Branden worden onderverdeeld in verschillende soorten brandklassen. Dit
bepaalt voor een groot deel de aanpak van blussing en de keuze van het
blusmiddel.
KLASSE
A
Dit zijn
branden van vaste stoffen van hoofdzakelijk organische oorsprong die in
het algemeen onder gloedvorming verbranden. Voorbeelden zijn hout,
papier, textiel enz. Die stoffen komen het meeste in woonhuizen voor.
KLASSE
B
Dit zijn
branden van vloeibare of vloeibaar wordende stoffen, zoals benzine,
olie, verf, vet en teer.
KLASSE
C
Dit zijn
branden van gassen zoals aardgas, butaan en LPG.
KLASSE
D
Dit zijn
branden van metalen zoals magnesium en aluminium. Deze branden komen in
woonhuizen vrijwel niet voor.
KLASSE
E
Soms kan het voorkomen dat branden met elektriciteit in een aparte klasse
(klasse E) zijn ingedeeld. Het is geen erkende klasse. Met klasse E worden nogal
eens branden van bv. computers, beeldschermen, schakelkasten, telefooncentrales,
enz. bedoeld. Daarbij gaat het vaak om een klasse A-brand, maar de
elektrische spanning beperkt het aantal geschikte blusstoffen.
lijst met afkortingen ??????????????????????????????
???????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????? afkorting verklaring ac---------alternatig current =wisselstroom adr---------accord europeen relatif au transport international des marchandises dangereuse par route=europees verdrag over het transport van gevaarlijke goederen over de weg aed---------automatische externe defibrillator aids---------acquired immune deficieny syndrome arab--------algemeen reglement op de arbiedsbescherming cara---------chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen co------------koolstofmonoxide co2----------- koolstofdioxide copd---------chronic obstructive pulmonary diseases cpr------------cardio pulmonaire reanimatie (of resuscitatie) cs------------irriterende spray bevat chlorobenzylidene malononitrile de afkorting slaat op de beginletters van de uitvinders carson en staughton cva----------cerebro-vasculair accident dc------------direct current=gelijkstroom eu------------europese unie emv-----------eye motoriek verbaal fast-----------face arm speech time gcs----------glasgow coma schaal gbh--------gamma hydroxy butyraat haccp------hazard analysis critical control points hav--------hepatitis a virus hbv-------hepatitis b virus hcv-------hepatitis c virus hiv-------human immunodeficiency virus ice------in case of emergency ice------immobilisation compression and elevation lsd------lysergsaure-diathylamid(=lyserginezuurdiethylamide) mug-------medische(of mobiele) urgentie groep o2-------zuurstof ppm------parts per million rsv-------respiratior syncytiaal virus sids------sudden infant death syndrome wiegendood soa------seksueel overdraagbare aandoening tb of tbc----tuberculose tia---------transiente ischemische aanval uv--------ultravioletstraling ????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????????
-kleefpleisters, bij voorkeur in hypoallegische uitvoering -wondpleisters, bij voorkeur individueel verpakt -kompressen :steriel en individueel verpakt -tweedehuidverband -drukverbanden -vetverbanden:steriel en individueel verpakt -watten -hechtingsstrips -zwachtels: >gaaszwachtels >grêpezwachtels >elastische zwachtels -elastisch netverband -kousverband -driehoeksverbanden ----------------------------- ONTSMETTINGMIDDEL ----------------------------- EERSTEHULPMATRIAAL
-wegwerphandschoenen -pompje met vloeibare zeep en zacht handborsteltje -koortsthermometer -tekentang -splinterpincet -roestvrije schaar met fijne punten -verbandschaar -steriele naalden -doosje veiligheidsspelden -plastic zakje ------------------------------ SPECIFIEK MATERIAAL
(als iemand van het gezin dit nodig heeft) -glucometer -bloeddrukmeter ----------------------------- GENEESMIDDELEN
-voor inwendig gebruik >specifieke geneesmiddelen die bepaalde gezinsleden moeten gebruiken >door de huisarts aangeraden of voor geschreven middelen tegen: .obstipatie .diarree .maagklachten .pijn .hoest.keelpijn -voor uitwendig gebruik >door de huisarts voorgeschreven of door de apotheker aangerade middelen tegen: .insectensteken .spierpijn, verstuikingen, blauwe vlekken .zonnebrand -------------------------------------------- LIJST MET TELEFOONNNUMMERS -------------------------------------------- HANDLEIDING EERSTE HULP ---------------------------------------------
ICE (afkorting voor In Case of Emergency) is een in 2005 gestart initiatief om bezitters van een mobiele telefoon ertoe te bewegen telefoonnummers (en adressen) in het telefoonboek van hun telefoontoestel te zetten die hulpverleners direct kunnen bellen als de eigenaar in een ongeluk betrokken raakt. Daarmee kan men voorkomen dat hulpverleners kostbare tijd verliezen met het zoeken met wie er contact moet worden opgenomen indien iemand ernstig gewond is en er niet met het slachtoffer gecommuniceerd kan worden.
