In
dit hoofdstuk wil ik de kloosters en abdijen even belichten. Zij helpen ons ten
slotte meebidden. Zij hebben altijd tijd voor God, vooral als wij geen tijd
voor Hem hebben. God had ons al vernietigd als er geen kloosters en abdijen
waren.
Bron : users.pandora.be/kloostersenabdijen
1. Ontstaan
Het kluizenaarsbestaan (1-500 n.Chr.)
In
de eerste eeuwen na de dood van Christus, waren er al mensen die zich
afzonderden om in verbondenheid met God te leven. Zij hadden geen materieel
bezit. Deze mensen werden kluizenaars genoemd. De kluizenaars leefden aan de
rand van een stad of in de woestijn. Hier ontstond het feitelijke
kloosterwezen. Aan het hoofd van een groep monniken staat een abt. Dit komt van
het woord abba (= vader). Vaak wordt abt Antonius de vader van het
monnikenwezen genoemd. Hij leefde van het midden van 2de tot het
midden van de 3de eeuw. Op 20-jarige leeftijd schonk hij al zijn
bezittingen weg en trok zich terug aan de rand van de Egyptische woestijn. Hier
verbleef hij in eenzaamheid en leefde boetvaardig. Andere mensen kwamen in zijn
buurt op zoek naar innerlijke rust. Antonius gaf aan de volgelingen leiding. Zo
is hij de eerste kluizenaar en vader van de monniken geworden. Zijn
levensbeschrijving werd op schrift gezet en dat voorbeeld werd eeuwenlang het
leerboek voor de ascese. Later werd hij de patroonheilige van de boeren.
Dikwijls wordt hij afgebeeld met een varken. Dat beeld is pas in de
Middeleeuwen ontstaan. De verpleegorde, de Antonianen, mocht in de
Middeleeuwen haar varkens vrij laten rondlopenin de stad als dank voor de verpleging van de zieken.
De
eerste kloosters waren zeer bescheiden nederzettingen, meestal bestaande uit
hutten, die de monniken ieder voor zich bouwden. Wat later werden die
verzamelingen van hutten versterkt. Verschillende kluizenaars gingen zich uit
praktische noodzaak organiseren tot een gesloten gemeenschap (claustrum,
klooster). Aan het hoofd van zo een klooster stond een overste. Stilaan werden
kloosters ook rondom een martyrium gebouwd. Dat wil zeggen rondom de vier muren
die de plaats moesten beschermen waar een heilige had geleefd of gestorven was.
Er werd een groep gevormd om zijn stoffelijk overschot te bewaken, zijn lof te
zingen en naar zijn voorbeeld te leven. Het kloosterleven is ontstaan doordat
mensen omwille van hun godsdienstige overtuiging een min of meer afgezonderde
en strengere levenswijze wilden leiden. In latere periodes (Middeleeuwen)
ontstond het kloosterleven met caritatieve doeleinden.
Voor
het jaar 500 werden er verschillende ascetische levensvormen gehanteerd. De
monniken gingen van het ene klooster naar het andere. Zo zochten ze het
klooster uit dat het beste beantwoordde aan hun behoeften.
In
Europa werd het kloosterwezen geïntroduceerd door de verspreiding van het
voorbeeld van het leven van de heilige abt Antonius. De eerste kloosters
ontstonden in Gallië.
Het ontstaan van de kloosterregels (6de 10de
eeuw)
Een
samenleving, in dit geval een kloostergemeenschap, heeft nood aan structuur en
duidelijke afspraken en regels. De eerste kloosterregel was die van Basilius.
Hij legde voor de Oosterse gemeenschappen een regel op. Een hele reeks regels
volgde : Ambrosius, Hiëronymus, Cassianus, Augustinus
De
bekendste regel is ongetwijfeld die van Benedictus (547). De reden dat de regel
van Benedictus de regel werd in alle West-Europese kloosters heeft
verschillende oorzaken. De regel was heel menselijk opgesteld. Benedictus legde
de lat niet verschrikkelijk hoog. In tegenstelling tot de regel van
Columbanus. Hij leefde van 540 tot 615. Hij was een invloedrijke Ierse monnik
die als missionaris naar het vasteland ging en er abdijen stichtte in Frankrijk
en Italië. Zijn kloosterregel was erg streng. Eén van zijn regels was dat het
voedsel niet lekker mag zijn, want het mag niet tot gulzigheid aanzetten.
Spijzen dienen om de mens te voeden, niet om hem schade te berokkenen.
De
harmonische ontwikkeling van de monnik in zijn gemeenschap stond centraal in de
regel van Benedictus. Andere redenen waren : de steun van Rome, de invloed van
de Engelse missionarissen en het krachtig streven naar uniformiteit van Karel
de Grote. Hierdoor heeft de regel van Benedictus in het Westen alle andere
regels voor monniken verdrongen. De kloosters kregen van overheidswege een
duidelijke taak. Zo werd het klooster van Kornelimünster bij Aken door Lodewijk
de Vrome gesticht voor Benedictus van Aniane, een van de grote leermeesters van
de monniken en raadgever van de keizer. Dit klooster werd een schola
monachorum : een klooster waar monniken uit andere abdijen zich konden
vervolmaken en de echte benedictijnse levenswijze aanleren. Het eerste klooster
van Benedictus werd door hem gesticht op de Monte Cassinoberg in Midden-Italië.
