Na een helse tocht die wel eindeloos leek te duren; Lotte en Simon hebben geen enkel idee hoeveel tijd er verstreken is sinds het begin van hun avontuur; bereiken de twee tieners eindelijk de rand van het enorm uitgestrekte woud.
"Simon, ik ben bang. Ik wil hier weg. Naar huis."
"Je moet niet bang zijn, Lotte. Ik ben bij jou. Ik zal je beschermen. Dat beloof ik je," probeert de jongen zijn vriendinnetje gerust te stellen.
Hij slaat zijn arm om de schouders van het meisje en samen lopen ze de berg af, naar het dorp dat ze in de verte zien liggen. Wanneer ze vijftien minuten later de eerste woning bereiken, merken ze onmiddellijk dat er iets niet pluis is. Het huis is volledig vervallen. De ruiten op het gelijkvloers zijn ingegooid, de muren zijn met graffiti beklad en het pad naar de voordeur is volledig overwoekerd met onkruid. Terwijl ze verder lopen, komen ze geen enkele levende ziel tegen. De huisraad van heel wat woningen ligt verspreid over de straat. Het lijkt wel alsof de mensen van dit dorp halsoverkop vertrokken zijn. Wat is er hier in hemelsnaam aan de hand?
|