Vuur en
water, al eeuwen vriend en vijand van de mens.
Zoeken in blog
hulpdienste info
meeste info gaat over de brandweer en over de ambulance
13-01-2008
Civiele bescherming
De Civiele Bescherming is een federale hulpdienst die ressorteert onder de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken afdeling Civiele Veiligheid. Naast de brandweerdiensten vormt de Civiele Bescherming een belangrijk instrument in de strijd tegen ernstige rampen of ongevallen. Het gaat om een federale dienst, die rechtstreeks onder het gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken geplaatst is en die belast is met de hulpverlening aan de bevolking in geval van catastrofen, rampen en schadegevallen. De Civiele Bescherming is belast met het verstrekken van logistieke versterking inzake personeel en materiaal aan de verschillende hulpdisciplines: brandweerdiensten, medische hulp en politie. In de meeste rampenplannen is de Civiele Bescherming verantwoordelijk voor de logistieke discipline 4 en hulp aan discipline 1 (reddingswerken). Haar interventies en zendingen zijn zowel boeiend als gevariëerd. Bijvoorbeeld: versterking in de strijd tegen grote branden, strijd tegen vervuiling, waterbevoorrading, reddingsacties en opruimingswerken bij instortingen of ontploffingen, verkeers- of spoorwegongevallen, bescherming van de goederen tijdens stormen en overstromingen, humanitaire interventies in het kader van BE-FAST en ook het opsporen van vermiste personen in het kader van een gerechtelijk onderzoek. De Civiele Bescherming interveniëert: - ambtshalve, in geval van rampen (aardbevingen, wervelstormen....) of catastrofen (spoorwegongevallen, vliegtuigrampen....) of bij schadegevallen (branden, ontploffingen, verkeersongevallen....) - wanneer de plaatselijke overheden niet over de geschikte of over voldoende hulpmiddelen beschikken - op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken, de Gouverneur, de Burgemeester of van hun vertegenwoordigers. In tegenstelling tot de brandweer kan de burger dus geen rechtstreeks verzoek doen op de Civiele Bescherming. De burger verwittigt de dienst 100/brandweer, die vervolgens, indien nodig, beroep zal doen op de Civiele Bescherming. Waar? Naast een hoofdbestuur te Brussel en een school te Florival zijn er vier permanente eenheden (Liedekerke, Brasschaat, Ghlin en Chrisnée) en twee grote wachten (Jabbeke en Neufchateau). Een grote wacht heeft dezelfde taken als een permanente eenheid, doch met een kleinere personeelsbezetting. De eenheden zijn 24u op 24 bemand door beroepspersoneel, dat indien nodig kan aangevuld worden met vrijwilligers. Voor Vlaanderen zijn er volgende eenheden: - Liedekerke staat in voor Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Brussel; - Brasschaat bedient Antwerpen en Limburg; - Jabbeke de provincie West-Vlaanderen In totaal zijn er bij de Civiele Bescherming ongeveer 600 beroepsmensen en ongeveer 2200 vrijwilligers. De vrijwilligers zijn ondergebracht in een aantal voorposten. Iedere voorpost is een uitvalsbasis voor eventuele interventies en is een opleidingscentrum. De voorposten beschikken dan ook over een aantal voertuigen en materieel Specialisaties Alle eenheden hebben hetzelfde basismateriaal, doch heeft elke eenheid zijn specialisatie waarvoor het dan meer materieel heeft. Bijvoorbeeld: - Crisnée: speleo-ongevallen - Ghlin: samenwerking met het DVI (Disaster Victim Information) van de Federale Politie - Liedekerke: nucleaire, biologische en chemische ongevallen (NBC) - Jabbeke: vervuiling Noordzee - Brasschaat: industriële branden met het zogenaamde "superbluskanon" en grote schuimtankwagens
Naar aanleiding van diverse projecten en onderzoeken is het aandeel van vrouwen bij de brandweer in de afgelopen jaren flink toegenomen en bedraagt nu ongeveer 5 procent. Dat is bij lange na niet in overeenstemming met de verhoudingen binnen de maatschappij, die de brandweer dient. Er is nog veel werk te verzetten voordat het 'normaal' is dat vrouwen bij de brandweer mee doen. Daarom zijn er diverse organisaties en projecten op touw gezet om de werving van vrouwen voor de brandweer te stimuleren.
Het Netwerk Brandweervrouwen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) speelt één van de hoofdrollen bij de integratie van vrouwen bij de brandweer. Kijk voor meer informatie op de website van de NVBR bij het
De opleidingen bij de Brandweer in Nederland zijn zwaar. Voor de toetreding worden hoge fysieke eisen gesteld, en de cursussen leggen een zware druk op de brandwachten. Dankzij het modulaire opleidingssysteem met door het Rijk gecontroleerde examens is het in principe voor iedereen mogelijk om alle rangen bij de Brandweer te bereiken. De opleidingen voor de lagere rangen en het middenkader worden verzorgd door regionale opleidingsinstituten. Voor de officiersfuncties zijn hogere beroepsopleidingen noodzakelijk, waarna via de Brandweeracademie van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra een opleiding van ruim een jaar kan worden gevolgd. Om daarna nog verder te klimmen zijn aanvullende cursussen op het gebied van management en het leiden van grote operationele organisaties vereist. Op het gebied van de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn vele trainingen en opleidingen mogelijk. De meeste daarvan worden gehouden bij of onder auspiciën van de Brandweeracademie van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra. Informatie over de les- en leerstof is te vinden bij het de Brandweeracademie en de informatie over de examinering door het Nederlands Bureau Brandweerexamens is te vinden op de site van het NBBe. Voor de bedrijfshulpverlening worden de lesstof en toetsing verzorgd door het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV).
