Inhoud blog
  • Kattebelletje aan een ongeborene (1)
  • Gelukkig Nieuwjaar, Gustaaf.
  • Irma was geen familie
  • Columns uit Adriaan - Tijdschrift SAMWD Roeselare
  • Paula
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Gustaaf en Gracienne
    Over iets. En over niets.
    Over de kleine dingen die iedereen door en door kent, maar waar niemand over spreekt. En over rode zetels met een gat in.
    10-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Columns uit Adriaan - Tijdschrift SAMWD Roeselare

    De momenten

     

    Het valt me op dat ik begin te genieten van vreemde momenten. Niet dat ik tussen dag en dauw stemmetjes begin te horen of dat ik mensen over het plafond voorbij zie lopen, nee. Niet vreemd in die zin. Het zijn momenten die voorbij zijn voor je het weet en die je misschien het best kan omschrijven als ‘net-nietmomenten’. Die momenten waarop je jezelf bent en toch in verlegenheid komt door je eigen gestuntel. Of waarop je doet wat je altijd doet, maar net dan zijn de gevolgen net dat ietsje anders. Die momenten bedoel ik.

     

    Waarop je ’s morgens de trap afkomt, de eerste trede mist en al stommelend en struikelend de woonkamer komt binnengeduikeld.

     

    Waarop je op je kousenvoeten doorheen het huis loopt, bedenkt dat je boven nog iets moet halen, naar de trap holt, je voet opheft maar net niet ver genoeg, je grote teen keihard hallo zegt tegen de onderste trede en jij keihard #@[¡{|@@#v@{#[ roept tegen jezelf en iedereen die het wil horen.

     

    Waarop je in de auto zit en zwaait naar Joke die de auto bestuurt op de andere rijbaan. Net te laat zie je dat Joke een snor heeft en breder geschouderd is dan in je herinneringen. Je hand verdwijnt in je haar en jij hoopt dat die kerel nog enigszins gelooft dat je haardos er rampzalig bijligt en je hem wil fatsoeneren.

     

    Waarop iemand in een drukke winkelstraat je van de overkant toewuift en de straat oversteekt. Jij staat al terug te zwaaien, ook al kan je het gezicht van de man nergens thuisbrengen. Net voor je hem een hand wil geven, loopt de kerel je straal voorbij en knuffelt hij de vrouw achter je, die giechelt om de –voor jou- gênante situatie.

     

    Waarop je met twee door de drukte loopt. Je vertelt ondertussen een smeuïg verhaal tegen de ander die net achter je loopt. Jij kijkt voor je, vertelt de vunzige clou van het verhaal, werpt een blik over je schouder naar je compagnon en kijkt recht in de ogen van een gedegouteerd  oud dametje.

     

    Waarop je een hele dag tegen mensen hebt gepraat die je altijd overdreven vriendelijk toelachten en je ’s avonds voor de spiegel een groen spinazieblaadje tussen je voorste tanden ziet blinken.

     

    Waarop je een verloren kennis weer tegen het lijf loopt en feliciteert met haar zwangerschap terwijl zij al een paar jaar moeite doet om een slanke lijn te bekomen.

     

    Waarop je aan het lesgeven bent en de leerlingen superenthousiast zijn en zelfs de humor van alles inzien. Tot je doorhebt dat de rits van je broek open staat en je beseft dat dat al een tijdje zo moet zijn…

     

    Mijn oma kon die dingen altijd fantastisch goed relativeren. Dan vertelde ik gegeneerd mijn blunder en stond zij klaar met haar eeuwige slagzin: “Later zal je daarmee kunnen lachen.”

    Altijd als er iets van mijn hart moest, verliepen onze ontmoetingen volgens hetzelfde scenario. Voor mijn neus een Appletise die ik zelf uit de kelder had gehaald, zij met haar kop koffie in de hand, blunder op tafel gooien en toedekken met de mantel der relativering: “Ooit gaan we hierom lachen”.

    En inderdaad, we zijn nu later. Ik ben twee koppen groter dan toen, oma is veel minder helder in haar hoofd. En de tijd heeft haar wat doen krimpen. Alsof hij op haar hoofd is gaan duwen met immens veel kracht. Maar anders is het nog altijd dezelfde oma. Met diepere rimpels, andere pantoffels en minder haar. Maar dezelfde oude oma.

    Iedere keer dat ik nu nog eens mijn dikke teen blauw stoot aan de onderste tree, dat ik zwaai naar de verkeerde persoon, dat ik besef dat ritsen niet vanzelf opengaan, denk ik: “Later zal ik hierom kunnen lachen.” Soms duurt het maar een paar tellen vooraleer ik alles in het juiste daglicht zie.