Van groter belang zijn echter de benedictijnenkloosters van Cluny en Citeaux in
Bourgondië (Fr.). Het bekendste benedictijnenklooster was ongetwijfeld dat van
Cluny. Gesticht in 910. Dit klooster werd door de stichters onder rechtstreekse
hoede van de paus geplaatst. Voordien was ieder klooster onafhankelijk van alle
andere, ondanks het feit dat ze vaak dezelfde leefregel volgden. Cluny vormde
echter geleidelijk een sterke organisatie, waarbij het moederklooster aan het
hoofd kwam te staan van een hiërarchie van kloosters. De kloosterkerk was de
grootste in Europa. Na enige tijd werden de kloosters van Cluny steeds rijker
en machtiger.
Kritiek op Cluny en de daarmee gepaard gaande hervormingen (12de
eeuw)
In
de 10de en de vroege 11de eeuw kwamen de hervormingen op
voor een betere beleving van de regel van Benedictus. Zij streefden naar een
verbetering van de beleving van het kloosterleven, zonder iets aan het
theoretisch model te willen veranderen. Met andere woorden, de hervormingen
waren gericht op de beleving van de kloosterregel en niet zozeer op de
kloosterregel op zich. Intussen was Cluny het slachtoffer geworden van het
eigen succes. Volgens velen had deze organisatiestructuur niets meer te maken
met het primitieve, teruggetrokken enarmoedig bestaan van monniken. Reacties bleven dan ook niet uit.
Aan
het begin van de 12de eeuw resulteerden nieuwe hervormingen in een
nieuwe beweging die zich afzette tegen de rijkdom van de Clunyklooster.
De cisterciënzerorde van de gewone observantie
Deze
orde werd in 1098 gesticht door Robert de Moelesmes. Hij stichtte een nieuwe
orde waarbij het beter en strikter naleven van de regel van Benedictus centraal
staat. Hij legt een strengere ascese en een grotere armoede op. De door hem
gestichte orde draagt de naam cisterciënzers. Citeaux behield het idee van de
onafhankelijkheid van alle kloosters, in tegenstelling tot de visie van Cluny,
met het verschil dat de gezamenlijke kloosters wel de orde vormden. De
kloosteroversten van ieder klooster kwamen jaarlijks bijeen om de inachtneming
van de wetgeving te bespreken. Ook kwam jaarlijks bij ieder klooster een door
Citeaux gezonden overste langs om de discipline van de regel onder de aandacht
te houden. Ze legden zich toe op het ontginnen van woeste gronden. Voor het
werk op de akkers trokken ze honderden lekenbroeders aan, zodat ze zelf
voldoende tijd aan het gebed konden besteden. De cisterciënzers verspreidden
zich tussen 1124 en 1151 snel over Europa. Bernard van Clairvaux wordt weleens
de tweede stichter van de cisterciënzers genoemd. Hij was één van de eerste
volgelingen van Robert de Moelesmes in de 12de eeuw. Hij stichtte
ongeveer 70 cisterciënzerkloosters.
De
cisterciënzers werden witte monniken genoemd, naar de kleur van hun habijt.
Cisterciënzers van de Gewone Observantie, waarvan in België twee
mannenkloosters zijn, Bornem en Val-Dieu; en één vrouwenklooster,
Coolen-Kerniel (bij Borgloon).
Tot
nu toe hebben we alleen maar ordes gezien waarvan het monniken ideaal bestond
uit het beleven op zich. Ze deden wel aan zielzorg, maar dat was niet hun
belangrijkste taak.
Gregoriaanse hervorming (11de 12de eeuw)
In
de 11de en 12de eeuw ontstaat de Gregoriaanse hervorming.
Deze ijverde voor een hervorming van de geestelijkheid en het terugdringen van
de leken binnen de Kerk. Hierbij ontstonden gemeenschappen die een letterlijke
beleving van het evangelie nastreefden, waaronder sommige strenge
gemeenschappen van reguliere kanunniken. Het verschil tussen een kanunnik en
een monnik (monos = alleen) is dat een monnik op zichzelf gericht is, terwijl
een kanunnik behoort tot een groep geestelijken (kapittel). Een monnik in het
Westen leeft volgens de regel van Benedictus, een regulier kanunnik volgens de
kloosterregel van Augustinus. Terwijl een monnik heel zijn leven in een
klooster verblijft, gaat een kanunnik ook buiten het klooster werken. Een
kanunnik kan zich ook veel meer op sociaal vlak ten dienste stellen van de
gemeenschap. Bij de reguliere kanunniken kreeg ook de vouw, in tegenstelling
tot andere orden, aanvankelijk een belangrijke plaats.
Binnen
de augustijnenorde ontstonden geleidelijk verscheidene
kloostergroeperingen,georganiseerd
zoals de cisterciënzers. Eén daarvan is gevormd vanuit het klooster van
Prémontré in Normandië (Fr.) : dit klooster werd in 1120 door Norbert van
Gennep gesticht. De beweging van Norbert werd in 1126 goedge-keurd door de
paus. Zij volgden eveneens de regel van Augustinus. De volgelingen van deze
orde staan bekend als premonstratenzers, norbertijnen of witheren.
