ZOEKEN NAAR HET VERLORENE
Zacheüs
Zacheüs was een tollenaar
die rijkdom had verworven.
Het scheelde net een haartje maar
of hij had het verkorven.
Hij wisselde en leende geld
voor vreemden en aan armen.
Hij had zich zo heel rijk geteld
en kende geen erbarmen.
Doch op een dag kwam Jezus langs
en hij wou ook gaan kijken.
Maar dit verlangen had iets bangs.
Hij kon Hem niet bereiken.
Hij was te klein om Hem te zien,
veel kleiner dan de massa.
Ja, anders telde hij wel voor tien,
eens thuis en aan de kassa.
Maar hier zo op de straat alleen,
achter die vele mensen,
had hij geen waterkans, niet één.
Het bleef, dacht hij, bij wensen.
Tenzij hij in die hoge boom
voor zijn kantoor kon klimmen.
Daar zat hij dan als in een droom
om wat hij zag te glimmen.
Hij hoorde ook een stem die zei:
Zacheus, ik wil komen,
bij jou te gast zijn, dat zei Hij.
En hij begon te dromen
hoe alles anders worden kon,
nu Hij die met zijn preken
zovele mensen voor Hem won,
zijn naam ook uit wou spreken.
Zo kwam een rijke tollenaar
door Jezus tot nieuw leven.
God, laat ook mij, je schuldenaar,
eens zon dag beleven!
© Piet Thomas
Het lied van dwaze en wijze meisjes
Tien meisjes gingen naar een feest.
De bruidegom liet op zich wachten.
Vijf zijn er tevergeefs geweest.
Vijf andere waren wijs en lachten.
Hoe is dit in zijn werk gegaan?
De dwaze meisjes gingen slapen.
Toen kwam de bruiloftsstoet er aan.
Ze konden het bij dromen laten.
Om lampen weer bijeen te rapen
en ze te vullen was geen tijd.
Niets kon die meisjes verder baten.
Hun restte bitterheid en spijt.
De wijzen hadden meer geduld.
Zij hadden olie laten halen.
Zij gingen blij en zonder schuld
achter de stoet mee naar de zalen.
Daar werd het feest dan voortgezet
met dans en wijn, muziek en spijzen.
De dwazen grepen naast het net,
het vreugdefeest was voor de wijzen.
© Piet Thomas
Heer, als ik honger heb
Anoniem. Uit het Frans
Heer, als ik honger heb,
zend iemand die me voedt.
Heer, als ik dorst heb,
zend iemand die me laaft.
Als ik het koud heb,
iemand die me kleedt.
Als ik verdriet heb,
iemand die me troost.
Weegt mijn last te zwaar,
laad er die van anderen bij.
Heb ik nood aan tederheid,
deel dan ook de mijne uit.
Laat uw wil mijn voedsel zijn.
Uw genade zij mijn kracht
en mijn rust uw liefde.
Laat mijn hele leven zijn
een geschenk dat ik bewaar
tot de allerlaatste dag,
tot de dag waarop Gij zegt:
nu neem ik het weer bij mij.
(vert. Piet Thomas)
Gods liefde
Naar een oud joods gebed van het jaar 1000
Als alles buiten donker is
en ik bij vrienden ben
die mij niet meer verstaan,
dan wend ik mij van hen tot jou
en vind ik liefde in je ogen.
Als alles in mij donker is
en ik mezelf veracht
om wat ik heb misdaan,
dan wend ik mij van mij tot jou
en vind ik liefde in je ogen.
Als je gelaat zo donker is
dat ik er bang van word
en denk: nu is t gedaan,
dan wend ik mij van jou tot jou
en vind ik liefde in je ogen.
© Piet Thomas
Verloren zoon
Zoeken naar je vrede.
Reizen naar je licht
langs de grijze steden,
op één droom gericht:
je genade vinden
waar ze op mij wacht.
Onbegrepen Vader,
geef dat ik niet wijk
doch je steeds meer nader
en mag zeggen: kijk,
hoe Hij ons beminde!
Liefde is zijn kracht.
Door je woord bewogen
wil ik naar je toe,
tot ik opgetogen,
alle schijngoud moe,
eens mag ondervinden
hoe je naar me lacht.
© Piet Thomas
Wij wandelden in duisternis
Jesaja 9 (1-6), Mattheus 4,1
Wij wandelden in duisternis.
De schaduw van de dood
die over alle mensen is,
werd onheilspellend groot.
Maar toen liet Gij uw luister zien.
Uw licht was ons nabij.
Gij waart met ons, God, en sindsdien
zijn onze dagen blij.
Ver weg van juk en drijversstaf
hebt Gij uw volk geleid.
En de vervolgers wijken laf
nu Gij ons hebt bevrijd.
Geboren werd ons in de nacht
uw aangebeden Zoon.
De eeuwen hebben Hem verwacht.
Hij heeft bij ons gewoond.
En nu nog duurt zijn heerschappij,
zijn vrede en zijn kracht.
U dankend, God, gedenken wij
het heil dat Hij ons bracht.
Wij wandelden in duisternis,
in droefheid en in dood.
Maar God die onverganklijk is,
werd onze bondgenoot.
© Piet Thomas
17-01-2017, 00:00 geschreven door Piet Thomas 20 
|