Als iemand wil dat er meerdere personen gecontacteerd worden, kunnen zij meerdere ICE-nummers in hun toestel zetten. Daarvoor kunnen codes als ICE 1, ICE 2, ICE 3 gebruikt worden.
Het initiatief is in Groot-Brittannië begonnen en heeft zich naar verschillende landen verspreid, waaronder Nederland. Er is nog geen officiële overheidscampagne actief in Nederland. Toch wordt via organisaties als het Rode Kruis een oproep gedaan aan mensen over de hele wereld. En het idee wordt ook door het Korps Landelijke Politiediensten ondersteund (zie link nu.nl).
Enkele telecombedrijven zijn een soortgelijke campagne begonnen, maar willen SOS gebruiken, omdat dit in Nederland een beter bekende afkorting is. Dit is echter in strijd met de poging dit initiatief internationaal gelijk te houden.
De oorsprong van dit idee ligt bij Bob Brotchie die dit in mei 2005 bedacht om hulpverleners in noodgevallen sneller de juiste personen te laten bereiken.
Helikopter hulpverlening bij grote / ernstige ongevallen te land is al jaren gebruikelijk in het buitenland (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk). In Nederland wordt deze hulpverlening op zee in de vorm van de SAR (Search And Rescue) door de eenheden van de Marine en de Luchtmacht uitgevoerd. Bij grote / ernstige ongevallen op land konden deze eenheden in het kader van het Rampenplan ook worden ingezet. De SAR-eenheid van de Koninklijke Marine is dag- en nacht getraind en uitgerust voor reddingen op zee en wordt ingezet op het gehele Nederlandse Continentale Plat. De SAR-eenheid van de Koninklijke Luchtmacht wordt met name ingezet als rescue platform t.b.v. de Schietrange Vliehors op Vlieland en voor SAR-acties op de Waddenzee. Bijzonder is dat deze eenheid reeds jaren als (eerste) "luchtambulance" voor alle Waddeneilanden fungeert.
In Nederland werd in het verleden vaak gezegd dat ons land te klein was voor hulpverlening door de lucht. Verder werd als argument gebruikt dat de ziekenhuizen zo gunstig verspreid zijn, dat er altijd één dichtbij de ongevalsplaats is.
Maar door nieuwe ontwikkelingen in de traumaopvang (zoals de ATLS) is men gaan inzien dat het niet altijd goed is een slachtoffer zo snel mogelijk in een ziekenhuis te krijgen, maar dat het vaak nuttiger is om het slachtoffer op de plaats van het ongeval te stabiliseren, voor transport. Hierdoor wordt verergering van het letsel tijdens het transport voorkomen. Een bijkomende ontwikkeling is dat door de regionalisering en de beddenreducties in de gezondheidszorg, de "ziekenhuisjes om de hoek" niet meer bestaan, maar allemaal gefuseerd zijn tot grotere regionale centra. Dit geeft dus weer een grotere afstand.
