar, hij reikte haar zijn poot en ...
Ik heb je daar in mijn hart gesloten, je gevoeld met alles wat aan en in je is, een homp, een klomp, een bundel liefde waar jij met mama middenin zit. Nu draag ik je overal mee en laat je nooit meer los.
Was dit Pasen? vraag ik me nu af terwijl ik dit schrijf. Natuurlijk, want Pasen is leven... met Ploef en mama.
Vreemd soms hoe indrukken zich vermengen met gevoelens, maar hier aan mijn kleine Notelaar in Vlassenbroek, thuishaven voor gelukkige, ongelukkige, nog niet aangekomen, maar ook reeds gestrande zielen, is zoiets niet zo vreemd. Tenminste, dat denk ik.
Ik parkeerde mijn karretje naast de vijver, stapte geruisloos - bijna vanwege de kiezels want de stilte was hoorbaar - naar de voordeur, stak de sleutel in het slot - klik, klik - opende, ging zitten, keek naar het kleine raam waar mijn boom is verdwenen en hoorde het...
Een vogel. Zijn heldere stem drong in mijn oor. Zou het dezelfde vogel zijn van toen de boom er nog stond? Ik vroeg het me af. Wat hebben mensen toch met de natuur als ze hun huis moeten verwarmen, maar hun mazouttank niet willen aanspreken omwille van het 'geld' dat in rook opgaat. Moest mijn boom daarvoor boeten?
Wrevel sloop in mij binnen toen ik dat heldere gekwinkeleer hoorde dat me naar buiten lokte. En ja, ik zag hem zitten in een andere boom bij de vijver. Zijn kraaloogjes boorden zich in de mijne en een ogenblik zag ik niets meer dan die ogen. Ik wrong mezelf in zijn kopje, nestelde me achter zijn kralen en zag mezelf staan, in het eerste zonlicht van de piepvroege lente en ik dacht... ' dit wordt mijn boom, van hier zal ik de mensen en de wereld bezingen en niemand die me zal verjagen'.
Floep, weg was hij en ik stond weer op mijn zelfde plaats, in het zonlicht, met de blauwe lucht boven me en ik dacht: 'vreemd, hoe indrukken zich vermengen met gevoelens, hoe alles wat met tijd te maken heeft, bezit van ons neemt, en hoe herinneringen de schakels worden van het leven'... altijd verder...altijd verder...
In
dunne slierten drijft mijn adem voor me uit, tekent de lucht met zo weer
vervagende wolkjes. De vrieskou bijt in mijn wangen.
Het
dijkpad is nauwelijks zichtbaar tussen het rossig opgeschoten gras. De
geluiden, soms schril van één of andere vogel die voor me wegvliegt, dringen
scherp tot me door. Verder is de stilte alom. Eén grote, grijze, mistige
lappendeken die mij omvat.
Bomen,
rondom het afdalende pad verspreid, dragen gelaten hun door sneeuw beladen
takken en zenden een vreemde ritsel doorheen de verlaten omgeving.
Ik
bemerk dat het huis alsmaar kleiner wordt. Slechts het rode pannendak met de
violette in lood gevatte ramen blijven duidelijk zichtbaar. Het krakende geluid
van de onder mijn voeten bevroren sneeuw, dringt zangerig en in afgemeten ritme
door de uitgestorvenheid. Voorbij de eerste meander ontplooit het landschap
zich tot één glinsterende uitgestrekte witheid.
Ik
kijk om. Het huis is enkel nog een donkere stip in het onmetelijk egale van
lichtgevend wit. Ik blijf staan, draai rond mijn as zodat ik een totaalbeeld
krijg van wat zich rondom mij bevindt: het pad met de omzoming van gras, de bomen
langs de oever. Ik volg de wattenwolken van mijn adem en besef dat ik leef.
Eigenlijk beseffen we dat haast nooit, denk ik. We lopen rond, we kijken,
observeren, zingen, lachen, huilen, maar écht beseffen is er nooit bij.
Tenminste, niet vaak genoeg.
Ik
beëindig het afdalende pad en kom in een soort kom terecht, bezijden omzoomd
door hoge bomen en sprokkelige heesters. Hier voel ik de wind met een vluchtige
aanraking van aangezicht en ledematen over me heenglijden en zacht zoemend
uitsterven in het woud, verderop.
Even
blijf ik roerloos staan, voel me klein en nietig in deze desolaatheid, zuig elk
minuscuul geluid in me op. Duidelijk voel ik de hand die de mijne zoekt en
lichtjes drukt, zoals Zij drukte in dat laatste uur van afscheid voor Zij aan
de grote overstap begon.
Het
licht verduistert, valt plots bijna totaal weg zodat de bomen schimmen worden,
de stroom een donkere, lonkende plas.
