Nu in Castrojeri na een eenzame tocht:slechts 2 dorpen tegengekomen, weinig pelgrims te voet, wel voorbijgestoken door een aantal MTB-ers. Het vervallen klooster van San Anton gepasseerd. Daar zetten de monniken in nissen langs de weg brood en wijn klaar voor de pelgrims. Wat waren de pelgrims vroeger toch in de watten gelegd ? Nu stond er nog wijn en brood, maar het klooster is al honderden jaren vervallen. Ik heb die dan ook wijselijk laten staan. Er was wel nog een albergue in de ruïne, maar slechts aan te bevelen bij zeer goed weer (volgens mijn reisgids).
Mijn voeten beginnen stilaan op het gevoel alle soorten ondergronden te kennen: rotsen, keien, stenen van kaliber 1 tot 30, zand, kiezel, asfalt, beton, blokjes, kasseien, ...
Het was zo zalig voor mijn voetjes om op asfalt te lopen, als op fluweel, tot een Amerikaanse oudere vrouw (waarschijnlijk een onderijzeres) me er op wees dat dit slecht was voor de knieën.
Nu in een stad van 1000 inwoners met 4 kerken. Ik slaap in de albergue van de gemeente. Hier was er iemand aangesteld door de gemeente om de pelgrims te ontvangen. In andere gemeenten moet je de sleutel afhalen bij de burgemeester. Er wordt dan ook verondersteld dat die thuis is. Ik vermoed dat dit bij ons niet zou lukken 😉.
|