De
norbertijnen groeiden in de loop van de 12de eeuw uit tot een van de
meest succesvolle kloosterorden. Ze bezaten vestigingen in heel Europa, van
Spanje tot Scandinavië. Aanvankelijk waren talrijke norbertijnenkloosters
bevolkt door beide seksen. In dit laatste geval was er sprake van een
dubbelklooster. Mannen en vrouwen woonden in één kloostergebouw. Ze kwamen
enkel samen voor de liturgische vieringen. Maar deze dubbelkloosters vormden
economisch en bestuurlijk een eenheid. In de 12de eeuw waren er
10.000 nonnen in de orde opgenomen. In de loop van de 12de eeuw
sloeg het geestelijk klimaat om. Er werd steeds op het gevaar van zedeloosheid
bij het samenwonen van nonnen en kanunniken gewezen. Omstreeks 1140 werd er
binnen de norbertijnenorde besloten dat er voortaan geen dubbelkloosters meer
gesticht mochten worden.
Ontstaan van de bedelorden (13de eeuw)
In
het begin van de 13de eeuw ontstonden in de steden de zogenaamde
bedelorden. Zij kozen voor de collectieve armoede. Om hun handenarbeid aan te
vullen, kozen zij voor het bedelen. Zo zijn er de bedelorden van de
franciscanen, dominicanen en karmelieten. Ook deze orden zagen hun vrouwelijke
aanhangers in grote getallen toenemen. Mogelijk is dit te wijten aan het
vrouwenoverschot dat in deze tijd ontstond door toedoen van bijvoorbeeld de
kruistochten. De belangrijkste bedelorden zijn de franciscanen. De
franciscanen zorgen voor inspiratie voor later gestichte ordes.
Franciscanen
Franciscus
van Assisi was een jongeman die leefde in het begin van de 13de
eeuw. Hij behoorde tot de betere klasse van Assisi. Hij nam deel aan
commerciële activiteiten van zijn vader. Maar hij wilde nog meer bereiken en
daarom nam hij de beslissing om ridder te worden. Toen hij na een ziekte
terugkeerde naar zijn geboortedorp Assisi, begon hij na te denken over het
leven. Noch het koopmansleven, noch het ridderideaal had hem voldoening
geschonken. Hij nam meer afstand van de wereld en begon zich te wijden aan
liefdadigheid. Hij ging op bedevaart naar Rome en voorzag in zijn onderhoud
door te gaan bedelen. Toen kende hij voor de eerste keer volmaakte vreugde. Hij
besefte dat men door boetedoening en een vroom leven te leiden, dichter tot God
kon komen. Franciscus trok een aantal volgelingen aan en al snel vormde hij een
orde onder goedkeuring van de paus.
Na
verloop van tijd, groeide de orde en de enige orde die hun invloed kon evenaren
waren de Dominicanen. De Franciscanen raakten echter verdeeld, en in 1517
splitste Paus Leo X de orde in tweeën. De ene groep waren de Conventuelen, die
gezamenlijk eigendom mochten bezitten, zoals ook anderemonnikenordes, de andere groep waren de
Observanten, die zich zoveel mogelijk hielden aan de principes van Franciscus.
De Observanten waren altijd in de meerderheid en vroeg in de 16de
eeuw werd een derde groep, de Kapucijnen afgesplitst en verzelfstandigd. Aan
het eind van de 19de eeuw bracht Paus Leo XIII deze drie groepen
onder als de eerste orde van Minderbroeders, samen met de zusters als Arme
Claren als de tweede orde, en de Lekenbroeders, mannen en vrouwen die in de
samenleving leven zonder celibaat, als de derde orde.
Naast
hun toewijding voor prediken en liefdadigheidswerk, kenmerken de Franciscanen
zich door hun toewijding voor studie. De orde bracht 4 pausen aan de Kerk.
Dominicanen
Deze
orde bestond uit een gemeenschap van rondtrekkende predikanten, oorspronkelijk
bedoeld om de Franse Katharen (= ketters) te bestrijden, niet met de wapens
maar met de kracht van redelijke argumenten en door een evangelische wijze van
leven
Karmelieten
De
eigenlijke orde ontstond in Palestina. Hun roeping is vooral profetisch.
Begijnen en begarden (13de eeuw)
Aan
het einde van de 12de eeuw, tijdens de beginperiode van de
kruistochten ontstonden begijnhoven. In die tijd was er immers een vrouwen
overschot. Aanvankelijk leefden die ongehuwde religieuze vrouwen nog in hun
eigen huisje in de stad, maar vanaf de 13de eeuw gingen ze zich
groeperen in begijnhoven. Deze vrouwen legden nooit eeuwige geloften af in
tegenstelling tot kloosterlingen. Hun taak bestond voornamelijk uit
handenarbeid. Ook waren er Begijnen die onderwijs verstrekten of hun diensten
gingen aanbieden in hospitalen. Ons land bezit nog een aantal schitterende
begijnhoven (Diest, Brugge ). In de 20ste eeuw is hun aantal zeer
sterk uitgedund. In België leven nog maar een paar begijnen.
Hun
mannelijke tegenhangers, de begarden, evolueerden naar een echt klooster-leven
volgens de regel van Augustinus. Op die manier evolueerde de lekenbeweging die
zich vooral specialiseerde in handenarbeid tot een kloosterlijke beweging met
een hoger intellectueel niveau.
In
de 13de eeuw met de opkomst van de eerste steden werden er
hospitalen opgericht, ook wel gasthuizen genoemd. In die tijd waren er ook
leprozerieën (= tehuizen voor melaatsen). De verzorging gebeurde daar door
broeders en zusters. Naderhand werden de meeste van deze instellingen tot
kloosters omgevormd, in de meeste gevallen volgens de regel van Augustinus.