Bij de bestrijding van een brand is het belangrijk om over voldoende water te beschikken. In de watertanks van de brandweervoertuigen wordt water meegevoerd. Dit volstaat voor kleine branden. Bij grotere branden gebruikt de brandweer het waterleidingsnet voor een constante watertoevoer. Op de waterleiding zijn er brandmonden of hydranten aangebracht. Meestal zijn deze ondergronds gemonteerd om zo weinig mogelijk hinder te veroorzaken. Bij bluswerken wordt een brandweerpomp gekoppeld aan de dichtstbijzijnde brandmond of op open water ( vijver, waterreservoir, ). Het is belangrijk dat dit snel en zonder problemen kan gebeuren. In vele gevallen is dit echter niet zo vanzelfsprekend. Waar liggen deze brandmonden? De ondergrondse brandmonden bevinden zich in de berm of in het voetpad naast de openbare weg. Het metalen deksel van de brandmond is rechthoekig en draagt de letter H. De ligging ervan wordt aangeduid met speciale bordjes .Deze zijn bevestigd tegen de gevel van woningen of op paaltjes. Onderhoud en controle De brandmonden worden in principe jaarlijks door het gemeentepersoneel gecontroleerd. Het deksel wordt indien nodig opnieuw vrijgemaakt, de brandmond wordt gespoeld en op zijn werking gecontroleerd. De brandweer vraagt uw hulp... Vaak zijn de brandmonden echter onvindbaar doordat ze begroeid zijn, er een gazon of oprit over aangelegd is. Soms parkeren mensen hun wagen zelfs boven op de brandmonden. Bedenk welke gevolgen dit kan hebben Zelfs gewoon vlak naast de brandmonden parkeren maakt het de brandweer onmogelijk om standpijpen te plaatsen. Houd in uw eigen belang, minstens een ruimte van 1 meter rond zowel de ondergrondse als bovengrondse brandmonden vrij. Merkt u een probleem zoals een verzakking-, begroeiing-, bedekking-, het blijven lekken van een brandmond, een beschadigde paal en bord met aanduiding van de ligging; gelieve dit dan te melden aan de brandweer. Het is dus belangrijk dat u de plaats van de brandmonden in uw buurt kent. Bij een brand kan u de brandmonden dan aanwijzen, wat dikwijls zeer kostbare tijd bespaart voor het opzoeken. Wij danken u voor de medewerking.
Van de ruim 26.000 mensen bij de brandweer in Nederland zijn er maar zo'n kleine 5.000 die daar hun beroep van gemaakt hebben. Beroepsbrandweermensen zijn eigenlijk alleen in de grotere steden te vinden. Weliswaar zijn in steeds meer kleinere gemeenten mensen in vaste dienst bij de brandweer werkzaam, maar die verzorgen vooral de preventieve en preparatieve taken. In middelgrote gemeenten heeft men vaak beroepspersoneel in de dagdienst, omdat het dan moeilijker is om voldoende vrijwillige brandweermensen binnen de vereiste tijd op de been te krijgen. Rond-de-klok beroepsbrandweren zijn eigenlijk alleen betaalbaar voor de grootste gemeenten. In Nederland is bij de beroepsbrandweer de 24-uursdienst nog gebruikelijk. Daarbij doet men 24 uur dienst, waarna men 48 uur vrij is. In totaal is men dan gemiddeld 56 uur per week van huis.
Je kunt in het hoofdstuk 'De geschiedenis van de Brandweer' lezen wat de bluswerkzaamheden van de brandweer inhouden. Maar de brandweer doet meer. Wat precies, dat kan je in dit hoofdstuk lezen. Daarnaast vertellen we ook wat over de organisatie van de brandweer en iets over de opleiding die je moet volgen als je een brandweerman wilt worden De organisatie en taken van de brandweer zijn vastgelegd in de Brandweerwet van 1985. Daarin staat dat de brandweer een gemeentelijke taak is, maar dat de gemeenten met elkaar moeten samenwerken om 'regionale brandweren'. Die regionale brandweren nemen dan weer de taken voor hun rekening, die de gemeentelijke brandweren in hun eentje niet kunnen opknappen, zoals het runnen van een alarmcentrale, het kopen en onderhouden van bijzondere auto's en het organiseren van cursussen en grote oefeningen. Ook in de Wet Rampen en zware ongevallen van 1985 wordt de brandweer genoemd als de leidende operationele dienst bij rampen. Om zich goed voor te bereiden op die rol worden - vooral in regionaal verband - vele opleidingen en oefeningen gehouden. Ook het onderhouden van het waarschuwingsstelsel, de sirenes, behoort tot de taak van de regionale brandweer. Niet alleen blussen Duiken Gevaarlijke stoffen Dieren Overstroming Beroepsbrandweer Vrijwilligers Cijfers Vrouwen bij de brandweer Opleidingen Hoe weet je of er plaats is? De opleiding Specialistische opleidingen Niet alleen blussen Het takenpakket van de brandweer bestaat uit meer dan alleen het blussen van branden. Als er een auto-ongeluk is gebeurd en er zitten mensen klem in hun auto, dan komt de brandweer om ze te bevrijden. De brandweer heeft daar speciaal gereedschap voor: grote scharen en klemmen. Daarmee kunnen ze bijvoorbeeld het dak van de auto afknippen of ingedeukte gedeelten van de auto weer uit elkaar duwen. Duiken De brandweer beschikt ook over speciaal opgeleide duikers. Niet elke brandweerman mag zomaar duiken: ze moeten eerst een opleiding van twee jaar daarvoor volgen. Als er nu een auto in het water terechtkomt, kunnen die duikers de mensen uit de auto halen. Gevaarlijke stoffen Veel vrachtwagens vervoeren gevaarlijke stoffen. Denk daarbij aan gas, benzine of andere chemicaliën. Als zo'n vrachtwagen een ongeluk krijgt, moet de brandweer die gevaarlijke stoffen weer opruimen. Dat kunnen ze natuurlijk niet in hun normale brandweerpak doen, daar hebben ze een speciaal pak voor nodig. Dat heet een chemicaliënpak of gaspak. Dieren Als dieren in de problemen zitten, komt de brandweer ook helpen. Een goed voorbeeld is koe die in een gierput is gevallen. De brandweer haalt de koe er weer uit. Maar ook andere dieren worden geholpen. Als er bijvoorbeeld een paard in het water is gevallen. Een paard is zo zwaar, dat je speciale takels nodig hebt om hem weer uit het water te tillen. De brandweer heeft die takels. Maar