In 1995 zijn de ANWB en het VUMC (toen nog AZVU) gezamenlijk, in samenwerking met de GG & GD Amsterdam en het VZA een proef begonnen met helikopterhulpverlening (Lifeliner One). Deze proef heeft drieëneenhalf jaar geduurd en de kosten zijn in eerste instantie grotendeels gedragen door de ANWB en het AZVU, aan deze proef hebben een aantal ziektenkostenverzekeraars bijgedragen. Naast deze proef hebben de ANWB en het AZR in augustus 1997 een tweede station in Rotterdam (Lifeliner Two) opgestart.
Huidige situatie Op 2 oktober 1998 heeft Medio de Minister van Volksgezondheid een beslissing genomen over traumazorg in Nederland en de landelijke invoering van traumateams per helikopter. Hierbij wordt een helikopter traumateam een vast onderdeel van de hulpverlening aan ongevalslachtoffers en niet meer een experiment, zoals tot medio 1998 in Amsterdam en in Rotterdam.
In 1999 heeft Minister Borst de traumacentra AZR, AZG, AZN en het VUMC aangewezen als traumacentra met helikoptervoorziening. In 2000 hebben VUMC en AZR, zijnde de opdrachtgevers, ANWB Medical Air Assistance BV, een dochter van de ANWB, gekozen als operator voor het Heli-MMT. Dit betekent dat ANWB Medical Air Assistance BV de operatie voor beide centra continueert met de Lifeliner 1, opererend vanaf het helikopterplatform van het VUMC. en met de Lifeliner 2, opererend vanaf Rotterdam Airport.
In Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen en Groningen is nu een helikopter traumateam gestationeerd. Het station in Nijmegen is sinds 1 maart 2001 operationeel en het station in Groningen sinds 12 november 2001.
Sinds 28 februari 1998 is de Duitse helikopter van de ADAC uit Aken (Christoph Europa 1) ook inzetbaar op Nederlands grondgebied, nl. in Zuid-Limburg en is de ADAC helikopter vanuit Rheine (Christoph Europa 2) inzetbaar in Twente. Sinds 1994 is de helikopter van het IMDH in Brugge (MUG-Helikopter) inzetbaar in Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren.
De Civiele Bescherming is een federale hulpdienst die ressorteert onder de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken afdeling Civiele Veiligheid. Naast de brandweerdiensten vormt de Civiele Bescherming een belangrijk instrument in de strijd tegen ernstige rampen of ongevallen. Het gaat om een federale dienst, die rechtstreeks onder het gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken geplaatst is en die belast is met de hulpverlening aan de bevolking in geval van catastrofen, rampen en schadegevallen. De Civiele Bescherming is belast met het verstrekken van logistieke versterking inzake personeel en materiaal aan de verschillende hulpdisciplines: brandweerdiensten, medische hulp en politie. In de meeste rampenplannen is de Civiele Bescherming verantwoordelijk voor de logistieke discipline 4 en hulp aan discipline 1 (reddingswerken). Haar interventies en zendingen zijn zowel boeiend als gevariëerd. Bijvoorbeeld: versterking in de strijd tegen grote branden, strijd tegen vervuiling, waterbevoorrading, reddingsacties en opruimingswerken bij instortingen of ontploffingen, verkeers- of spoorwegongevallen, bescherming van de goederen tijdens stormen en overstromingen, humanitaire interventies in het kader van BE-FAST en ook het opsporen van vermiste personen in het kader van een gerechtelijk onderzoek. De Civiele Bescherming interveniëert: - ambtshalve, in geval van rampen (aardbevingen, wervelstormen....) of catastrofen (spoorwegongevallen, vliegtuigrampen....) of bij schadegevallen (branden, ontploffingen, verkeersongevallen....) - wanneer de plaatselijke overheden niet over de geschikte of over voldoende hulpmiddelen beschikken - op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken, de Gouverneur, de Burgemeester of van hun vertegenwoordigers. In