In
die periode werden ook de slotkloosters gevormd. In deze kloosters mochten de
zusters nooit buiten en het toezicht werd strenger. In de spreekkamer
verscheen een traliehek en de twee sloten op de buitendeur moesten een zuster
beletten ervandoor te gaan. Een zoete kerker was geen overdreven omschrijving.
In de 14de eeuw schreef de paus voor het overtreden van het slot
zelfs de zwaarste kerkelijke straf voor : de excommunicatie.
Cellebroeders en cellezusters (14de eeuw)
Tijdens
de pestjaren (1348-1352) waren veel cellebroeders en cellezusters actief. Dit
waren leken die zich inzetten om doden te begraven en zieken te verzorgen.
Omdat zij onontbeerlijk waren voor een middeleeuwse stad, kregen zij hiervan
veel steun. De Kerk was niet echt opgezet met deze ongeschoolde en eenvoudige
mensen. Onder druk van de Kerk kwamen zij in 1458 tot een organisatie volgens
de regel van Augustinus. Na de 15de eeuw werden deze mensen de
Alexianen genoemd naar hun patroonheilige Alexius. Hun belangrijkste bezigheid
werd het verplegen van psychiatrische patiënten. Jammer is dat deze mensen
niet zo bekend zijn. Nochtans was de taak van deze cellezusters en
cellebroeders niet spectaculair, maar wel van levensbelang voor een
middeleeuwse stad. De meeste cellezusters kozen in de 15de eeuw voor
de regel van de Heilige Franciscus, dit werden de grauwzusters. Anderen namen
de regel van Augustinus aan en werden zwartzusters.
Evolutie van de 16de eeuw tot heden
16de eeuw :
De
abdijen en kloosters leden fel onder de ingrijpende politieke en kerkelijke
gebeurtenissen. Denk maar aan de opkomst van Luther en het begin van de Reformatie.
Door toedoen van de verschillende oorlogen leden bijna alle kloosters schade.
Bijna alle kloosters op het platteland verdwenen en zochten heil binnen de
veilige stadsmuren. De 17de eeuw zou voor een ongekende bloei zorgen
mede dankzij de Contrareformatie.
17de eeuw :
De
Trappisten vormen historisch gezien een hervormingsbeweging van een
hervormingsbeweging. Hun officiële naam is cisterciënzers van de strenge
naleving (= strikte observantie). In de 17de eeuw ontstond er een
hervorming in het cisterciënzerklooster. La Trappe in Normandië. Daar stond de
overste Armand Rancé (1626-1700) aan het hoofd. Hij was een strenge asceet, die
een grote voorliefde aan de dag legde voor handenarbeid, want hij wantrouwde
geleerdheid. Abt Rancé voerde een zeer strenge levenswijze in, die vooral boete
als weg naar de beschouwing benadrukte. De monniken hielden er een
lacto-vegetarisch dieet en extra soberheid wat betreft slaap op na. Het
klooster van La Trappe kreeg het karakter van een gevangenis, waarvoor mensen
zich vrijwillig meldden om gevangen van Christus te worden. De oudste
Trappistenabdij van België is die van Westmalle. Ze is gesticht in 1814. Hun
voornaamste bron van inkomsten is het brouwen van bier. In België zijn er maar
6 bieren die de naam trappist mogen dragen. Enkel deze 6 bieren worden
gebrouwen binnen de abdijmuren. Het gaat om Achel, Chimay, Orval, Rochefort,
Westmalle en Westvleteren. Van de cisterciënzers van de Strikte Observantie
(trappisten en trappistinnen) bestaan nog 6 vrouwenkloosters : Bouillon,
Bocholt (priorij Klaarland), Brecht (OLVrouw van Nazareth), Chimay, Fleurus en
Tilff. Er zijn nog 6 mannenabdijen : Achel, Orval, Rochefort, Scourmont,
Westmalle en Westvleteren.
In
de 17de eeuw verspreidden een aantal nieuwe orden uit de 16de
eeuw zich in onze streken :
Jezuïeten
Deze
orde gaf catechismusonderricht. In 1773 werd deze orde opgeheven. Ze stichtten
ook colleges. In 1814 worden de jezuïeten terug opgericht. Tegenwoordig gaat
hun aandacht meer uit naar basiszielzorg dan naar onderwijs.
Kapucijnen
Dit
was een tak van de franciscaanse familie. Vanaf 1585 zien we ze in de
Zuidelijke Nederlanden. In hun levenswijze benadrukten ze het verzorgen van
kerkelijke diensten. Vanaf de 17de eeuw werd voor hun predikatie
heel belangrijk. In Tienen en Aarschot hebben ze kleine kloosters gesticht.
De
predikatie werd belangrijk en een totaal andere religieuze levensvorm ontstond
: de oratorianen. Dit waren priesters die een gemeenschappelijk leven wilden
leiden. Het was een religieuze levensvorm geen echte kloosterorde. Zo bestonden
er Franse en Italiaanse oratorianen. De Franse oratorianen zijn het best bekend
en hebben ook colleges gesticht. Zo hebben zijn in 1656 een college voor
middelbaar onderwijs opgericht en geleid te Scherpenheuvel. De augustijnen
zorgden in de 17de eeuw voor onderwijsinstellingen in landelijke
gebieden. Zo stichtten ze in Tienen een college dat bestaan heeft tot aan de
Franse tijd.