ook katten, die niet meer uit een boom durven, kunnen op de brandweer rekenen. Op deze manier zijn er nog veel meer dieren die door de brandweer gered worden. Overstroming De afgelopen jaren zijn er flink wat overstromingen geweest. De kelders van huizen, of soms zelfs de huizen zelf, stonden vaak helemaal onder water. De brandweer heeft hele krachtige waterpompen om dat water zo snel mogelijk weer weg te krijgen. Bovendien is de brandweer in staat om in heel korte tijd heel veel personeel op te trommelen. Zoals je ziet: de brandweer doet veel meer dan alleen branden blussen! Beroepsbrandweer Je snapt waarschijnlijk wel dat er in de grote steden (Utrecht, Den Haag, Rotterdam of Amsterdam) veel meer gebeurt dan in de kleine steden of dorpen. Daarom heeft elke grote stad een zogenaamde beroepsbrandweer. Dat wil zeggen dat die mensen brandweerman-zijn als vak hebben. De beroepsmensen gaan 's ochtends naar de kazerne en wachten tot het alarm gaat. Beroepsmensen slapen ook gewoon in de brandweerkazerne. Ze draaien dan een zogenaamde 24-uur dienst: 24 uur op de kazerne aanwezig zijn. Ze doen allerlei werkzaamheden en oefeningen op de kazerne, en gaat het alarm af, dan rukken ze uit. Vrijwilligers Er zijn ook vrijwilligers. Maar vergis je niet: ook deze vrijwilligers hebben de zware en moeilijke opleiding tot brandweerman moeten volgen. Het verschil zit hem er alleen in dat vrijwilligers gewoon een andere baan hebben. Ze werken op kantoor, in een winkel of noem maar op. Het brandweerwerk is voor hen meer een hobby. Ze hebben een 'pieper' op zak. Gaat die pieper af, dan betekent dat alarm en moeten ze zo snel mogelijk naar de kazerne toe. Het is niet zo dat gehele korpsen uit beroeps of vrijwilligers bestaan. Het is vaak een combinatie. Je mag er wel vanuit gaat dat er verhoudingsgewijs bij een grotere stad meer beroepsmensen dan vrijwilligers bij de brandweer zitten. Cijfers Je vraagt je misschien af hoe die verhoudingen dan precies liggen. Er zijn in Nederland bij de gemeentelijke brandweren ongeveer 26.500 actieve brandbestrijders. Daarvan zijn er 4100 mensen beroepsbrandweer. De rest is vrijwilliger. Vrouwen bij de brandweer Vandaag de dag zijn er nog veel meer mannen dan vrouwen bij de brandweer. Op dit moment zijn er ongeveer 520 vrouwen. Hoe komt dat nou? In de eerste plaats is de brandweer altijd een beetje een mannenwereld geweest. Net als bij het leger en de politie vond iedereen dat alleen mannen dat soort zwaar werk konden doen. In de tweede plaats is de opleiding (en ook vooral de toelatingseis daarvoor) erg zwaar. Maar daarin is snel verandering aan het komen. De opleidingen zijn aangepast (dat kan je lezen in het stukje over opleidingen) en iedereen begint nu ook een beetje te begrijpen dat vrouwen evenveel kunnen als mannen. Misschien dat er nú nog niet zoveel vrouwen bij de brandweer zijn, maar dat verandert snel. Opleidingen Hoe kom je bij de brandweer? Voordat je aan een opleiding kunt beginnen moet je aan een aantal eisen voldoen. Allereerst je leeftijd. De beste leeftijd om te beginnen is tussen de 20 en de 30 jaar. Je lichamelijke conditie moet goed zijn. Het is een voordeel als je technische aanleg hebt of een studie in die richting (LTS, MTS, HTS) hebt gedaan. Er bestaat ook een jeugdbrandweer. Hier kan je alvast meemaken wat het inhoudt om brandweerman te zijn. Hoe weet je of er plaats is? Als je bij een vrijwillig korps wilt, moet je je aanmelden bij de brandweer bij jou in de buurt. Je kunt ook reageren op advertenties in de krant of in dagbladen. De opleiding Als je eenmaal goedgekeurd bent begint het pas echt. Brandweerman of -vrouw word je niet zomaar. Alles begint met de basisopleiding, die met een officieel rijksexamen wordt afgesloten. Je leert wat 'brand' eigenlijk is, welke blusmethode voor welke brand het meest geschikt is. Natuurlijk is dit soort theoretische kennis belangrijk, maar de cursussen blijven hoofdzakelijk praktijkgericht. Dat wil zeggen: vooral veel oefenen! Het belangrijkste is het functioneren in teamverband. Ook na het behalen van de basisopleiding blijft het regelmatig oefenen belangrijk. Je moet natuurlijk bijblijven op het gebied van de nieuwe ontwikkelingen. Specialistische opleidingen Na de basisopleidingen kent de brandweer, naast de verplichte delen, een aantal keuze-opleidingen voor specialisten. Daarbij kan je denken aan bijvoorbeeld chauffeur op de brandweerwagen of het bedienen van de pomp. Andere specialisaties zijn gaspakdragers, verbindingsfunctionarissen enzovoorts. Daarnaast kan elke brandweerman of -vrouw nog een opleiding volgen tot brandweerduiker. Die opleiding duurt gemiddeld zo'n twee jaar. Wie slaagt voor het examen krijgt het felbegeerde brevet 'brandweerduiker'. Heb je interesse, neem dan snel contact op met de plaatselijke brandweer
WEL doen: Controleer bewustzijn, ademhaling en bloedcirculatie. Als het kind goed bij bewustzijn is, laat het dan geleidelijk opwarmen en geef het iets warm te drinken. Wikkel het in een deken en let erop dat het niet te veel warmte verliest langs het hoofd. Bel bij bewustzijnstoornissen steeds de dokter of de hulpdiensten. NIET DOEN : Geef nooit alcohol! Dat doet de bloedvaten verwijden, waardoor het kind nog meer afkoelt.
WEL doen: Stelp de bloeding door de wondranden dicht te drukken met propere handen of met een steriel drukverband. Daarna reinigt u de wonde met water en zeep. Spoel goed na met water om restjes vuil of zeep te verwijderen. Dan pas kunt u de wonde ontsmetten. Afdekken kan met een steriel kompres dat u met kleefpleisters vastmaakt. Twijfelt u of de tetanusvaccinatie van uw kind nog geldig is, neem dan contact op met een arts,ook voor een kleine wonde. NIET DOEN:Ontsmet een wonde niet zonder ze eerst te reinigen. Veel ontsmettingsmiddelen verliezen immers hun werking door vuil of zeepresten.
