Wat uit deze voorbeelden dus blijkt is dat taal een zeer groot en verscheiden begrip is. Wanneer we dus praten over taal, dan gaat dat niet over de Nederlandse taal alleen! Het Nederlands is slechts de spraakklank van één bepaalde gemeenschap; nl. de Nederlandse, en mag dus zeker niet veralgemeend worden tot één begrip; nl. taal.
Taalfilosofie kan je slechts begrijpen wanneer je de grote lijnen van de taalgeschiedenis kent. Daarom nog deze korte inleiding...
De geschiedenis van de geschreven taal is zeer concreet. Vermoedelijk ontstond het schrift zo'n 5.000 tot 6.000 jaar geleden in Soemerië en later in zeer uiteenlopende gebieden van de wereld, zoals Egypte, de Indusvallei, China en Meso-Amerika.
Over de begindatum van de gesproken taal kunnen we echter niet zo duidelijk zijn, temeer omdat we daar geen bronnen van hebben. Algemeen wordt aangenomen dat de taal en de mensheid samen ontstaan zijn.
Wanneer we even de definitie van taal opzoeken, dan vertellen zowel internetsite Wikipedia als de dikke Van Daele ons dat taal een typisch menselijk communicatiesysteem van spraakklanken is waarmee men zijn gedachten en gevoelens aan anderen wenst kenbaar te maken.
Ikzelf echter, en met mij ook vele wetenschappers, zijn het niet eens met deze omschrijving.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat taal niet zo'n unieke menselijke eigenschap is als de definitie laat uitschijnen.
Menselijke taal kan je eigenlijk beschouwen als niet meer dan enkele ontwikkelde kreten. Kreten die ook door apen, beren, koeien, varkens, ...voortgebracht worden. Je zou dus kunnen stellen dat de 'dierentaal' een soort van beginstadium van taal is en dat onze 'mensentaal' een vergevorderde versie van de communicatie is zoals wij die kennen bij bijvoorbeeld apen.
Dat kan je trouwens nog zeer goed horen in het Chinees, dat voor ons Westerlingen lijkt als het samengaan van een reeks kungfu-kreten (bestaande uit verschillende tonen), zoals dat bijvoorbeeld ook het geval is bij enkele apensoorten.
Dierentaal en mensentaal zijn dus eigenlijk dezelfde, met dat verschil dat onze taal een sterk geëvolueerde vorm is van de dierentaal.
Persoonlijk denk ik dat dit fenomeen dan ook volledig zou aansluiten bij de evolutietheorie van Darwin, waarbij je er mag van uitgaan dat wij afstammen van de apen. De mens is een geëvolueerde vorm van de aap en dat uit zich niet alleen in nieuwe uiterlijke kenmerken zoals rechtop lopen, maar ook in verstandelijke kenmerken, zoals het uitbouwen van ontwikkelde kreten, die wij dan universeel vastleggen en die wij de naam taal geven.
Mijn vermoeden kan bovendien ook bevestigd worden door wetenschappelijk onderzoek.
Uit testen blijkt dat mensen ook hun rationele centra van de hersenen inzetten terwijl apen enkel hun emotionele delen van het brein aan het werk zetten. De ontwikkeling van dit rationele deel in de hersenen kenmerkt de verstandelijke evolutie van aap naar mens en is dus een éérste reden en voorwaarde voor het uitbouwen van een gecontroleerde mensentaal.
Een tweede voorwaarde was er één op fysisch vlak. Door de evolutie van de schedel kwam het strottenhoofd steeds hoger te liggen. Hierdoor was men in staat veel meer verschillende tonen te produceren en dus een groter vocabularium te ontwikkelen.
De ontwikkeling van mens tot aap kan je dus niet alleen zien, je kan het ook duidelijk horen.