tegenstelling tot de brandweer kan de burger dus geen rechtstreeks verzoek doen op de Civiele Bescherming. De burger verwittigt de dienst 100/brandweer, die vervolgens, indien nodig, beroep zal doen op de Civiele Bescherming. Waar? Naast een hoofdbestuur te Brussel en een school te Florival zijn er vier permanente eenheden (Liedekerke, Brasschaat, Ghlin en Chrisnée) en twee grote wachten (Jabbeke en Neufchateau). Een grote wacht heeft dezelfde taken als een permanente eenheid, doch met een kleinere personeelsbezetting. De eenheden zijn 24u op 24 bemand door beroepspersoneel, dat indien nodig kan aangevuld worden met vrijwilligers. Voor Vlaanderen zijn er volgende eenheden: - Liedekerke staat in voor Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Brussel; - Brasschaat bedient Antwerpen en Limburg; - Jabbeke de provincie West-Vlaanderen In totaal zijn er bij de Civiele Bescherming ongeveer 600 beroepsmensen en ongeveer 2200 vrijwilligers. De vrijwilligers zijn ondergebracht in een aantal voorposten. Iedere voorpost is een uitvalsbasis voor eventuele interventies en is een opleidingscentrum. De voorposten beschikken dan ook over een aantal voertuigen en materieel Specialisaties Alle eenheden hebben hetzelfde basismateriaal, doch heeft elke eenheid zijn specialisatie waarvoor het dan meer materieel heeft. Bijvoorbeeld: - Crisnée: speleo-ongevallen - Ghlin: samenwerking met het DVI (Disaster Victim Information) van de Federale Politie - Liedekerke: nucleaire, biologische en chemische ongevallen (NBC) - Jabbeke: vervuiling Noordzee - Brasschaat: industriële branden met het zogenaamde "superbluskanon" en grote schuimtankwagens
Naar aanleiding van diverse projecten en onderzoeken is het aandeel van vrouwen bij de brandweer in de afgelopen jaren flink toegenomen en bedraagt nu ongeveer 5 procent. Dat is bij lange na niet in overeenstemming met de verhoudingen binnen de maatschappij, die de brandweer dient. Er is nog veel werk te verzetten voordat het 'normaal' is dat vrouwen bij de brandweer mee doen. Daarom zijn er diverse organisaties en projecten op touw gezet om de werving van vrouwen voor de brandweer te stimuleren.
Het Netwerk Brandweervrouwen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) speelt één van de hoofdrollen bij de integratie van vrouwen bij de brandweer. Kijk voor meer informatie op de website van de NVBR bij het
De opleidingen bij de Brandweer in Nederland zijn zwaar. Voor de toetreding worden hoge fysieke eisen gesteld, en de cursussen leggen een zware druk op de brandwachten. Dankzij het modulaire opleidingssysteem met door het Rijk gecontroleerde examens is het in principe voor iedereen mogelijk om alle rangen bij de Brandweer te bereiken. De opleidingen voor de lagere rangen en het middenkader worden verzorgd door regionale opleidingsinstituten. Voor de officiersfuncties zijn hogere beroepsopleidingen noodzakelijk, waarna via de Brandweeracademie van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra een opleiding van ruim een jaar kan worden gevolgd. Om daarna nog verder te klimmen zijn aanvullende cursussen op het gebied van management en het leiden van grote operationele organisaties vereist. Op het gebied van de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn vele trainingen en opleidingen mogelijk. De meeste daarvan worden gehouden bij of onder auspiciën van de Brandweeracademie van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra. Informatie over de les- en leerstof is te vinden bij het de Brandweeracademie en de informatie over de examinering door het Nederlands Bureau Brandweerexamens is te vinden op de site van het NBBe. Voor de bedrijfshulpverlening worden de lesstof en toetsing verzorgd door het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV).
