Ann Salens stapt dronken uit haar appartement in de Wolstraat; ze heeft een afspraak met iemand van het Hof, of had een afspraak, zo'n twee uur geleden maar "een hofnar heeft tijd", mompelt ze. Ze wandelt voorbij Café De Kat en ziet hoe de jonge Fred Bervoets aan de deur wordt gezet omdat hij zijn pinten niet wil betalen. Bervoets ziet haar staan, geeft haar en plein public een tongzoen en grijpt haar borsten vast. Ze trekt aan het bebaarde struikgewas dat rond zijn kin groeit. "J'suis pas Ann Salope he", bijt ze hem toe. "Ik ben verdomme Ann Salens, Freddie Berrie. En je stinkt naar de drank, blijf van me af." Ze balt haar vuisten en rukt zich van hem los, op weg naar de dienaar des Konings.
Ik heb me al tientallen taferelen ingebeeld, hoe ze hier rondhing en met wie ze babbelde. Ik kan niks meer van Ann Salens terugvinden. Het boek "Ik wil niet wennen aan deze wereld" van Manu Adriaens is uitverkocht. Ooit zag ik haar in een docu, en gisterennacht -na uren googelen- ben ik erachter gekomen dat het uit een film van Patrick Conrad komt: "Innocent when you dream". Conrad zou nu ergens in de Provence wonen, de buik vol van België....Dus ik blijf maar wat rondhangen in café De Kat, babbel met de stevige maar poeslieve barman en proef met volle teugen van dit bruingebrande café. Iedereen hokt hier samen: de geesten van overleden dichters, jonge studentes, een hoertje, een vereenzaamde professor op retour. Ik ruik in café De Kat het zout van de Noordzee, vermengd met het muffe zweet van matrozen die straks terug van wal steken. Het is al laat in de avond en een young urban professional naast me probeert me te overtuigen van een Zweedse marketingstrategie waarmee hij de wereld wil veroveren. Ik krijg de ene whiskey na de andere voor me neergepoot totdat de toog van Café De Kat begint te deinen op de golven van de Noordzee. Plots lijken de mensen rond me naar boven te vliegen, ondersteboven dan nog wel. Ik voel hoe de barkruk onder me wijdbeens wegloopt, een vlugge aftocht van ondankbaar meubilair die me met een smak op mijn rug doet belanden. Het licht van Café De Kat gaat uit.
Een hand op mijn voorhoofd doet mijn hartslag bedaren. Ze ziet er jong uit, met het kortgeknipte kopje zoals ik het ooit gedroomd heb, in de armen van de jonge Bervoets. Haar rode wijnlippen steken schril af tegen een pekzwart jurkje dat eindigt met twee bleke knieën die als lichtbakens naast mijn hoofd zijn geplant.
"Je zal me nergens vinden, dwaaskop", fluistert ze me toe. "want ik zit in je gedachten."