Ook filosoof René Descartes baseerde zich op dit standpunt om de volgende uitspraak te doen: 'het dier is een machine, net zoals het lichaam van de mens'. Mijns inziens, is Descartes dan ook een voorloper van het latere Darwinisme. Descartes had immers al in de 16de eeuw door dat zowel de mens als de aap een passief en natuurlijk instinct bezaten om te communiceren. De mens beschikt dezer dagen echter niet alleen over een instinctieve manier om te spreken, vermits we ook controle hebben over onze taal. Dit vergt echter wel enige tijd en feeling om dat onder de knie te krijgen (cfr. Een baby die leert praten heeft het instinct in zich om te praten en enkele woorden 'uit te spuwen', maar na enige tijd zal hij in staat zijn om een gecontroleerde zin op te bouwen). Vanuit dit standpunt kan je dus ook duidelijk zien dat wij van de apen afstammen en dat wij net als hen een drift bezitten om te praten, maar dat wij dat instinct wel kunnen controleren, in tegenstelling tot de apen.
Onze taal is dus duidelijk één van de vele restanten waardoor je kan zien dat wij van de apen afstammen. Volgens Freud bezitten wij bijgevolg ook onbewuste dierlijke driften.
Op het eerste gezicht lijkt deze stelling niet veel met taal te maken te hebben, zij het niet dat Freud met deze uitspraak een belangrijke nuancering geeft aan het nurture-standpunt in het nature/ nurture debat...
Dit debat is de discussie of eigenschappen aangeleerd (nurture) of aangeboren (nature) zijn.
Wie kiest voor nature, kiest dus voor genen en wie kiest voor nurture, kiest dus voor omgevingsfactoren.
Onder andere filosofen als John Locke, John B. Watson en Simone de Beavoir zijn grote voorstanders van het nurture-standpunt. Zij stellen dat de menselijke geest een ongeschreven blad, een tabula rasa is, dat door ervaringen beschreven moet worden.
Met betrekking tot het onderwerp taal, kan je stellen dat deze filosofen van mening zijn dat
mensen lichamelijk de mogelijkheid bezitten om taal te verwerven, maar dat de invulling daarvan komt van buiten, door ervaring en opvoeding. Taal wordt geleerd, begrippen staan niet bij voorbaat vast.
Ikzelf ben echter van mening dat bovenstaande standpunt niet volledig is. Het ingenomen nurture-standpunt klopt inderdaad, maar is volgens mij het gevolg van enkele nature-aspecten. Daarom ben ik bovendien van mening dat mensen bij het leren van een taal oproepen wat zij onbewust al weten en wat in de geest aanwezig is. Innerlijk beschikken mensen over een aangeboren programma, dat de situatie in de buitenwereld begripsmatig uitlegt en tracht over te brengen via taal. Volgens mij bestaat er dus een wisselwerking tussen nature en nurture, waarbij nurture het logische gevolg is van een aangeboren nature.
Een andere filosoof, naast onder meer Freud, die bijna zijn volledige leven gewijd heeft aan de taalfilosofie is Ferdinand De Saussure. Taal is volgens De Saussure onmogelijk tot enkelvoudige elementen terug te voeren.
Woorden zijn niet de laatste betekenisdragende elementen. Ze zijn nog in kleinere deeltjes op te breken: klanken. Die staan weer niet op zich, maar hebben een relationeel karakter. Daardoor komt het dan ook dat wanneer iemand je in een voor jou vreemde taal aanspreekt, je geen woorden maar een keten van klanken hoort. Word je met een vreemd schrift (vb. Chinees) geconfronteerd dan zie je slechts lijnen en punten.
Geen enkele gedachte laat zich uit deze klanken of strepen afleiden en taal laat zich dus bijgevolg samenvatten als slechts 'een systeem van tekens'. Deze filosofische stroming noemt men het taalkundige structuralisme, waartoe De Saussure, maar ook Nietzsche en Freud behoorden.
