Over iets. En over niets. Over de kleine dingen die iedereen door en door kent, maar waar niemand over spreekt. En over rode zetels met een gat in.
21-05-2010
Ze stoorde zich aan zijn getokkel. Op Gracienne haar vraag was Gustaaf aan het uiteinde van de lange tafel gaan zitten. Zijn leesbril stond op het topje van zijn neus, alsof hij er elk moment kon afglijden. Gustaafs vingernagels brachten hun eigen impressie van Lord of the Dance en bij elke tik frustreerde Gracienne zich nog een tikkeltje meer. De groene bloemen op het tafelkleed waren stille getuigen van de spanning die in de woonkamer hing. Ook de knoerten van sanseverias die statig de vensterbank sierden, kregen het nu koud door de ongemakkelijke stilte die over hun bladeren viel. Enkel de tokkeltango van Gustaafs vingernagels zorgde af en toe voor wat geluid. Gracienne had haar moment goed gekozen. Gustaaf had net zijn dagelijks feuilleton uitgekeken en was niet in slaap gevallen. Een teken dat hij nog energie over had om te luisteren. Gracienne wou het voor eens en voor altijd duidelijk maken aan haar Gustaaf. Ze wou het hebben over het feit dat hij altijd de vuilniszakken daags voor de ophaling buitenzette, waardoor de katten nog meer tijd hadden om de inhoud van de restafvalzak over haar bloemperk te verspreiden. Over het neushaar dat uit zijn neus krioelde waardoor je de indruk kon krijgen dat er een dikke rups zijn intrek had genomen in Gustaafs snuiter. Over de lust die zij wel nog voelde en hij al een tijdje niet meer toonde. Over zijn ergelijke gewoonte om op de tafelrand te tokkelen, telkens als hij niet wist wat te zeggen. Alleen wist ze niet goed hoe eraan te beginnen. Ze rolde het hoekje van de Streekkrant zenuwachtig op tot een klein papierrolletje, duwde het plat en streek het vervolgens weer glad. En dan van voor af aan. Vol hoop dat die onbenullige handeling haar inspiratie en durf zou geven. Gustaaf keek naar de wandklok en bemerkte dat de kleine wijzer al de acht gepasseerd was. Hij hees zich langzaam op aan de tafelrand, schraapte zijn keel en zei toen met zijn rokerige, hese stem: Ik ga de konijnen eten geven.t Is hun moment. Hij stond op, wandelde de tuin in en liet de deur achter zich dicht vallen. Over haar linkerwang zocht een dikke traan zijn weg naar beneden, zorgvuldig alle rimpels ontwijkend. Het hoekje van de krant was vaalgrijs geworden door haar eindeloze geplooi. Gracienne snikte stil.
Gustaaf zat 's avonds altijd in de rode fauteuil. De groezige kap van de lamp strooide versuft licht de kamer binnen. Gracienne had net de tafel afgeruimd, de borden afgewassen en weer netjes precies op elkaar in de kast gezet. Haar breiwerk lag als een omver gevallen vlaggenmast over de rugleuning van de zetel gedrapeerd. Op de televisie dansten floue beelden door elkaar, maar dat maakte geen sikkepit uit. "Televisie is niet om naar te zien, maar om op den achtergrond te horen", had Gustaaf in het midden van een hoogoplaaiende ruzie ooit geroepen. Vroeger riep hij nog af en toe, maar sinds hij op rust was, zweeg hij het merendeel van de tijd. En op de andere momenten zei hij gewoon niets. Gracienne vleide zich als een sierlijke gazelle met een beenprothese neer in de zetel. Ostentatief legde ze haar breiwerk in de schuif van het bijzettafeltje naast de rode fauteuil. Gustaafs blik bleef zich in de pagina's van zijn krant boren. Ze legde haar hand lieflijk op zijn schoot en probeerde hem diep in de ogen te kijken. Toen ze zag dat ook dat geen zoden aan de avondlijke dijk zette, richtte Gracienne zich op en marcheerde met grote passen naar de deur. Ze knalde ze keihard achter zich dicht en stormde schreiend naar boven. Gustaaf draaide door naar de sportpagina's. Om zijn mond hing een subtiele glimlach. Wat was ze toch een furie, zijn Gracienne.