18de eeuw :
De
uitbreiding van het kloosterleven definitief voorbij. Jozef II liet een enquête
houden over de nuttigheid van elk klooster met de bedoeling om de nutteloze af
te schaffen. Van regeringswege werden strenge beperkingen opgelegd op de
verdere aangroei van het grondbezit van de kloosters, de abdijen moesten grote
sommen geld lenen aan de staat. Na de inval van de Fransen in de Zuidelijke
Nederlanden in 1794 werden bij wet vele kloosters verboden. Vrijwel meteen
reageerden de stadsbesturen om toch nog het werk van de alexianen (die instonden
voor de verpleging van zieken en de begraving van de doden) te laten doen. Deze
mensen waren immers van groot nut voor de toenmalige steden. De eigendommen
van de alexianen gingen wel over naar de stad. Later zouden deze eigendommen
opgaan in de vandaag de dag gekende OCMWs.
19de en 20ste
eeuw :
Vanaf
1831 maakte de nieuwe Belgische grondwet het mogelijk om opnieuw
kloostergemeenschappen op te richten. Een van de weinige gemeenschappen die ter
plaatse in staat waren om hun kloostergemeenschap nieuw leven in te blazen
waren de norbertijnen van Averbode. Zij zijn reguliere kanunniken. Deze hadden
hun bezittingen, die in 1796 onder dwang waren afgenomen, teruggekocht en
konden nu hun gemeenschap verder zetten.
(reguliere
kanunnik : dit zijn gelovigen die veel aan zielzorg deden. Een kanunnik vindt
zijn weerklank van zijn geloof bij de anderen en is in tegenstelling tot de
monnik minder op zichzelf gericht)
Op
het einde van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw
nam het kloosterleven als geheel toe. Dat is niet verwonderlijk, net na een
periode van crisis. In 1960 is het aantal kloosterlingen geschat op 2 miljoen
wereldwijd. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) wilde dat de orden zich
aanpasten aan de tijd, zonder hun kracht op te geven. Het concilie schreef
voor dat de orden terugkeerden naar de bronnen van het evangelie. Deze
voorgestelde hervorming was uniek, omdat eerdere hervormingen vanuit de
gemeenschappen zelf kwamen.
heden :
Niemand
weet wat de toekomst brengt. De geschiedenis van het kloosterwezen leert dat
uit de diepste noden een verrassende vernieuwing en opleving kan ontstaan.
Hij was minderbroeder
in de orde van Sint Franciscus.
Bijna
een eeuw geleden stierf hij in zijn klooster te Hasselt op 1 januari 1905 in de
geur van heiligheid, zoals dat vroeger nogal eens werd gezegd van iemand die
zeer deugdzaam geleefd had. Maar voor deze missionaris van de biechtstoel
was dit in niets overdreven, want hij muntte bijzonder uit in gehoorzaamheid,
naastenliefde, nederigheid en in de beleving van armoede. Naar aanleiding van
zijn Zaligverklaring op 9 november 2003 te Rome, willen we hem in de aandacht
plaatsen. Want we mogen ons gelukkig prijzen zo een grote heilige in ons midden
te hebben en te mogen vereren.
Jan
Lodewijk Paquay, het latere Heilig Paterke, werd geboren te Tongeren op 17
november 1828. Zijn ouders, Henri en Anna, die in de Maastrichterstraat de
afspanning De Gulden Kop uitbaatten, waren erg blij met hun zoon, want ze
hadden al 3 kinderen verloren. Dezelfde dag nog werd hij gedoopt in de Lieve
Vrouwekerk en onder het patroonschap gesteld van de heiligen Johannes en Lodewijk.
Thuis heette hij weldra Lowieke. Na hem kwamen er nog 5 kinderen bij in dit
landbouwersgezin.
De
bijzonderste zorg van vader en moeder Paquay was : aan hun kinderen een
degelijk godsdienstige opvoeding te geven, zowel buitenhuis, in de school,
als in de huiskring zelf.
Van
jongsaf ontkiemde in het hart van de kleine Lowie het verlangen om eens
priester te worden. In oktober 1839 begon hij zijn Latijnse studies in de 7de
klas aan het toenmalig College te Tongeren. Op 6 oktober 1845 stapte hij over
naar het Klein Seminarie te Sint-Truiden. Na de afloop van zijn studies in
wijsbegeerte trad hij op 24 september in, in het noviciaat van de
Minderbroeders te Tielt en ontving er de kloosternaam : Valentinus.
Met
de grootste vurigheid, waarvan hij reeds in het Klein Seminarie blijk had
gegeven, bracht de jonge kloosterling zijn proeftijd door : een voorbeeld van
godsvrucht en stiptheid voor jong en oud. Van zijn medenovicen kreeg hij de
bijnaam : de heilige. Op 4 oktober 1850 sprak Frater Valentinus zijn kloosterlijke
professie uit en zette nadien zijn priesterstudies verder in de studiehuizen te
Rekem en te Sint Truiden.
Hoe
sterk ook het verlangen naar het priesterschap in zijn leven had gewerkt, toen
de dag van zijn wijding aanbrak schrok de verhevenheid en de
verantwoordelijkheid van het priesterleven hem af. Het was slechts gesteund
door de gehoorzaamheid dat Frater Valentinus de stap aandurfde en zich te Luik
priester liet wijden door Monseigneur de Montplellier op 10 juni 1854. Enkele
dagen later begon voor de nieuw-gewijde het priesterwerk. Op 27 juni ontving
hij zijn opdracht voor het klooster te Hasselt.
