Volgens de overlevering werd begin 8ste eeuw aan de Atlantische kust van het Noord-Spaanse Gallicië het graf ontdekt van Jacobus de Meerdere, één van de naaste leerlingen van Jesus Christus. In die tijd was Spanje praktisch volledig bezet door de Moren, het noorden uitgezonderd. Op die plaats ontwikkelt zich de stad Santiago De Compostella. Tijdens de Middeleeuwen groeit Compostella uit tot de religieuze hoofdstad van West-Europa en neemt de verering van Apostel Jacobus de vorm aan van een cultus. Van heinde en verre vertrekken pelgrims over de door heel Europa verspreide wegen naar het graf van de Apostel. Vooral in Frankrijk verzamelen pelgrims zich in vier plaatsen van waaruit ze (in groep) vertrekken: Parijs, Vezelay, Le Puy en Arles. De pelgrimsroute in Spanje wordt dan ook de 'Camino Frances' (de Franse weg) genoemd. De 100-jarige oorlog en de Reformatie maken een einde aan het pelgrimeren. Het blijft ca. 600 jaar stil rond Jacobus tot een enkeling ergens na de Tweede Wereldoorlog zich opnieuw waagt op de wegen naar Compostella. Het signaal wordt opgevangen in diverse Europese landen en al gauw verenigen vele enthousiastelingen zich in Jacobusgenootschappen, die de moderne pelgrim met raad en daad bijstaan in het vinden van hun weg naar Compostella. Vorig jaar werden in de stad ca. 220 000 pelgrims geregistreerd. Oude Middeleeuwse pelgrimsroutes worden daarom terug op de kaart gezet.

|