Bij de bestrijding van een brand is het belangrijk om over voldoende water te beschikken. In de watertanks van de brandweervoertuigen wordt water meegevoerd. Dit volstaat voor kleine branden. Bij grotere branden gebruikt de brandweer het waterleidingsnet voor een constante watertoevoer. Op de waterleiding zijn er brandmonden of hydranten aangebracht. Meestal zijn deze ondergronds gemonteerd om zo weinig mogelijk hinder te veroorzaken. Bij bluswerken wordt een brandweerpomp gekoppeld aan de dichtstbijzijnde brandmond of op open water ( vijver, waterreservoir, ). Het is belangrijk dat dit snel en zonder problemen kan gebeuren. In vele gevallen is dit echter niet zo vanzelfsprekend. Waar liggen deze brandmonden? De ondergrondse brandmonden bevinden zich in de berm of in het voetpad naast de openbare weg. Het metalen deksel van de brandmond is rechthoekig en draagt de letter H. De ligging ervan wordt aangeduid met speciale bordjes .Deze zijn bevestigd tegen de gevel van woningen of op paaltjes. Onderhoud en controle De brandmonden worden in principe jaarlijks door het gemeentepersoneel gecontroleerd. Het deksel wordt indien nodig opnieuw vrijgemaakt, de brandmond wordt gespoeld en op zijn werking gecontroleerd. De brandweer vraagt uw hulp... Vaak zijn de brandmonden echter onvindbaar doordat ze begroeid zijn, er een gazon of oprit over aangelegd is. Soms parkeren mensen hun wagen zelfs boven op de brandmonden. Bedenk welke gevolgen dit kan hebben Zelfs gewoon vlak naast de brandmonden parkeren maakt het de brandweer onmogelijk om standpijpen te plaatsen. Houd in uw eigen belang, minstens een ruimte van 1 meter rond zowel de ondergrondse als bovengrondse brandmonden vrij. Merkt u een probleem zoals een verzakking-, begroeiing-, bedekking-, het blijven lekken van een brandmond, een beschadigde paal en bord met aanduiding van de ligging; gelieve dit dan te melden aan de brandweer. Het is dus belangrijk dat u de plaats van de brandmonden in uw buurt kent. Bij een brand kan u de brandmonden dan aanwijzen, wat dikwijls zeer kostbare tijd bespaart voor het opzoeken. Wij danken u voor de medewerking.
Van de ruim 26.000 mensen bij de brandweer in Nederland zijn er maar zo'n kleine 5.000 die daar hun beroep van gemaakt hebben. Beroepsbrandweermensen zijn eigenlijk alleen in de grotere steden te vinden. Weliswaar zijn in steeds meer kleinere gemeenten mensen in vaste dienst bij de brandweer werkzaam, maar die verzorgen vooral de preventieve en preparatieve taken. In middelgrote gemeenten heeft men vaak beroepspersoneel in de dagdienst, omdat het dan moeilijker is om voldoende vrijwillige brandweermensen binnen de vereiste tijd op de been te krijgen. Rond-de-klok beroepsbrandweren zijn eigenlijk alleen betaalbaar voor de grootste gemeenten. In Nederland is bij de beroepsbrandweer de 24-uursdienst nog gebruikelijk. Daarbij doet men 24 uur dienst, waarna men 48 uur vrij is. In totaal is men dan gemiddeld 56 uur per week van huis.
Je kunt in het hoofdstuk 'De geschiedenis van de Brandweer' lezen wat de bluswerkzaamheden van de brandweer inhouden. Maar de brandweer doet meer. Wat precies, dat kan je in dit hoofdstuk lezen. Daarnaast vertellen we ook wat over de organisatie van de brandweer en iets over de opleiding die je moet volgen als je een brandweerman wilt worden De organisatie en taken van de brandweer zijn vastgelegd in de Brandweerwet van 1985. Daarin staat dat de brandweer een gemeentelijke taak is, maar dat de gemeenten met elkaar moeten samenwerken om 'regionale brandweren'. Die regionale brandweren nemen dan weer de taken voor hun rekening, die de gemeentelijke brandweren in hun eentje niet kunnen opknappen, zoals het