Nog
maar korte tijd was hij er werkzaam of zijn talenten en deugden werden zozeer
opgemerkt dat hij door het volk en door zijn medebroeders zonder meer het
heilig Paterke genoemd werd.
Na
3 jaar kwam zijn verplaatsing naar Tielt, maar de Hasselaren berustten niet in
de ontroving van hun heilig Paterke zoals ze zijn overplaatsing noemden en ze
organiseerden een handtekeningenactie. Meer dan 1000 gelovigen eisten van de
gardiaan dat hun Paterke terugkwam. En zo geschiedde.
Te
Hasselt en omstreken vervulde hij gedurende 47 jaar zijn priesterlijke
bezigheden met de grootste vurigheid. Naast zijn gewone oefeningen als
kloosterling zoals het Goddelijk Officie, predikte hij, hoorde hij biecht,
bezocht de zieken, enz. Zo groot was zijn ijver om de zieken te helpen en bij
te staan, dat hij in de novemberdagen van 1864 als slachtoffer viel van de
besmetting van de pokken die te Hasselt woedden.
Als
predikant voor retraites en bezinningen was Pater Valentinus zeer in trek. Hij
hield er een speciale stijl op na, en wist het Evangelie op een heel volkse
wijze voor te stellen.
Zijn
voornaamste werkterrein evenwel ving hij in de biechtstoel, waar hij uren en dagen
doorbracht in zelfvergetelheid. Van overal en uren ver uit de omtrek werd hij
daar opgezocht als een nieuwe pastoor van Ars.
Naast
zijn stichtend deugdenleven blonk het Heilig Paterke ook nog uit door een
bijzonder grote godsvrucht voor het Heilig Sacrament, voor het Heilig Hart en
voor Onze Lieve Vrouw.
Op
zijn 61ste werd Pater Valentinus gekozen tot gardiaan, tegen zijn zin, want hij
was de bescheidenheid zelf. Nu kan iedereen gardiaan worden, zou hij gezegd
hebben. Gedurende 26 jaar was hij ook bestuurder van de Zusters Derde
Ordelingen. In 1903 kwam hij voor enkele weken in de ziekenzaal van het
klooster terecht. Zijn gezondheid kwam niet meer in orde. En de winter van 1904
deed zijn kwaal verergeren. Voortaan ging hij niet meer naar zijn biechtstoel,
maar hij sleepte zich voort naar de plaatsen waar de plicht hem riep.
Zaterdag 10 december bracht hij nog door in de biechtstoel van 2 uur in de
namiddag tot half tien en sanderendaags was hij al heel vroeg weer op post.
s
Maandags nadien moest hij terug naar de ziekenzaal. Ditmaal definitief.
In
de nacht van 15 op 16 december vroeg Pater Valentinus zelf om de heilige
Sacramenten der stervenden te mogen ontvangen. Zijn conditie verminderde elke
dag. De ziekte en de uitputting zetten hun werk voort. De eerste dag van 1905
antwoordde de zieke nog op het Angelusgebed. Dan begon de doodstrijd. Om 3 uur
in de namiddag, het Heilige Uur van Jezus dood, verliet ook pater Valentinus
deze wereld voor een beter hiernamaals en een faam van hoge heiligheid na.
Het
Heilig Paterke was Nieuwjaar gaan vieren in de hemel !
Zijn
begrafenis was een echte triomftocht, zoals Mgr. Keesen zei : De
overbrenging van de relikwieën van een heilige.
Hij
werd begraven op het kerkhof aan de Kempense Steenweg maar in 1926 opgegraven
en overgebracht naar de grafkapel naast de minderbroederkerk. Daar duurt de
verering van het Heilig Paterke voort. En sinds hij daar rust zul je ham daar
nog zelden alleen aantreffen.
Ik
vraag me wel eens af als ik zelf een van de stille bezoekers ben wat de
mensen allemaal te vertellen hebben. Hun biecht kunnen ze aan hem niet spreken,
maar hun zorgen, noden en pijn des te meer. En ik weet zeker : niemand gaat
ongetroost weer naar huis. Heilig Paterke, bid voor ons, zondaars.
Willy
Creten LKZ
Uitspraken :
Mijn
hart moet naar niets anders meer verzuchten dan naar God. Alleen de liefde Gods
kan het verzadigen. Geen mens, niets van al het geschapene, geen lof of achting
van de wereld, maar U alleen, o Heer, kunt het bevredigen.
Graag
zou ik alles voor het heil van de zielen opofferen, zelfs mijn leven.
Door
het Kruis naar de heerlijkheid. In Gods liefde geborgen leven wij steeds echt
gelukkig !
Door
Maria is Jezus uit de hemel op aarde gekomen, door Maria gaan wij van deze
aarde naar de Hemel.
Om
heilig te worden heeft men geen tijd nodig, maar enkel moed.
Wij
moeten graag alle kleine werkjes doen, en nooit denken daardoor vernederd te
worden. Men kan ons immers niet vernederen. Wat denken wij dat wij zijn ?
Wij
moeten met twee vleugels vliegen : het gebed en de zelfverloochening.
O
! Het is vrij gemakkelijk God zij dank te zeggen, als de Heer alles naar onze
wil laat gaan !
