Aan de hand van enkele foto's uit 1966,
genomen tijdens het optreden, merken wij grote verschillen met de optredens van
de laatste jaren. Zoals je ziet vond het optreden toen plaats in open lucht,
op het voetbalveld. De kijkers (en dat waren er toen ook al heel veel) zaten
tussen het kasteel en het voetbalveld en hadden dus een heel goed overzicht.
Van belichting was uiteraard geen sprake maar de muziek klonk even goed uit
de boxen. De keurploeg telde toen meer dan 50 jongens. Wie tijdens het
optreden even niet deelnam, stond flink rechtop in een rij en volgde aandachtig
het verloop. Niks rondlopen of zitten dus! Je merkt ook wel dat de
toestellen de vergelijking met onze huidige toestellen niet goed
doorstaan. De reuzegrote springplank, bijvoorbeeld, is de voorloper van de
mini-trampoline en van landingsmatten was er geen sprake. Allemaal factoren
die het turnen toch wel iets riskanter maakten en die ook de moeilijkheidsgraad
verhoogden.
Parallel met de keurploeg van de lagere school was er ook een keurploeg in de humaniora (wat tegenwoordig ASO is in ons college). De lesgever was Louis Noels, de turnleerkracht van die humaniora. Leerlingen die de overstap van de lagere school naar het eerste middelbaar maakten, konden van de kleine keurploeg naar de grote overstappen en zo hun hobby blijven beoefenen. Later, in het begin van de jaren zeventig, vloeide de ene keurploeg over in de andere zodat er van toen af nog één keurploeg overbleef. Sommige oudere leerlingen bleven naar de kleinsten komen om een helpende hand te bieden, een gewoonte die nu, meer dan veertig jaar later nog altijd bestaat. Deze manier van werken stelde ons in staat om in kleinere groepjes te werken, volgens niveau, wat een veel groter rendement tot gevolg had.