WEL doen: Gooi het kind iets drijvend toe, bijvoorbeeld een plank, of reik een touw aan. Lukt dit niet, dan moet het kind gered worden door een ervaren zwemmer. Hou zo vlug mogelijk het hoofdje boven water. Ondersteun de nek en haal het kind horizontaal uit het water, eventueel op een surfplank of een andere plank. Op het droge controleert u ademhaling, bewustzijn en hartslag. Maak de mond leeg en reanimeer indien nodig. NIET doen: Als u zelf geen ervaren zwemmer bent, roep dan de hulp in van een goede zwemmer. Een drenkeling in paniek brengt dikwijls de redder mee in gevaar
WEL doen: Veeg de resten van het product of de pillen van de mond. De verpakking en eventuele overgebleven pillen moet u bewaren voor de arts. Als uw kind overgeeft, bewaar dan ook het braaksel. Gaat het om gevaarlijke producten of vertoont het kind stoornissen in de vitale functies (bewustzijn, ademhaling, hartslag), laat dan iemand anders de 100 of 112 alarmeren en blijf zelf bij het kind. Laat ook naar het antigifcentrum bellen: 070 - 245 245. NIET DOEN ; Dwing uw kind niet om te braken. Bij sommige producten kan dit gevaarlijk zijn. Geef ook geen melk of andere drank. Het is sterk afhankelijk van het ingenomen product of een bepaalde stof werkt of schadelijk is.
WEL doen: Ook als de luchtweg volledig is afgesloten, kan het nog ongeveer één minuut duren vooraleer iemand het bewustzijn verliest. Ga achter uw kind staan. Moedig het aan om te hoesten en sla enkele keren met het onderste deel van uw handpalm tussen de schouderbladen. Herhaal dit een drietal keer. Als het op deze manier niet lukt, bel dan de 100 of 112. NIET doen : Probeer het voorwerp niet te verwijderen met uw vingers of met een pincet. Het risico bestaat dat u het dieper in de keel duwt
WEL doen: Hou het verstuikte lichaamsdeel enkele minuten onder koud stromend water. Leg na het koelen een licht drukkend verband aan en zorg ervoor dat het verstuikte lichaamsdeel omhoog ligt. Raadpleeg een dokter. NIET doen: Leg geen warme omslagen op een verstuiking. De zwelling kan alleen beperkt worden door koude. WEL doen: Breng uw kind meteen naar een koelere omgeving. Als het kind bewusteloos is, moet u onmiddellijk de 100 of 112 alarmeren. Is het nog bij bewustzijn, breng het dan in halfzittende houding en leg koude kompressen op het voorhoofd. Laat bij twijfel een dokter komen. NIET doen: Als het kind bewustzijnsstoornissen heeft, geeft u het beter niks te drinken. Het risico bestaat dan dat het zich verslikt.
WEL doen: Controleer bewustzijn, ademhaling en hartslag. Laat iemand anders de 100 alarmeren. Leg het kind op de grond, zorg ervoor dat de ademhalingswegen vrij zijn en let erop dat het zich niet kan bezeren. Zorg ervoor dat het kind kan afkoelen: kleed het uit, zorg voor frisse lucht (niet te koud), spons het volledig af met lauw water of zet het in een lauw bad. Leg een dun laken over het kind en stel het op zijn gemak. Als de koorts opnieuw stijgt, spons het dan nogmaals af. Blijf bewustzijn, ademhaling en hartslag controleren. niet doen:Leg het kind niet in een bed met warme dekens erover heen. Het moet kunnen afkoelen!
Je hebt drie soorten brandweerauto's: hulpwagen,de bluswagen,en de ladderwagen. Wat doen deze brandweerauto's de hulpwagen De hulpwagen heeft een takel achterop daarmee kan de hulpwagen zware dingen mee optakelen zoals auto's. Ze hebben ook een be-ademingskoffer daar zit zuurstof in dat is voor mensen die niet meer kunnen ademen. Ze hebben ook een staalschaar daarmee kunnen ze mensen helpen die knel zitten in hun auto. de bluswagen De bluswagen heeft drie slangen een rode slang een zwarte en een dikke zwarte slang die op het dak ligt. De zwarte slang is aangesloten op de bluswagen daarmee kunnen ze enkele minuten blussen. In die tijd worden de rode slangen aangesloten op de waterleiding. En als het kan worden de dikke slangen in het water gegooid want die slangen kunnen het water uit een sloot of uit een kanaal zuigen. Ze hebben ook blusapparaten die gebruiken ze voor branden die niet uit gaan met water,zoals benzinebranden,want benzine drijft op water. de ladderwagen De ladderwagen heeft een ladder voor mensen die niet meer met de trap of de lift naar beneden kunnen. De ladder bestaat ongeveer uit zes schuif stukken. Als de ladder helemaal is uitgeschoven is de ladder ongeveer 32 a 33 meter lang. De ladder is aan een draaischijf gemaakt daarmee kunnen ze de ladder naar de goede richting draaien. hoe komt de brandweer er? In Nederland moet de brandweer na acht minuten bij de brand zijn. Dat lukt bijna altijd want alles is bijna via de weg te bereiken. Als er brand in een bos is,kan de brandweer er ook komen door speciale wegjes in het bos. hoe blussen ze in Frankrijk? Nederland is maar een klein landje, maar in grote landen zoals Frankrijk zijn meestal grotere bossen en in Zuid Frankrijk is het ook nog vaak erg warm dus erg droog en het landgebied is erg ruig met kloven en bergen. Daar kom je niet gemakkelijk met de brandweerauto's maar hoe kunnen ze snel blussen? Door de lucht. De Fransen hebben blusvliegtuigen, de vliegende brandweer. de vliegende brandweer In de haven van Marseille is een vliegende brandweer. In de droge warme seizoenen is de vliegende brandweer altijd bereid om een brand te blussen. Als er een melding is binnen gekomen kan een blusvliegtuig vijf minuten na de melding opstijgen met volle brandstof en bluswater. Je zou denken dat zon brand zo uit was. Maar omdat het erg droog is in die streek verspreidt de brand zich erg snel. En omdat het nauwelijks bewoond is, duurt het vaak een tijd voor dat iemand de brand ziet en de brandweer belt.
Naast de zorg voor werving, opleiding en kwaliteit van brandweerpersoneel wordt ook grote aandacht besteed aan de veiligheid, die deels door de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) wordt bewaakt. De Arbo-wet is ook de basis voor de bedrijfshulpverleningsorganisatie (BHV) die voor de wat grotere bedrijven is voorgeschreven. Meer informatie daarover is te vinden bij het Nederlands Instituut voor de Bedrijfshulpverlening (NIBHV), www.nibhv.nl waarin het Nibra en het Oranje Kruis samenwerken.
