De ochtend is al ver gevorderd als we terug naar de boeienlijn grasduinen. Voorzichtig kopje onder in zee, en onmiddellijk ondergedompeld worden in een immensiteit van difuus blauwlicht. Zwijmelend zwemmend langsheen rotsen, biedt de onderwaterwereld ons een visuele explosie van kleuren en bewegingen. Lange naaldvissen strijken scherp neer. Vlindervissen roeren met doorzichtig gekleurde vinnen vooruit, neen, nu weer achteruit. Dan volgt een tel van ademloze onbeweeglijkheid als onze lijven opgenomen worden in een massale school blinkende vinnen, tienduizenden stuks, allen in een gladgrijs zijdeachtig maatpakje van glinsterende schubben. Opgenomen worden in de groep. Alle vissen een meetlat groot. Allemaal in dezelfde richting neuzend. Alsof je in een reuzenbad zit vol nieuwe fonkelende zilverlingen. Wemelend watertrappelend tracht je zachtjes de beweging te volgen. In de blauwachtige glans tovert het hemels licht zonnevlekken op de warrelende bodem of tegen de bruine steenblokken. In deze feeërieke droomwereld voel je je verstijven tot zeemeermin of waternimf, een kleine schakel in de keten van de Schepping.