De structuralist beschouwt taal als een systeem waarin het talig teken een zekere waarde verkrijgt door het af te tekenen met andere taaltekens. Elk afzonderlijk teken staat voor een relatie tussen 'het betekende' (de gedachte achter de letters) en de 'betekenaar' (het concept), of in termen van Saussure tussen "un concept et une image acoustique". Het proces van betekenisgeving (signification) is gebaseerd op de willekeurigheid van het taalteken, hetgeen wil zeggen dat de connectie tussen de twee delen (waaruit het teken bestaat) door gewoonte in stand wordt gehouden en volledig abitrair is.
Of nog anders gezegd: één betekenaar kan verwijzen naar verschillende betekenden. De betekenaar hond (als klank) kan verwijzen naar het concept van een 'viervoetig zoogdier', maar ook als betekende naar iemand die een gemene streek uithaalt.
Een laatste filosoof die zeker een rol van betekenis heeft gespeeld in de taalfilosofie is de Oostenrijkse-Britse Ludwig Wittgenstein. Hij werd vooral bekend omwille van zijn prachtige werk 'Tractatus' waarin hij taal ziet als afbeelding van feiten (=afbeeldingstheorie)
Wittgenstein heeft met zijn afbeeldingstheorie geprobeerd aan te tonen dat taal en wereld dezelfde logische vorm hebben, om zo te verklaren hoe taal de feiten beschrijft.
Wittgenstein stelde dat een uitspraak in een taal verwijst naar een bepaalde stand van zaken. De uitspraak is een afbeelding van het bedoelde. Als ik tafel zeg, bedoel ik datgene waarnaar dat woord verwijst, namelijk dat stuk hout op vier poten. Daarom maakt het ook niet uit als we praten over zo'n ding in een huis waardoor het licht naar binnen valt, of we het een raam of een venster noemen. Het gaat namelijk om het afgebeelde en niet om het woord zelf.
Nu ontstaat er echter een nieuw probleem. Hoewel een zin op een zeer duidelijke manier feiten kan weergeven, kan je nooit weergeven hoe de afbeelding van jouw zin met de werkelijkheid samenhangt want de feiten die je dan opnoemt zijn namelijk niet de werkelijkheid zelf. Op één of andere manier moet de boodschap bij iedereen duidelijk zijn. Als je de feiten noemt, moet de luisteraar zelf het verband kunnen leggen met de werkelijkheid. Je kan alleen maar de feiten beschrijven, de luisteraar moet zich inbeelden hoe de werkelijkheid zou zijn als het door de verteller genoemde feit waar is. Een zin begrijpen is volgens Wittgenstein dan ook niet meer en niet minder dan het beseffen, weten wat er aan de hand is, als het in die zin beschreven feit waar is.
Daarom is het ook logisch dat je Latijnse teksten van bijvoorbeeld Tacitus onmogelijk kan vertalen, maar wel heel goed kan begrijpen. Je weet en beseft namelijk welke afbeelding Tacitus probeert te schetsen zonder dat je in het Nederlands letterlijk kan vertalen wat Tacitus zegt in het Latijn.
Tenslotte zou ik ook nog eens willen benadrukken dat taal steeds een 'work in progress' was, is en steeds zal zijn. Taal evolueert nog altijd en steeds zal dat ook nog doen de komende jaren.
Wanneer de wereld morgen zou vergaan en men mij de mogelijkheid laat om iets achter te laten voor eventuele latere bewoners van de Aarde, dan zou ik resoluut een stuk poëzie kiezen om achter te laten.
Dit omwille van de reden dat slechts een simpel stukje papier met enkele tekens, een prachtig beeld kan schetsen van het verstand en de emotionaliteit van de mensheid.
Daarom wil ik de taal ook dankbaar zijn dat ze mij in staat heeft gesteld dit filosofisch werk te schrijven en het aan jullie en andere medemensen over te brengen.
Bronnen:
www.wikipedia.org
www.filip.filosofie.be
www.denkwater.nl
www.citaten.net