De ambulancedienst wordt opgeroepen via de dienst 100, in ons geval via de 100-centrale in Brugge, die tevens bijhoudt welke ambulances beschikbaar zijn en welke er op interventie zijn. De ambulances vormen een onderdeel van de gemeentelijke brandweerdienst, die daartoe over één of meerdere voertuigen beschikt. De ziekenwagens rukken uit met 1 chauffeur en 1 begeleider. De personeelsleden die instaan voor de dienst 100 zijn hiervoor speciaal opgeleid en zijn verplicht in het bezit te zijn van het brevet ambulancier uitgereikt door de Westvlaamse Brandweerschool. Dit brevet wordt behaald na het volgen van een cursus van 160 uren. De leden met deze specialisatie worden jaarlijks bijgeschoold door het volgen van lessen over het gebruik van het medisch materieel, de behandeling van de zieken en het toepassen van de eerste hulp technieken. De bijscholing bedraagt 24 uur per jaar en wordt zonaal georganiseerd. Een voorbeeld : één van uw familieleden voelt zich onwel, pijn op de borst, is kortademig, of valt bewusteloos, U reageert bliksemsnel en belt het nummer 100 of met de GSM 112. Uw oproep wordt in Hulpcentrum 100 (brandweerkazerne aan de Pathoekeweg in Brugge) beantwoord. Daar komen alle oproepen van West-Vlaanderen binnen. De centralist (aangestelde van het Ministerie van Volksgezondheid) zal onmiddellijk op zijn computerscherm zien waar het adres is van de telefoonoproep (indien vast toestel). Toch zal hij uw naam en adres van de plaats van de oproep vragen. Indien u belt met een GSM, weet hij natuurlijk uw adres niet, maar wel uw GSM-nr. Het is s nachts een goed idee om een wagen met 4 pinkers voor uw woning te plaatsen. Het is immers niet altijd gemakkelijk om het huisnummer te lezen en terug te vinden. De centralist zal eveneens enkele korte vragen stellen over de toestand van de patiënt. Probeer deze zo goed mogelijk te beantwoorden .Als de patiënt bewusteloos is, moet u dat zeker vermelden bij uw oproep!!! Wanneer de patiënt goed bewust is, zal de centralist een ambulance sturen die het vervoer en de verzorging van de patiënt zal doen. In principe wordt de patiënt vervoerd naar het dichtst bijgelegen erkend ziekenhuis. Wanneer echter de toestand van de patiënt het volgens de ambulanciers toelaat, en zij toelating krijgen van de 100-centrale, kan de patiënt ook vervoerd worden naar een ander erkend ziekenhuis. Er moet dan wel rekening gehouden worden met een meerprijs. Indien de ambulanciers beslissen om naar het dichtst bijgelegen ziekenhuis te rijden, kunt u na toediening van de eerste zorgen, eisen dat men de patiënt naar het ziekenhuis van uw keuze overbrengt. Indien u ook een huisarts hebt opgeroepen, kan deze enkel eisen dat de patiënt naar een verder gelegen erkend ziekenhuis vervoerd wordt, als hij de ambulance vergezelt! d.w.z. als hij tijdens het vervoer aan boord van de ambulance is. Bij het vervoer naar een verder gelegen ziekenhuis zonder dokter aan boord, zijn de ambulanciers tenslotte verantwoordelijk voor de patiënt. Het is wettelijk zo vastgesteld, dat enkel de dienst 100 dringend ziekenvervoer mag doen. Opleiding: In België worden de ambulanciers van het systeem 100 opgeleid in erkende opleidingscentra. Zij volgen er de cursus Ambulancier-Hulpverlener, ook wel cursus Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH) genoemd. De cursus bevat een reeks lessen waar zowel theorie als praktijk aan bod komen. De lessen duren 120 uur en worden afgesloten met een examen. Bij de lessenreeks hoort een handboek "Ambulancier-Hulpverlener". Na de lessenreeks en het examen volgt een stage van 40u. Tijdens deze stage wordt er meegereden met een ambulance of een MUG-voertuig. Elke stagiair moet tijdens die stage 5 ambulance ritten en 5 MUG-ritten doen. Van elk van deze ritten moet een verslag gemaakt worden. In dit verslag vermeldt de stagiair zijn beleving van de interventie (omschrijving interventie, uitgevoerde handelingen, inbreng stagiair,...) Op basis van dit verslag wordt er een aanvraag ingediend bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid voor een "badge 100". Er bestaan twee soorten badges. De blauwe variant wordt uitgereikt aan ambulanciers, de groene variant aan verpleegkundigen. Eens de opleiding voorbij is en men de badge op zak heeft mag men functioneren als ambulancier in het systeem 100. Bijscholing: Elke ambulancier dient ieder jaar 24 uur bijscholing te volgen bij een erkend opleidingscentrum. Het opleidingscentrum zorgt ieder jaar voor een aanbod aan bijscholing. Soms wordt er gekozen om een gedeelte van de lessen in de ambulancedienst zelf te organiseren. De ambulanciers volgen dan bvb 16u aan het opleidingscentrum en 8u in hun eigen dienst. De dienst moet dan overeenstemming bereiken met het opleidingscentrum ivm het te volgen lesprogramma. Na 5 jaar verloopt de badge 100. De ambulancier moet dan terug een examen afleggen om zijn basiskennis aan te tonen. Om het examen te mogen afleggen moet de ambulancier 120 uur bijscholing gevolgd hebben. Indien hij slaagt voor het examen, krijgt hij een nieuwe badge die terug 5 jaar geldig is.