Zo
bewijzen wij onze liefde : door alle kleine deugden te beoefenen, door ons
klein te maken, ongekend, vergeten en geduldig te blijven.
Als
men de glorie van de mensen zoekt, vluchten de mensen van ons. Maar vlucht men
de glorie van de mensen, dan komen zij ons zoeken.
Veel
gunsten worden niet verkregen, omdat men niet met volharding bidt.
Wilt
u kracht bijzetten aan uw gebeden om des te zekerder de gevraagde gunsten voor
u en anderen te bekomen, vervul dan goed uw plichten.
Er zal een
ongelofelijke explosie zich voordoen, en het firmament zal terugrollen zoals
een gebedsrol. De kracht zal doorheen het binnenste van iedere mens stuwen. Iedereen
zal zijn beledigingen tot God kennen. OLVrouw
12 juni 1976
Allen die
zich in staat van genade bevinden, hoeven niets te vrezen. Zij zullen door deze
grote waarschuwing zonder lijden zijn. OLVrouw
5 april 1975
Als het
niet was dat Mijn Moeder zorgelijk Mijn hand stevig klemt op de Mijne, dan had
Ik Mijn hand laten vallen en de waarschuwing over de mensheid laten komen. Je
moet het niet vragen, want je weet dat het (= de waarschuwing) zal komen, Mijn
kinderen. Je moet bidden, want er zullen er zijn die sterven tijdens die
waarschuwing. Jezus 10 oktober 1988
Veronica - ... It's as though everything has exploded in the skythe
flash! And it's very hot! It's very warm! Oh! Oh! It feels like a burning. Oh!
Now the sky is very white. Colorsblues, purplesit's like a huge
explosion. Now this voice, the voice.... And the voice, Our Lady says, is a
voice within you: "Your warning before Chastisement!" Flash, fire,
and the voice within you. The final Warning before
Chastisement!
Wanneer : geen datum gegeven, datum alleen door God
gekend (nog in 2008)
Voorbereiding : keer NU naar God terug, langer wachten is
roekeloos !
2 geheim van
de hemel : mirakel in Garabandal
Veronica
- Oh!
[Pause]
I cant repeat it? Its beautiful! Oh!
Our Lady - My child, many will see and still not believe, so great is
the darkness of the spirit. Believe what you see at Garabandal!
No, My child, it will not be removed by mankind. It has been four long years,
but I promised you that you would see this, My child.
The forces, the evil forces, My child, of 666 will lead a band of fools
against Garabandal.
The majesty of God will be much evident at this time. Should this great
Miracle be cast aside and rationalized by atheistic, scientific man, I assure
you, My children, the Chastisement will come upon you with great force.
The cataclysm spoken of through the ages must come about soon. All who remain
in the light, all who have been with My Son in the tabernacles of the world,
all who have solaced His injured heart shall go through this trial in much less
of fright than will be experienced by those who have given themselves to the
darkness of spirit.
You, My child, Veronica, will be given the strength to continue with your
mission. If We force you to rest, it is for reason. Give all to the will of the
Father. Do not question at any time His methods. There are many who will
ostracize you, My child. There are many who will condemn you. Accept this in
the spirit of mortification, and you will save many souls. There is no need to
defend yourself, so you will stop, My child, writing letters.
You are quite disturbed, My child. No, We are not offended. The road to
sanctity is learned by steps. It is only your human nature that makes you seek
the plaudits of men. Learn a simple and humble lesson. Should you receive the
acknowledgement from man, the Father Who sees you in secret has already given
you your reward. The reward in Heaven is far greater than any man could ever
offer. You will remember this, My child, when you give in to your human
instincts.
I stress, I repeat the way given by the Father for you in the days ahead: prayer, atonement, and sacrifice. Much
is needed. You must bend your knees to honor your God. Women must not expose
their flesh. Paganism will not be tolerated by the Father, neither in your lay
life nor in the House of My Son. It is an abomination for women to speak in the
House of God! I hear a word ... defilement of man: liberation! My child, what
is this liberation women ask for? Satan has created the plan for their
destruction. Take your Bible, take the Book of life and study it and learn! You
have given off a wretched stink of the devil! Woman, you were created by
the Father as a helper for your husband! Now you are in competition to be as
your husband.
All manners of vile creatures now run upon your earth. They are no longer human
creations of the Father; they are animals. Fornication! Adultery! Filth! And
you wonder, My children, why I cry and shed bitter tears, for I know what lies
ahead for you if you continue in the manner in which you offend your God now.
Destruction! Destruction from man and destruction upon you from the Father!
Your country and the world has given itself to lust, pleasures of the flesh,
worship of satan, abominations in the House of God. These abominations and
these offenses, My children, are far worse than in the time of Noe! You will
burn! The world will be cleansed by a baptism of fire.
Wake up now, My children; prepare yourselves! Make restitution. Get down on
your knees. Turn back from your path, for you are leading into the darkness the
young! You are destroying the souls of the young. And as such, you will be
condemned forever to hell!
Garabandal
:
Begin juni 1961 verscheen de Heilige Moeder aan 4 jonge meisjes in een
klein dorpje van 300 mensen in het noorden van Spanje (tussen Bilbao en
Santander) en dit gedurende 4 jaar.
Het mirakel werd beloofd in het jaar van de waarschuwing, en Conchita,
een van de zieneressen zal het mirakel aankondigen 8 dagen voor het mirakel
zich voordoet. Het zal plaatsvinden op de feestdag van een martelaar van de
eucharistie (het zal samenvallen met een groot feest van de Kerk).
