We zitten nog
steeds in de vrachtwagen, maar het vrije gevoel dat ik voorheen heb gehad is nu
helemaal verdwenen. Het laatste dat deze man aan de telefoon zei, blijft door
mijn hoofd spoken: Ja, het is in orde. Ik heb de jongens! ik probeerde rustig
te blijven, maar dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe wisten ze
me toch altijd weer te vinden? Het lijkt wel alsof ze precies weten wat ik ga
doen nog voor ik het zelf weet. Volgens mij wisten ze precies op welk moment ik
daar aan die autobaan zou staan en natuurlijk ben ik er weer ingetrapt. Ik
probeer Berrie wakker te maken, maar hij is zo ver in dromenland dat dit
onmogelijk lijkt. Zelfs al zou er een bom naast hem ontploffen dan zou hij nog
niet wakker worden. Ik wou dat ik nog eens zo diep kon slapen. Maar ik moet mij
blijven concentreren want hier heb ik ook niets aan. Ik moet zien te
ontsnappen, maar hoe? Er moet toch een uitweg zijn uit deze verschrikkelijke
nachtmerrie die maar blijft duren. Door al deze gedachten is mijn hoop op
vrijheid nu ook compleet verdwenen en het heeft zelfs plaatsgemaakt voor een
kleine paniekaanval. Het werd nog erger toen de chauffeur bruusk stopte en een
paar tellen later een zwarte katoenen zak over mijn hoofd trok. Hij sleurde mij
uit de vrachtwagen alsof ik een pop was. Alle respect voor een levend wezen was
verdwenen bij deze man! Hij duwde een pistool tegen mijn hoofd en beval me zijn
instructies te volgen. We gingen ergens binnen. We wandelede door een smalle
gang, gingen een paar keer rechtsaf, 2 keer naar links en dan weer rechts.
Opeens ging er een deur open en duwde hij mij op een stoel. Hij maakte mijn
handen achter de stoel vast met handboeien en trok de zak van mijn hoofd. Mijn
ogen moesten even wennen aan het felle licht, maar toen keek ik rond. Ik
herkende deze kamer. Wel ja herkennen, het leek op zon verhoorkamer van de
politie die je altijd op tv zag. Opeens kwam er een brede kale man de kamer
binnen. Hij ging recht voor mij staan en leunde naar mij toe, zelfs een beetje
te dicht naar mijn mening, straks zou je nog denken dat hij me wilde kussen.
Hij trok zijn mond open en kwam nog dichter naar me toe. Ik trok een scheve
mond, probeerde mijn gezicht af te wenden en sloot mijn ogen, maar toen hoorde
ik hem zachtjes fluisteren: je bent veilig nu.
Ga eerst maar rusten en morgen beginnen we eraan. Nu lig ik hier in een
comfortabel bed met mijn laptop op mijn schoot. Maar waar is Berrie? En waar
gaan we juist aan beginnen?
|