Ik
stap vlug door, tracht de hand vast te houden. Ik ben weer het kind dat met
korte pasjes achter Haar aanloopt. Zij neuriet een lied en stapt op de maat
ervan, afgemeten, ritmisch.
En
ik volg, zonder Haar los te laten. De wind in de bomen fluistert Haar naam.
Tja, de wereld draait maar door en door en rond en rond. Alhoewel, rond is veel gezegd. Eigenlijk draait de wereld op dit ogenblik zo vierkant als wat. Verdraagzaamheid is ver zoek. Mensen verstaan elkaar niet meer, zeuren over onbenulligheden, verleggen hun grenzen tot er niets meer overblijft en ze verplicht zullen worden terug te keren tot de basis. En ondertussen is daar dan mijn kleine, lieve, zwarte hondje dat zijn moegekankerd lijfje naar buiten sleept om een plasje te gaan doen. 'Vandaag gaat het helemaal niet meer,' vertellen mij zijn oogjes. Ik wil hem helpen. Wens, ondanks het grote verdriet dat als een loodzware last aan mijn borst vastzit, dat hij naar zijn hondenhemel zou kunnen, maar hij wil het niet, (denk en voel ik). Hij wil nog wat bij me blijven. Arme lieve sukkel, ik dank je oprecht voor die 16 fantastische jaren van vriendschap en onvoorwaardelijke trouw. Ik kijk in je ogen en probeer je wat van mijn kracht te geven, maar het lukt niet. Ik beloof je te verzorgen tot je laatste snik, ook al bevuil je de vloer en geraak je niet op tijd buiten om je plasje te doen.
Dag Ploef
ik leg mijn tranen op je poot koester je met mijn blik stap met je mee achter de horizon waar de zon altijd schijnt ik word hond met jou
Het wordt stiller, er zit al wat herfst in de lucht, met vochtige belletjes die spinnenwebben schittering geven. Gratis kunst, zo uit de lucht geplukt. Door mensen niet te evenaren. Je kunt er ook geen cursus voor volgen.
En toch... is daar die zweem van melancholie die je vanbinnen voelt, die je eigenlijk niet wilt, maar toch koestert... in stilte, zonder dat iemand je ziet. Het afsluiten van een periode, het einde van (weer een) de zomer, het hervatten van de school, het vroeg donker en laat licht. Het grijpen met beide handen, het denken aan, het dromen van... De wereld draait voort, alsmaar verder, alsmaar vlugger... Vergeet vooral niet stil te staan bij dit of dat moment dat nooit vergaat en luistert naar 'herinnering' (als die herinnering juist mooi is natuurlijk, want herinneringen kunnen ook nachtmerries zijn-ooit schreef magisch-realistschrijver Johan Daisne in één van zijn romans: 'het mooiste wat nog nooit verging is... herinnering).
Daarom dit gedicht over stilte:
onderhuids de huiver voor het ongekende verlangend naar fossielen van de ziel
een kiemcel het teken van herkenning lippen in naamloos prevelen gehuld de handen tot gebed gevouwen
stilte wordt verleden tijd voert mee naar ergens
(c) Patricia De Landtsheer
(alle gedichten worden auteursrechterlijk beschermd door SABAM)
Zopas het nieuwe jeugdboek 'Heikje heks en de wonderviool' ontvangen. Fantastisch! Ik voel me als een kind dat een snoepje krijgt. Alles moet klaar voor vrijdag en dan hop, vliegt het boek per e-mail de deur uit naar de drukker. Ik kan bijna niet wachten om het in mijn handen te houden. Eigenlijk gek wat er allemaal gebeurt als je zo'n personage als Heikje creëert. Het wordt een kindje, een meisje, een lachebek van mij. Net zoals mijn eigen dochter. Ik zou haar niet meer kunnen missen. Telkens bij volle maan is ze daar, die kleine heks, met bezem en al. Vlassenbroek is haar thuishaven. Wacht, ik heb daar iets over:
heb je 't al gezien langsheen het water loopt een pad tussen het riet zingen fluisterstemmen een vreemd lied
(hier wonen de kabouters nog)
de zon zoent mijn neus en ik lach naar jou.
(c) Patricia De Landtsheer.
Woesh, en nu naar Heksenland waar alles kan en alles mag!