Conchita zei hierover al : Het zal zichtbaar zijn aan allen die zich in
het dorp bevinden en de omliggende bergen; al de zieken die er aanwezig zijn
zullen genezen en de ongelovigen zullen gelovigen. Het zal het grootste mirakel
zijn dat Jezus op aarde zal verwezenlijken. Er zal niet de minste twijfel over
bestaan dat het van God komt en dat het voor het goed van de mens is. Een teken
van het mirakel, dat op film en televisie kan gezien en vastgelegd worden, zal
voor eeuwig blijven bestaan.
Wanneer : geen datum gegeven (zeer waarschijnlijk nog in
2008)
Voorbereiding : keer NU naar God terug, langer wachten is
roekeloos !
Doel ? De
verering van Jezus Christus krijgt vorm vanuit de liefde en barmhartigheid, die worden gesymboliseerd door
Jezus' Hart. Een passage uit het Evangelie
naar Johannes, waar
Jezus' zijde door een lans doorboord werd, waaruit bloed en water stroomden,
speelt in deze devotie een grote rol. Daarbij is het hart van de Gekruisigde
doorboord en bron van de sacramenten en van de Kerk. Het Hart van Jezus wordt in de kunst gewoonlijk afgebeeld als een geopende borstkas met daarin een bloedrood hart met een vlam. Het hart staat
voor de persoon van Christus' Leven en Lijden, terwijl de vlam de Liefde en
Barmhartigheid representeert.
Sinds ? Margaretha-Maria
Alacoque (1647-1690) : Zij leed in haar kinderjaren aan kinderverlamming en zou
daarvan op onverklaarbare wijze zijn genezen. Zij zou in deze tijd reeds
visioenen hebben gehad. In 1671 trad zij toe tot de Orde van
Maria Visitatiein Paray-le-Monial. Sinds de
intreding tot de kloosterorde namen haar visioenen in aantal en hevigheid toe,
hetgeen leidde tot een vijandige houding van haar medezusters jegens haar. Niettemin
wijdde Margaretha-Maria zich meer en meer aan innerlijk gebed toe. Op 16 juni1675 ontving zij een visioen, waarin haar verklaard werd dat voortaan op vrijdag, 8 dagen na Sacramentsdag een feestdag ter ere
van het Heilig Hart van Jezus zou dienen te worden ingesteld. Dit als eerherstel van de zonden
van de mensheid. Alacoque zou vanaf dit moment de devotie tot het Heilig Hart
met alle energie verbreiden, samen met Claude de la
Colombière, overste
van de Jezuïeten in Paray-le-Monial. Pas in 1765 werd de eerste liturgische viering ter ere van het H. Hart toegestaan. De
Heilig Hart-verering werd in 1856 door Pius IX officieel goedgekeurd. Paus Benedictus XV verklaarde Margaretha-Maria
Alacoque heilig op 13 mei1920. (Bron - wikipedia)
Door wie ingesteld ? Door Jezus Christus.
Inhoud ?het hoogfeest van het Allerheiligste Hart van
Jezus vieren + de 9 opeenvolgende maanden de eerste vrijdag van de maand aan
het Heilig Hart van Jezus toewijden
Jezus deed
bovendien nog 12 beloften aan Maria waarvan dit de belangrijkste zijn : Ik
zegen de huizen waar mijn Heilige Hart getoond en geëerd wordt; Zij die
de Heilig Hart -devotie propageren, zal Ik hun naam onuitwisbaar schrijven in Mijn
hart...
Vandaag zat ik eventjes in een 'tramhok' te wachten. Goed in de zon zittend. Het was eigenlijk warm voor de tijd van 't jaar. Een tiental jaren geleden had ik weg en weer gelopen, een 10-tal keer naar mijn uurwerk gekeken. In mezelf gesakkerd : 't Is weeral t'zelfde, diene tram komt maar niet af !!! Ik zat te wachten en dacht na waarom ik eigenlijk niet meer gestresst was. De leeftijd met meer wijsheid ? Ik denk het niet. Ik ben even zot als toen, ik zou nog dezelfde dingen doen als toen. Met meer of minder grijs haar gaat mijn karakter echt niet veranderen. Wat dan wel ? Wel, vroeger had ik een hart : KAAS MET GAATJES. Het was altijd zoekend naar iets of iemand. Ik was niet echt ongelukkig, maar ook niet echt gelukkig. Versta je me ? Ik had geen 'peace of mind'. Ik had geen kalmte in mijn hart. Ik kon hopeloos me verdrinken in zaken die echt geen meerwaarde hadden. Ik heb na veel keer 'ezel tegen de steen' gestoot. En ik ben terug van weggeweest naar God toe. Als kind gelovig zijn hield niets in : gewoon pa en ma volgen. Dan geen pa en ma om me te controleren : leve de vrijheid ! Die vrijheid was eigenlijk niets waard. Het was kaas met gaatjes. Door God binnen te laten in mijn hart en Hem te zoeken zijn de gaatjes nu gevuld met kruiden. Het is nu een echte kruidenkaas ! Ik weet veel beter nu. Ik leg mijn toekomst en mijn streven in Zijn handen. Ik zal niet tegenstribbelen. Ik heb zelf geprobeerd en ik moet zeggen : ik bakte er niets van. Nu zit ik in Gods limousine en laat me rijden waar Hij me wil brengen !