CO: een stille moordenaar in huis! CO is een gevaarlijk gas. o Je ruikt het niet. o Je proeft het niet. o Je ziet het niet. Cijfers in België: o ± 30 doden per jaar o ± 1500 ziekenhuisopnames per jaar Hoe ontstaat CO-vergiftiging en wat zijn de symptomen? Wanneer we ademen komt er zuurstof in onze longen. Ons bloed neemt deze zuurstof op en levert deze aan de weefsels en organen in ons lichaam. Als je het schadelijke gas CO inademt, dan vervoert je bloed minder zuurstof en neemt het ook CO mee. Je krijgt dan een zuurstoftekort en een vergiftiging. Dat kan in ernstige gevallen leiden tot de dood. Kinderen en ouderen ademen sneller en hebben dus ook sneller last van CO. Er zijn twee vormen van vergiftiging: acute en subacute. Acute vergiftiging: o Een korte blootstelling aan een hoge concentratie CO. o Symptomen: braken, flauwvallen en coma. o Levensbedreigend! Snelle reactie is noodzakelijk! Subacute vergiftiging: o Langdurige herhaalde blootstelling aan lage concentraties CO. o Symptomen: moeheid, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, concentratiestoornissen en prikkelbaarheid. Welke signalen in de omgeving wijzen op CO-vergiftiging? o Klachten bij meerdere mensen tegelijk. o Afwijkend gedrag van huisdieren. o Klachten op bepaalde tijdstippen. (bijvoorbeeld telkens na het nemen van een douche) o Klachten verminderen door aanvoer van frisse lucht. Wat te doen in geval van CO-vergiftiging? o Open eerst ramen en deuren. o Schakel het toestel uit. o Breng het slachtoffer uit de kamer. o Slachtoffer NIET bewusteloos bel de huisarts. Slachtoffer WEL bewusteloos bel de 100. Hoe ontstaat CO? Voor de verbranding van brandstoffen zoals aardgas, kolen, hout, mazout, petroleum is veel zuurstof nodig. Als er onvoldoende zuurstof aangevoerd wordt, is er gevaar op onvolledige en dus slechte verbranding. Hierdoor wordt CO gevormd. Welke toestellen kunnen CO aanmaken? Alle geisers, boilers en verwarmingstoestellen kunnen CO aanmaken, met uitzondering van de elektrische toestellen want deze maken geen gebruik van brandstoffen. Gasgeisers met het CE-merk en vermelding CAT.I2E+ schakelen uit bij CO-gevaar en zijn veilig bij goed gebruik en onderhoud. Hoe CO-gevaar herkennen? Slechte verbranding kan herkend worden aan de gele vlam, bij goede verbranding is deze blauw. Ook roetafzetting wijst op een slechte verbranding en dus mogelijk CO-gevaar. Abnormale vochtigheid in huis en condensatie kunnen ook wijzen op een CO-gevaar. Voorkomen van CO intoxicatie 1. Zorg voor een goede aanvoer van verse lucht! Een goede verluchting in de kamers met een verwarmingstoestel is essentiëel! Kamers die de meeste aandacht vereisen zijn de badkamer, de eetkamer en de slaapkamer. Maar opgelet! Het CO-gas verspreidt zich gemakkelijk naar de aanpalende kamers! Badkamers met een gasverwarmingstoestel moeten een rooster hebben van 150 cm² onder aan de deur en boven aan de muur. Bij nieuwbouw met dubbele beglazing, gebruik raamkaders met verluchtingsroosters. 2. Zorg voor een goed trekkende schoorsteen! Een schoorsteen moet minstens 50 cm boven de nok uitkomen en zo recht mogelijk omhoog gaan, dus met weinig bochten. Er mogen geen barsten in de wanden zijn en moet goed droog en geïsoleerd zijn. Best is er geen hinder van omliggende gebouwen of bomen. De wanden mogen binnenin niet vochtig zijn. De schoorsteen moet regelmatig geveegd worden. Bij verwarming met mazout, kolen of hout moet de schoorsteen jaarlijks geveegd worden. 3. Onderhoud en gebruik uw verwarmingstoestel en geiser goed! Ook het verwarmingstoestel/geiser moet jaarlijks gecontroleerd worden. Laat kachels nooit op de laagste stand staan. Let op dat de schoorsteenklep open is: hoe lager de stand, hoe hoger de CO-productie. Verplaatsbare toestellen op petroleum, kerosine of gas hebben geen schoorsteen, ze verbruiken zuurstof uit de kamer en de verbrandingsgassen komen in dezelfde kamer terecht. Gebruik ze nooit langer dan één uur, nooit terwijl je slaapt en verlucht altijd de kamer waarin ze staan tijdens het gebruik. Gebruik toestellen waarvoor ze dienen, een 5-liter gasgeiser mag niet aangesloten worden op een bad of een douche. Gebruik voor een douche minstens een 10-liter geiser en voor een bad een 13-liter geiser. Bijverwarmers moeten als dusdanig gebruikt worden en mogen niet als hoofdverwarming dienen. 4. Houd de weersomstandigheden in het oog Kijk uit bij mistig weer en windstilte. Het is belangrijk dat dan meer verlucht wordt. Controleren of een gasinstallatie lekvrij is Hiervoor moeten alle gastoestellen uitgeschakeld worden (inbegrepen de waakvlam). Vervolgens hou je gedurende 10 minuten het cijfer aan de rechterzijde van de gasmeter in de gaten. Als het laatste cijfer in die 10 minuten niet verandert, betekent dit dat er geen lek in de gasinstallatie is. Als er een lek is van minder dan 1 liter, bestaat er geen onmiddellijk gevaar. Als er een lek is van 1 à 2 liter, dan is de toestand verontrustend. Het is dan aan te raden een beroep te doen op een installateur. Als blijkt dat de lek groter is dan 2 liter of is er een gasreuk aanwezig, dan is er reeds ontploffinsgevaar. Sluit dan onmiddellijk de hoofdkraan van de gasmeter en sluit ook alle gastoestellen af. Zet de vensters en/of de rechtstreekse buitendeur in de kamer met de gasreuk helemaal open. Sluit de kamer met de gasreuk af van de rest van de woning. Gebruik uw verlichtingsschakelaars niet en open de voordeur zodat de elektrische deurbel niet gebruikt wordt. Trek de stekkers van de toestellen die automatisch in werking treden uit (koelkasten, diepvriezen). Raadpleeg vervolgens een installateur.