runnen van een alarmcentrale, het kopen en onderhouden van bijzondere auto's en het organiseren van cursussen en grote oefeningen. Ook in de Wet Rampen en zware ongevallen van 1985 wordt de brandweer genoemd als de leidende operationele dienst bij rampen. Om zich goed voor te bereiden op die rol worden - vooral in regionaal verband - vele opleidingen en oefeningen gehouden. Ook het onderhouden van het waarschuwingsstelsel, de sirenes, behoort tot de taak van de regionale brandweer. Niet alleen blussen Duiken Gevaarlijke stoffen Dieren Overstroming Beroepsbrandweer Vrijwilligers Cijfers Vrouwen bij de brandweer Opleidingen Hoe weet je of er plaats is? De opleiding Specialistische opleidingen Niet alleen blussen Het takenpakket van de brandweer bestaat uit meer dan alleen het blussen van branden. Als er een auto-ongeluk is gebeurd en er zitten mensen klem in hun auto, dan komt de brandweer om ze te bevrijden. De brandweer heeft daar speciaal gereedschap voor: grote scharen en klemmen. Daarmee kunnen ze bijvoorbeeld het dak van de auto afknippen of ingedeukte gedeelten van de auto weer uit elkaar duwen. Duiken De brandweer beschikt ook over speciaal opgeleide duikers. Niet elke brandweerman mag zomaar duiken: ze moeten eerst een opleiding van twee jaar daarvoor volgen. Als er nu een auto in het water terechtkomt, kunnen die duikers de mensen uit de auto halen. Gevaarlijke stoffen Veel vrachtwagens vervoeren gevaarlijke stoffen. Denk daarbij aan gas, benzine of andere chemicaliën. Als zo'n vrachtwagen een ongeluk krijgt, moet de brandweer die gevaarlijke stoffen weer opruimen. Dat kunnen ze natuurlijk niet in hun normale brandweerpak doen, daar hebben ze een speciaal pak voor nodig. Dat heet een chemicaliënpak of gaspak. Dieren Als dieren in de problemen zitten, komt de brandweer ook helpen. Een goed voorbeeld is koe die in een gierput is gevallen. De brandweer haalt de koe er weer uit. Maar ook andere dieren worden geholpen. Als er bijvoorbeeld een paard in het water is gevallen. Een paard is zo zwaar, dat je speciale takels nodig hebt om hem weer uit het water te tillen. De brandweer heeft die takels. Maar ook katten, die niet meer uit een boom durven, kunnen op de brandweer rekenen. Op deze manier zijn er nog veel meer dieren die door de brandweer gered worden. Overstroming De afgelopen jaren zijn er flink wat overstromingen geweest. De kelders van huizen, of soms zelfs de huizen zelf, stonden vaak helemaal onder water. De brandweer heeft hele krachtige waterpompen om dat water zo snel mogelijk weer weg te krijgen. Bovendien is de brandweer in staat om in heel korte tijd heel veel personeel op te trommelen. Zoals je ziet: de brandweer doet veel meer dan alleen branden blussen! Beroepsbrandweer Je snapt waarschijnlijk wel dat er in de grote steden (Utrecht, Den Haag, Rotterdam of Amsterdam) veel meer gebeurt dan in de kleine steden of dorpen. Daarom heeft elke grote stad een zogenaamde beroepsbrandweer. Dat wil zeggen dat die mensen brandweerman-zijn als vak hebben. De beroepsmensen gaan 's ochtends naar de kazerne en wachten tot het alarm gaat. Beroepsmensen slapen ook gewoon in de brandweerkazerne. Ze draaien dan een zogenaamde 24-uur dienst: 24 uur op de kazerne aanwezig zijn. Ze doen allerlei werkzaamheden en oefeningen op de kazerne, en gaat het alarm af, dan rukken ze uit. Vrijwilligers Er zijn ook vrijwilligers. Maar vergis je niet: ook deze vrijwilligers hebben de zware en moeilijke opleiding tot brandweerman moeten volgen. Het verschil zit hem er alleen in dat vrijwilligers gewoon een andere baan hebben. Ze werken op kantoor, in een winkel of noem maar op. Het brandweerwerk is voor hen meer een hobby. Ze