De dag begint weer een beetje grijs, maar mijn hart zingt voor jou. Al weet ik niet wie je bent. Speciaal toch voor diegenen die het wat moeilijker hebben dan ik. Vandaag aan moeke gedacht, zoals elke dag trouwens. En aan vader, die er nog is met zijn 90 lentes, de schat. Ik denk dat moeke nu toekijkt en denkt: 'waar is ze in godsnaam weer mee bezig' Liever zou ik het in haar oor fluisteren, dat kleine oor waar het steeltje van haar bril aan vasthing en waarover de grijze krulletjes lustig ronddartelden. Ik moet vandaag over haar schrijven. En toegegeven, ook al ben ik professioneel schrijfster en doe ik eigenlijk niets anders voor 'de kost', toch is dat dode moeke (nee, ik zal er maar levend moeke van maken want ze leeft voort in mijn hart) zo moeilijk om over te schrijven. Waarom gaat het dan wel in een blog? Maanden na haar dood heb ik wel een gedicht geschreven. Het verhaalt exact hoe ik haar tijdens dat laatste uur op deze wereld begeleidde naar het andere, het niet meer toegankelijke voor mensen, het verhevene waar God misschien wel echt aanwezig is. Iets in mij roept om het kenbaar te maken. Het is voor jou, en voor jou en voor jou, maar het blijft toch speciaal voor dat moeke dat toekijkt en misschien wel fluistert: 'het is goed zo'.
verbondenheid
(in memoriam matris)
de herfst kwam ongeveer op hetzelfde ogenblik dat je handen uit de mijne gleden en je blik brak in het verschiet
dagen en nachten heb ik je gekoesterd warm gehouden met mijn woorden mijn snik gesmoord in de herinnering aan dagen
waarin we lakens plooiden en we 's avonds moe maar voldaan naar de eerste sterren keken ik vroeg je mee te komen naar de zon en je kwam, eindelijk, vol vertrouwen en overgave je was niet anders dan voordien kon het ook nooit worden
nu zoek ik je beeltenis in de lijnen van mijn hand waar ook de navelstreng ooit doorgeknipt opnieuw verankering vindt
Is die titel wel juist, vraag ik me af. Hoe dan ook, een nieuwe dag ligt voor me, open en bloot, afwachtend hoe het zal worden. Jammer dat zijn velletje grijs begint, met wolken, een bijna dichte hemel, maar we wachten af heb ik daarjuist gezegd. Niet te vlug meisje, verman je of 'vervrouw' je, want dat ben ik toch, niet? Spannend, die dag die zo onbeholpen voor je open ligt, zou je kunnen zeggen, en toch ook weer niet. Dat heeft iets te maken met hoe je je voelt. En ik... ik voel me gewoon goed. Kabbelend als een beekje dat toch maar naar de Schelde vloeit. De Schelde met zijn oevers, met riet dat ruist, met die typische geur van moer en dras. Sommige mensen zullen wel zeggen: moer en dras dat is slik en dat stinkt toch. Nee, nee, stinken is iets anders. Veel in de wereld stinkt, vind ik, maar moer en dras van mijn eigenste, lieve vriend Schelde? Nee, die ruikt, geurt, heelt en geneest. Zeker wanneer de wind eroverheen gaat en alles laat bewegen wat om en op en in en naast die oevers groeit, en bloeit, en huilt, en lacht...Dus, voor diegenen die zich niet goed mochten voelen: kop op, kijk rond, luister, breek uit je schulp, trek je mondhoeken op en lach, ondanks de pijn, het leed, het 'niet meer zien zitten'. Want het moét, je moet verder, stap voor stap tot je je weer goed begint te voelen. Weer kunt voelen van binnen hoe je eigenlijk bent, wat er ook aan vooraf is gegaan. En vergeet niet: stap de natuur in, ga naar de oever, de oever die op je wacht met de geur van moer en dras, kruiden, wiegend riet en zeilende wolken boven je...ook al zijn ze nu een beetje grijs. Ik wens je veel geluk met deze nieuwe dag...de zevende dag toen alles begon.
Welkom, Eindelijk is het me gelukt, na veel problemen, zweet en voetgestamp, een blog aan te maken. Amaai zeg, ik ben niet zo'n technisch aangelegd individu. Wel eerder iemand die zich dagelijks bezig houdt met schrijven van jeugdboeken, dromen, vreemde kronkels ontwarren in haar hoofd en zo voorts en zo verder. Bij deze, en nu ik toch EINDELIJK ben gestart, hoop ik mijn taak goed te volbrengen, onafgezien van het vele werk dan dat me binnen enkele uurtjes wacht in mijn schuilplaats 'taverne-kunstencafé DE KLEINE NOTELAAR' met één adres: Vlassenbroek 222 te Vlassenbroek-Baasrode-Groot Dendermonde, een onooglijk plaatsje dat zich uitstrekt tussen landerijen, bossen en de Schelde. Hier kun je nog kabouters tegenkomen, als je goed zoekt natuurlijk. Het gras biedt vaak 'piepduikplaatsjes' voor hen. Maar ik weet ze zitten. Voilà we zijn gestart. Ik hoop dat jullie me volgen op de lange weg van schrijfsels, probeersels, maar vooral de vriendschap en het sociaal contact, ook al is dat dan vaak 'doorheen' een computer.
Lieve groet,
Patricia De Landtsheer. (je kunt ook naar mijn website surfen onder: www.patriciadelandtsheer.be, waar je alles vindt wat nodig is om te weten wie ik ben)
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.