Bij de vrijwillige brandweer "Levens redden is het belangrijkste" 2001 is het jaar van de vrijwilliger. Een vrijwilliger is iemand die vrijwillig werkt. Die persoon wordt daar niet voor betaald. Het werk is zoiets als een hobby: je doet het gewoon graag. Elke gemeente heeft vrijwilligers. Ze zorgen bijvoorbeeld voor feesten en acties. Onlangs besliste de regering over een vergoeding. Vrijwilligers zouden nu ook betaald worden voor hun werk. Wablieft sprak met enkele vrijwilligers. Tom Vekemans is 21 jaar. Hij werkt voltijds bij GTI in Aartselaar. Dit bedrijf staat in voor het onderhoud van toestellen van andere bedrijven. Tom onderhoudt de toestellen voor verwarming en koeling. Hij is ook vrijwilliger bij de brandweer te Lier. Dat is hij al een jaar. Wablieft: Je bent vrijwilliger bij de brandweer. Wat doen jullie? Tom: De brandweer heeft veel taken. We zijn er in de eerste plaats voor brand. Maar dat is niet alles. Na een ongeval maken wij de weg weer vrij. Soms ligt er een boom of iets anders op de weg. Dat ruimen wij dan op. Een kelder kan onder water lopen. Die komen wij leegpompen. We halen ook nesten van wespen weg. We komen zelfs om een kat uit een boom te halen. Dat doen we in Lier en in de gemeenten rondom Lier. Werken jullie met een vaste groep? We werken met 88 man. In Lier zijn we met 69 mensen. Ranst heeft nog een ploeg van 19 mensen. Ranst is een voorpost van Lier. Voor 2 mensen is het hun beroep. Dat zijn de kapitein en de man van het onderhoud. Hij staat in voor de wagens en de kazerne. De anderen zijn vrijwilligers. We werken in 3 ploegen. Elke ploeg heeft een beurtrol. We moeten elke dag van het jaar klaar staan. Je kan altijd opgeroepen worden. Hoe word je opgeroepen? We hebben allemaal een bieper. Bij een brand worden we opgebiept. Elke ploeg heeft een eigen biep-toon. Zo weten we wanneer het onze beurt is. Hoe word je vrijwilliger bij de brandweer? De Stad Lier zoekt vaak mensen voor de brandweer. Ze zet dan een bericht in de krant. Je kan je melden bij de dienst van de stad. Daar krijg je papieren met vragen op. Er volgt nog een gesprek. Je wordt ook onderzocht door een dokter. Daarna is het wachten op de beslissing. Als het gesprek en de keuring goed zijn, word je aangenomen. Je mag dan dadelijk beginnen. Het eerste jaar ben je kandidaat-brandweerman. In dat jaar krijg je een opleiding. Waaruit bestaat die opleiding? Je moet lessen volgen. Die lessen duren 2 maanden. Dat gebeurt 's avonds en in het weekend. Er zijn een aantal onderdelen. Het eerste deel gaat over wetten. Je leert de rangen bij de brandweer. In een ander deel leer je de verschillende spuiten en de aansluitingen van de wagens kennen. De brandweer heeft ook een eigen taal en eigen tekens. Die moet je kennen. Je moet leren omgaan met het materieel. Er zijn lessen in eerste hulp bij ongevallen. Je moet leren stappen zonder iets te zien. Er komt heel wat bij kijken. Na de lessen doe je een proef. Kan iedereen bij de brandweer komen? Iedereen mag zich kandidaat stellen. Je moet tussen de 19 en de 35 jaar zijn. Je moet een goede gezondheid hebben. Ook je rug moet in orde zijn. Je moet veel heffen en tillen bij de brandweer. Kan je opgeroepen worden tijdens je werk? Dat kan gebeuren bij een zware water-overlast of een grote brand. Soms zijn er in een ploeg mensen te kort. De kapitein vraagt steeds toestemming aan mijn werkgever. Soms ben ik voor mijn werk te ver weg van Lier. Dan kan ik niet komen. Geeft een oproep tijdens je werk problemen? Neen. Mijn werkgever is daar zeer soepel in. Ik had hem vooraf al laten weten dat ik bij de brandweer wou. Voor de uren bij de brandweer kan ik verlof nemen. Ik doe veel overuren. Die mogen we gebruiken voor ons werk als vrijwilliger. Hoe is de samenwerking in de groep? De sfeer in de ploeg is zeer goed. We vormen een sterke groep. Tenslotte werken we samen tegen brand of gevaar. We moeten op elkaar kunnen rekenen. Waarom ben je vrijwilliger bij de brandweer geworden? Dat is begonnen als kind. Mijn oom was bij de brandweer. Vroeger ging er nog een sirene bij een oproep. De sirene ging ook af bij een oefening. Dat gebeurde elke eerste donderdag van de maand. Als kind was ik altijd zeer benieuwd naar de brandweer. Ik vond het ook wel spannend. Nu nog. 's Nachts opgeroepen worden, naar de kazerne, met de wagen naar de brand, sirenes, de vlammen... Dat heeft wel iets. Het is een uitdaging. Natuurlijk doe ik het vooral om de mensen te helpen. Dat is voor mij het belangrijkste. Ook bij een zwaar ongeluk met de auto doet het mij wel iets als ik mensen kan redden. Er wordt gesproken over een vergoeding voor vrijwilligers. Wat vind je daar van? De brandweer is voor mij een hobby. Die vergoeding komt er bij maar is niet nodig. Het is mooi meegenomen, maar het hoeft niet. Een andere hobby van mij is basket. Daar krijgen we eveneens een vergoeding. Maar ook zonder vergoeding doe ik het werk van vrijwilliger graag. Mensen-levens redden is belangrijker. Heeft het werk van vrijwilligers nog nut? Zeker. De wereld steunt op vrijwilligers. Zonder hen is de wereld niets. Zie maar naar het Rode Kruis. Wat moesten we doen zonder hen? Toch zouden we van ons werk bij de brandweer even goed ons beroep kunnen maken. We krijgen elk jaar zeker 400 oproepen. In Antwerpen en Mechelen bijvoorbeeld zijn de mensen van de brandweer allemaal beroeps. Dat beslist elke gemeente voor zichzelf. Zijn er nadelen aan het werk? Niet echt. Je moet altijd paraat staan, 24 op 24 uur. Je kan dus ook opgeroepen worden tijdens een feestje, zoals met Kerstmis. Soms moet je er dingen voor laten. We zijn wel niet verplicht om te gaan. Het blijft vrijwillig werk