hebben een 'pieper' op zak. Gaat die pieper af, dan betekent dat alarm en moeten ze zo snel mogelijk naar de kazerne toe. Het is niet zo dat gehele korpsen uit beroeps of vrijwilligers bestaan. Het is vaak een combinatie. Je mag er wel vanuit gaat dat er verhoudingsgewijs bij een grotere stad meer beroepsmensen dan vrijwilligers bij de brandweer zitten. Cijfers Je vraagt je misschien af hoe die verhoudingen dan precies liggen. Er zijn in Nederland bij de gemeentelijke brandweren ongeveer 26.500 actieve brandbestrijders. Daarvan zijn er 4100 mensen beroepsbrandweer. De rest is vrijwilliger. Vrouwen bij de brandweer Vandaag de dag zijn er nog veel meer mannen dan vrouwen bij de brandweer. Op dit moment zijn er ongeveer 520 vrouwen. Hoe komt dat nou? In de eerste plaats is de brandweer altijd een beetje een mannenwereld geweest. Net als bij het leger en de politie vond iedereen dat alleen mannen dat soort zwaar werk konden doen. In de tweede plaats is de opleiding (en ook vooral de toelatingseis daarvoor) erg zwaar. Maar daarin is snel verandering aan het komen. De opleidingen zijn aangepast (dat kan je lezen in het stukje over opleidingen) en iedereen begint nu ook een beetje te begrijpen dat vrouwen evenveel kunnen als mannen. Misschien dat er nú nog niet zoveel vrouwen bij de brandweer zijn, maar dat verandert snel. Opleidingen Hoe kom je bij de brandweer? Voordat je aan een opleiding kunt beginnen moet je aan een aantal eisen voldoen. Allereerst je leeftijd. De beste leeftijd om te beginnen is tussen de 20 en de 30 jaar. Je lichamelijke conditie moet goed zijn. Het is een voordeel als je technische aanleg hebt of een studie in die richting (LTS, MTS, HTS) hebt gedaan. Er bestaat ook een jeugdbrandweer. Hier kan je alvast meemaken wat het inhoudt om brandweerman te zijn. Hoe weet je of er plaats is? Als je bij een vrijwillig korps wilt, moet je je aanmelden bij de brandweer bij jou in de buurt. Je kunt ook reageren op advertenties in de krant of in dagbladen. De opleiding Als je eenmaal goedgekeurd bent begint het pas echt. Brandweerman of -vrouw word je niet zomaar. Alles begint met de basisopleiding, die met een officieel rijksexamen wordt afgesloten. Je leert wat 'brand' eigenlijk is, welke blusmethode voor welke brand het meest geschikt is. Natuurlijk is dit soort theoretische kennis belangrijk, maar de cursussen blijven hoofdzakelijk praktijkgericht. Dat wil zeggen: vooral veel oefenen! Het belangrijkste is het functioneren in teamverband. Ook na het behalen van de basisopleiding blijft het regelmatig oefenen belangrijk. Je moet natuurlijk bijblijven op het gebied van de nieuwe ontwikkelingen. Specialistische opleidingen Na de basisopleidingen kent de brandweer, naast de verplichte delen, een aantal keuze-opleidingen voor specialisten. Daarbij kan je denken aan bijvoorbeeld chauffeur op de brandweerwagen of het bedienen van de pomp. Andere specialisaties zijn gaspakdragers, verbindingsfunctionarissen enzovoorts. Daarnaast kan elke brandweerman of -vrouw nog een opleiding volgen tot brandweerduiker. Die opleiding duurt gemiddeld zo'n twee jaar. Wie slaagt voor het examen krijgt het felbegeerde brevet 'brandweerduiker'. Heb je interesse, neem dan snel contact op met de plaatselijke brandweer
WEL doen: Controleer bewustzijn, ademhaling en bloedcirculatie. Als het kind goed bij bewustzijn is, laat het dan geleidelijk opwarmen en geef het iets warm te drinken. Wikkel het in een deken en let erop dat het niet te veel warmte verliest langs het hoofd. Bel bij bewustzijnstoornissen steeds de dokter of de hulpdiensten. NIET DOEN : Geef nooit alcohol! Dat doet de bloedvaten verwijden, waardoor het kind nog meer afkoelt.
WEL doen: Stelp de bloeding door de wondranden dicht te drukken met propere handen of met een steriel drukverband. Daarna reinigt u de wonde met water en zeep. Spoel goed na met water om restjes vuil of zeep te verwijderen. Dan pas kunt u de wonde ontsmetten. Afdekken kan met een steriel kompres dat u met kleefpleisters vastmaakt. Twijfelt u of de tetanusvaccinatie van uw kind nog geldig is, neem dan contact op met een arts,ook voor een kleine wonde. NIET DOEN:Ontsmet een wonde niet zonder ze eerst te reinigen. Veel ontsmettingsmiddelen verliezen immers hun werking door vuil of zeepresten.
WEL doen: Gooi het kind iets drijvend toe, bijvoorbeeld een plank, of reik een touw aan. Lukt dit niet, dan moet het kind gered worden door een ervaren zwemmer. Hou zo vlug mogelijk het hoofdje boven water. Ondersteun de nek en haal het kind horizontaal uit het water, eventueel op een surfplank of een andere plank. Op het droge controleert u ademhaling, bewustzijn en hartslag. Maak de mond leeg en reanimeer indien nodig. NIET doen: Als u zelf geen ervaren zwemmer bent, roep dan de hulp in van een goede zwemmer. Een drenkeling in paniek brengt dikwijls de redder mee in gevaar
WEL doen: Veeg de resten van het product of de pillen van de mond. De verpakking en eventuele overgebleven pillen moet u bewaren voor de arts. Als uw kind overgeeft, bewaar dan ook het braaksel. Gaat het om gevaarlijke producten of vertoont het kind stoornissen in de vitale functies (bewustzijn, ademhaling, hartslag), laat dan iemand anders de 100 of 112 alarmeren en blijf zelf bij het kind. Laat ook naar het antigifcentrum bellen: 070 - 245 245. NIET DOEN ; Dwing uw kind niet om te braken. Bij sommige producten kan dit gevaarlijk zijn. Geef ook geen melk of andere drank. Het is sterk afhankelijk van het ingenomen product of een bepaalde stof werkt of schadelijk is.
WEL doen: Ook als de luchtweg volledig is afgesloten, kan het nog ongeveer één minuut duren vooraleer iemand het bewustzijn verliest. Ga achter uw kind staan. Moedig het aan om te hoesten en sla enkele keren met het onderste deel van uw handpalm tussen de schouderbladen. Herhaal dit een drietal keer. Als het op deze manier niet lukt, bel dan de 100 of 112. NIET doen : Probeer het voorwerp niet te verwijderen met uw vingers of met een pincet. Het risico bestaat dat u het dieper in de keel duwt
WEL doen: Hou het verstuikte lichaamsdeel enkele minuten onder koud stromend water. Leg na het koelen een licht drukkend verband aan en zorg ervoor dat het verstuikte lichaamsdeel omhoog ligt. Raadpleeg een dokter. NIET doen: Leg geen warme omslagen op een verstuiking. De zwelling kan alleen beperkt worden door koude. WEL doen: Breng uw kind meteen naar een koelere omgeving. Als het kind bewusteloos is, moet u onmiddellijk de 100 of 112 alarmeren. Is het nog bij bewustzijn, breng het dan in halfzittende houding en leg koude kompressen op het voorhoofd. Laat bij twijfel een dokter komen. NIET doen: Als het kind bewustzijnsstoornissen heeft, geeft u het beter niks te drinken. Het risico bestaat dan dat het zich verslikt.
WEL doen: Controleer bewustzijn, ademhaling en hartslag. Laat iemand anders de 100 alarmeren. Leg het kind op de grond, zorg ervoor dat de ademhalingswegen vrij zijn en let erop dat het zich niet kan bezeren. Zorg ervoor dat het kind kan afkoelen: kleed het uit, zorg voor frisse lucht (niet te koud), spons het volledig af met lauw water of zet het in een lauw bad. Leg een dun laken over het kind en stel het op zijn gemak. Als de koorts opnieuw stijgt, spons het dan nogmaals af. Blijf bewustzijn, ademhaling en hartslag controleren. niet doen:Leg het kind niet in een bed met warme dekens erover heen. Het moet kunnen afkoelen!