    “Later schateren we hierom, jongen…”

    Oma’s liegen niet, ze vertellen altijd de waarheid. En als ze al eens een leugen vertellen, dan alleen omdat ze jou willen zien lachen. En het lukt hen keer op keer.

    ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

     

    Er hangt een rustige sfeer op de tweede verdieping. Nu ja, rustig, alleszins geen sfeer die aan keihard werken doet denken. Niet dat ik niet keihard werk, maar er zijn zo van die dagen waarop ik keiharder werk dan op andere. Het gaat een beetje als met een wip in een speeltuin: ups en downs, weet je wel. De ene keer stapelt het werk zich razendsnel op, de andere keer kabbelt de mediatheekbeek trager voort dan ooit.

    Het is natuurlijk nog maar het begin voor mij. Binnen enkele maanden zullen er ongetwijfeld meer drukke dagen en minder rustige momenten zijn. Meer heen- en weergeloop, meer muzimensen die net dat ene boek willen ontlenen, meer administratie en denkwerk. Dat hoeft natuurlijk niet per se minder leuk te zijn. Ik zie het meer als een marathon. Een geoefend loper perst zijn lichaam en ziel tot op de laatste druppel uit, maar is achteraf des te trotser. Tevredener ook. Maar toch vooral trotser.

    Doorheen mijn hersenspinsels sluipt de rust van de tweede verdieping weer mijn gemoed binnen. De bibliotheeklucht geurt naar verse koffie. Geen Douwe Egberts-geur, weet mijn getrainde koffieruikneus me te zeggen. Eerder zo’n goedkoper merk waarbij je drie keer meer koffie hebt voor dezelfde prijs. Ach, kwantiteit voor kwaliteit. Dat mag ook wel eens. Koffie kikkert je sowieso op. Ook al is het een kopje deca, Als je nog maar denkt dat het the real stuff is, giert de cafeïne je door de aderen. Mijn zintuigen staan op scherp en registreren even niets anders dan stilte en aangename rust.

    Een ogenblik later walst een zeemzoete melodie langs de muren van de gang. Goed geoefende vingers dansen over het landschap van witte en zwarte toetsen. Ongetwijfeld is een leerling met knikkende knieën het lokaal binnengestapt. Bang dat hij net die ene noot zou mis spelen. Zenuwachtig omdat hij nog nooit eerder een muziekstuk van die componist heeft gespeeld. Want zijn vriend had nog zo gezegd dat die componist wel heel ingewikkelde muziek heeft gemaakt! Met té veel opmaten en té veel ritmeveranderingen.

    Zweetparels vormen zich op het voorhoofd van de jongen. Geen fouten spelen, niet nu. Niet na al dat oefenen! Rustig ademen, je kan het. Zelf denk je misschien van niet, maar je kan het zeker!

    Eenmaal aan het spelen kan de leerkracht weinig anders dan stralen, tevreden dat een leerling met zoveel enthousiasme zijn instrument bespeelt. De zenuwen veranderen in blinde passie voor het metier en de leerling droomt weg samen met de maten van de muziek. Presteren is geen hoofdzaak meer, de leerling speelt zich een eigen verhaal door de partituur. Zijn vingers spelen haasje over op het klavier en vinden iedere keer weer de juiste toets op het juiste moment. Een goede leerling, een tevreden leerkracht. Klasse.

     Door de gang huppelt een meisje voorbij. Zo’n kind waarvoor woorden als ‘schattig’ en ‘koddig’ zijn uitgevonden. Ze zegt giechelend ‘hallo’ tegen een onbekende vrouw en gaat er dan schaterend vandoor, bijna de eerste trede van de trap missend.

    Zie je, zelfs kinderen worden happy van zo’n sfeertje. Ik ook happy. Very happy.

    --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


    Ze noemden hem ‘de Polle’. Niet dat hij zo heette, of toch niet dat zij wisten. Het zag er gewoon geen Frank of geen Thomas uit. En al zeker geen Herbert. Ze hadden hem op een dag Polle genoemd en het is Polle gebleven.

    Polle was een oude grijsaard met een lange, bruine wollen jas. Hij had lichtgrijs plukjeshaar en zijn gezicht was bezaaid met diepe rimpels, die van zijn tronie een stratenplan zonder legende maakten. Onder zijn ene arm droeg hij altijd een plastiek zak met daarin zijn hele hebben en houden. Zijn andere hand omklemde steevast het lederen handvat van een zwarte vioolkist. Iedereen in het dorp kende hem. Als het bij de bakker over de Polle ging, kon iedereen die op brood stond te wachten zich een levendig beeld van hem vormen. Hij was een dorpsfiguur pur sang.