? Hoe oud moet je zijn ? De minimumleeftijd voor bandweerman is 18 jaar....in sommige gemeenten bestaat er een jeugdbrandweer, maar niet overal Welke diploma's moet je hebben ? In principe volstaat een diploma van middelbaar onderwijs om aanvaard te worden voor de toelatingsproeven voor gewone brandweerman.. Wil je aan de slag als officier (de baas dus) heb je best een hoger diploma, zoals licentiaat of ingenieur. Kan je dan zomaar aan de slag ? Neen, er moeten vacatures (dat zijn advertenties in de krant en zo) uitgeschreven worden.. dat kan zowel voor beroepsbrandweerman als voor vrijwilliger zijn.. Vrijwilligers zijn mensen die een ander beroep hebben, maar hun vrije tijd aan de brandweer wijden en opgeroepen worden wanneer het nodig is. Er zijn ook eerst een aantal testen die je moet doorstaan. Welke toelatingsproeven (testen)moet ik dan doen ? Er zijn een aantal lichamelijke proeven en onderzoeken... je moet bij de korpsdokter langs, die je dan onderzoekt om te zien of je wel gezond bent... Nadien zijn er sportproeven...die zijn helemaal niet gemakkelijk ! Zo moet je bijvoorbeeld de grote brandweerladder op (20 meter hoog en staat nergens tegen aan) binnen de 40 seconden en moet je een Coopertest afleggen (snel en ver kunnen lopen). Er zijn nog meer proeven zoals touwklimmen, verspringen, mandragen, evenwichtsproef, pompen, buikspieren, zwemmen, enz... Wanneer je die testen hebt doorstaan kan je de basisopleiding als vrijwillig brandweerman aanvatten... deze is dezelfde als beroepsbrandweerman, maar voor beroeps krijg je ook nog wiskundeproeven, taalproeven en een gesprek met de grote baas... als dat allemaal in orde is wordt je stagiair-brandweerman... nu kan de echte opleiding beginne ? Wat moet je dan allemaal leren in die basisopleiding ? Die basisopleiding omvat verschillende vakken : kennis over brand (dus scheikunde en natuurkunde), materieelkennis, perslucht dragen, basis dringende geneeskundige hulpverlening, radiocommunicatie, enz... Deze opleiding wordt vaak 's zaterdags gegeven in een speciaal opleidingscentrum, door ervaren brandweer officieren en onder-officieren. Z ze duurt een aantal maanden en je moet daar natuurlijk een aantal proeven voor afleggen. Intussen krijg je ook in de kazerne iedere week oefeningen en lessen om je te helpen slagen in de cursus brandweerman. Daarboven moet ook iedere beroepsbrandweerman in zaventem zijn brevet DGH (Dringende Geneeskundige Hulpverlening) gaan behalen... Dat zijn weer lessen die 's avonds worden gegeven in het ziekenhuis en die duurt 120 uren.. Nadien moet je ook een hele week meerijden met de MUG (ziekenwagen van het ziekenhuis, met dokters erin) om ervaring op te doen en later beter te kunnen samenwerken. Deze twee brevetten MOET je halen binnen het jaar, om benoemd te worden als brandweerman. Ben ik dan nu brandweerman ? neen ...binnen je jaar stage moet je ook extra bewijzen dat je 't waard bent om deze speciale taak op je te nemen... extra flink je best doen, interne manieren van werken leren, al het materiaal van de kazerne en de voertuigen van binnen en van buiten leren, en goed met je collega's leren omgaan. Nadien moet je terug voor de jury verschijnen en als het goed is, wordt je definitief benoemd.... je kan maximaal twee keer uitstel van benoeming krijgen met in totaal maximaal 1 jaar... Ben ik dan nu eindelijk brandweerman ? neen....brandweerman en ambulancier zijn betekent dat je dagelijks op de schoolbanken zit, bijleert, onderzoekt, leert uit gemaakte fouten.. een brandweerman stopt NOOIT met bijleren... dat is héél belangrijk want de vooruitgang in middelen en technieken gaat vrij snel... bijvoorbeeld in de autoindustrie.. al brandweerman moet je op de hoogte blijven om bij verkeersongevallen succesvol te kunnen tussenkomen... Tot slot : Brandweermannen zijn géén helden... helden, die liggen op het kerkhof.
Waarom een jeugdbrandweer?Technische ontwikkelingen volgen elkaar in snel tempo op. Nieuwe taken dienen zich aan. Kortom van de huidige brandweerman/vrouw word steeds meer gevraagd en steeds meer geëist. Naast die individuele vaardigheden is het samenwerken in groep van essentieel belang. Waarden zoals vertrouwen en respect, zin voor verantwoordelijkheid en eerlijkheid zijn van groot belang om de brandweertaak optimaal te kunnen uitvoeren. Van een kandidaat brandweerman weet men vaak niet tot hoever deze waarden in beginsel aanwezig zijn, vaak is hierover vrij weinig bekend. De Jeugdbrandweer kan hiervoor een oplossing bieden. Bij een jeugdkorps worden jongens en/of meisjes in de leeftijd variërend van 10 à 11 jaar tot 18 jaar op een speelse manier ingewerkt in het brandweergebeuren. Het zijn jonge mensen die op een of andere manier belangstelling tonen in de brandweer; hetzij bij een demonstratie of op een opendeurdag; hetzij doordat een familielid bij de actieve brandweer is. Deze belangstelling wordt bij de jeugdbrandweer verder uitgebouwd en uitgediept. Naast de technische opleiding wordt er ook aandacht besteed aan waarden, zoals met elkaar samenwerken, elkaar helpen en respect hebben voor een ander, van elkaar leren enz..., gericht op de toekomstige brandweertaak. Het voordeel van zo'n jeugdbrandweergroep is dat men de jongelui gedurende een zestal jaren door en door kan leren kennen en daardoor beter kan oordelen of zij al dan niet geschikt zijn voor toetreding in het korps. Een doorstroming die probleemloos kan verlopen, omdat meerdere leden van het korps "hun" jeugdbrandweergroep door en door kennen. Vereisten voor het oprichten van een Jeugdbrandweer. Het afsluiten van een verzekeringspolis, hetzij samen met het brandweerkorps, hetzij afzonderlijk zoals bij een jeugdvereniging. Bekwame mensen hebben die voor een degelijke opleiding van de jeugdbrandweer kunnen zorgen. Zorgen voor zowel werk- als uitgangskledij. Een lokaal hebben afzonderlijk van het korps om kledij en materieel op te brengen en eventueel theoretische lessen te kunnen geven. De leeftijd van aanwerving is beperkt vanaf 10 tot 15-16 jaar. Financiële lasten De oprichtingskosten en andere kosten van een jeugdbrandweer verschillen van jaar tot jaar. Zij bestaan onder meer uit: het afsluiten van een verzekering. aankopen van werk- en uitgangskledij eten, drinken vervoer op wedstrijddagen jaarlijks zomerkamp sportieve activiteiten: zwemmen, muurklimmen, schaatsen,enz... oefenmateriaal aankopen De werkingskosten van een jeugdbrandweerkorps kunnen als volgt worden gefinancierd: jaarlijkse stadstoelage. inrichten van allerlei sponsoravonden wassen van auto's verkoop van kalenders, stickers, pins, T-shirts e.d.