    De broertjes Verdoezel, Renke en Bas, zaten in het eerste en tweede middelbaar. Natuurlijk kenden zij Polle ook. Ze moesten altijd lachen als hij over het voetpad langs het pleintje passeerde. Dikwijls hadden ze een bal in zijn richting getrapt. Meer als grap dan om hem echt te plagen, maar Polle shotte de bal altijd vriendelijk terug. En daarna vervolgde hij zijn weg naar ergens. Waarheen wisten de jongens niet. Eén keer hadden ze hem in het schemerdonker van een straatlantaarn tegen een muur aan het station zien liggen. Hij had zijn benen opgetrokken tegen zijn borst en omarmde ze alsof hij bang was dat een snoodaard ze anders zou stelen. Zijn aloude plastiek zak deed dienst als hoofdkussen en zijn donsdeken voor de nacht was de voorpagina van de Streekkrant. Niet die van die dag, want Renke wist dat de burgemeester met een keigrote foto op de eerste pagina stond. En op de krant van Polle was geen burgemeester te zien. Ook niet op een klein fotootje in de kantlijn. Enkel een advertentie voor een matrassenzaak. Polles viool lag geklemd tussen hem en de muur. Chapeau voor hem die de kist kon pakken zonder dat Polle versuft rechtsprong en de viool terugpakte. Ze mochten hem alles afpakken, behalve zijn viool.

    Hoewel iedereen een ommetje maakte toen ze hem zagen, was Polle content met wie hij was en wat hij deed. Elke dag stipt om twaalf uur opende hij de twee sloten van zijn vioolkist in het midden van het Vrijheidsplein. Symbolischer kon haast niet. Polle nam zijn strijkstok uit zijn kist en streelde zijn viool met een ongeziene voorzichtigheid. Sonates van Chopin, suites van Bach of menuetten van Lully, ze gonsden allemaal met sprekend gemak uit Polles instrument. In zijn bewegingen zat geen stroefheid, geen houterigheid. De ebbenhouten vingervlugheid van de anders sloffende dorpsfiguur lokte voor even een toefje volk. Polle glimlachte schalks, maakte een diepe buiging en wees toen ostentatief naar zijn openstaande koffer. Af en toe zag hij een biljet van vijf euro zijn koffer binnendwarrelen, maar meestal hoorde hij gewoon het gekletter van munten als hij ermee ophield. De Verdoezels kwamen dikwijls voorbij toen Polle weer eens een openluchtconcertje speelde. Meestal bleven ze ook even hangen, aangesproken door de zoete klanken en het getokkel van de viool.

    Vandaag kwamen ze op de middag weer langs het Vrijheidsplein gefietst. Op het plein echter geen Polle te bespeuren. Frank Sinatra’s New York New York kwam de openstaande deur van een café uitgekweeld. Geen Bach, geen Rachmaninov, geen Mozart… Geen Polle. De jongens reden verder langs de Parkstraat en de Rozemarijnlaan naar huis. Hun fietsen verdwenen op hun vaste plekje onder het luifeltje aan de achterkant van het huis en de jongens openden de keukendeur.

    “Ma, moet je nu iets weten? Renke en ik zijn langs het plein gepasseerd en de Polle stond niet te spelen.” Moeder Verdoezel wees zonder van het fornuis op te kijken naar wat reclamefolders op de keukentafel. Ertussen ontwaarde Bas de voorpagina van de Streekkrant. De krant kopte “Volksfiguur vindt einde in koude herfstnacht”. Polle en zijn viool speelden de pannen van het dak op de zwart-wit foto boven het artikel. Deze nacht werd in de nabijheid van het station het levenloze lichaam aangetroffen van Michiel Vanderdijk. Michiel was een begenadigd amateurviolist en was in de volksmond gekend als ‘de Polle’. Meneer Vanderdijk is 62 jaar geworden.  “Amai, de Polle is dood, zeg”, zei Renke schijnbaar aangedaan.

    Bas wenkte zijn jongere broer naar de tuin. De jongens shotten nog wat ballen naar elkaar en gingen even later terug naar binnen om te eten. Een paar dagen later werd de begrafenis van Meneer Vanderdijk bijgewoond door zeven mensen. Zustertjes van het nonnenklooster aan het Noordpark. Op het Vrijheidsplein was het stil die dag. En de volgende dagen ook.

    10-06-2010 om 10:18 geschreven door Rien Deleu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Archief per week
  • 24/03-30/03 2014
  • 14/03-20/03 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs