en Polinus, gij die klok klepel
deed rammelen om het meest.
Hier is t vandaag met vork en lepel,
ter uwer ere feest.
Polinus (Leemans ) was de klokkenluider van Meise
Voor arm en rijk, voor jong en oud,
Voor allen die bestaan;
Van s morgens vroeg, doorheen de nacht,
Zijn wij het uur, En
slaan
Ter kerke roepen wij de schaar,
Godvruchtig door en door;
En over straten, pleinen, velden,
Is t luiden dan, Sonoor
Verliezen wij een ware vriend,
- zo zeldzaam hier beneen
Wiens heengaan diep ons harte grieft,
Dan treuren wij Meteen
Nu naakt de zon de westerkim
En gaat het al ter rust;
Het woud verstomt, de avond valt ...
Dan zingen wij Vol
lust
Vertaling van Bell moods van Kamiel
Lefèvre, de Vlaamse beiaardier in New-York
Hij slaat zijn vaste vuisten warm
en spant van elke toon de worp.
Hij weet zich diep aan handen arm
in d hoogste kamer van ons dorp.
Maar als zijn lied naar d aarde sneeuwt
en smelt in t zoelen van de wind,
en menig heimwee opengeeuwt
zoals een vers ontwakend kind...
Ik lag met open ogen in het gras
en heb mijn moeheid met zijn rust omzoomd.
Tussen mijn hart en het gebroken glas
der klokken heb ik blij van God gedroomd.
Een koele dreef vol donkre banken !
En altijd weer kristallen klanken
die als een zilvren duivenvlucht
wegruisen in de ijle lucht.
O Bruegeldorp in Brabants bloeien :
leer met uw lied dit volk vergroeien !
Zet hart en ziel vol feestmuziek !
Maak gans dit dorp tot Godskantiek !
Wil Meise met uw gloed omweven
en leer ons allen, t hoofd geheven,
te staren naar uw trotse toren
omstraald door goudste morgengloren !
Wat pret al dat leven,
die stoeiende vlucht
van tuimelende klanken
gestrooid over straat,
langs daken en gevels
uit zonnige lucht !
Bart
Govaerts (Antwerpen)
Te Meise in de meienacht
heb ik geluisterd en getracht
na te zeggen in simpel woorden
de boodschap van uw klankakkoorden
die diep in hart en ziele dringen.
De klokken van Meise
Met zevenenveertig hangen ze in de toren;
Aan balk en ankers stevig vastgeklemd.
Elk laat haar eigen toontje horen,
Scherp door de klokkengieter afgestemd.
Geen dag kan aan hun waakzaamheid ontsnappen;
Geen uur zal hun vernuftig raderwerk ontgaan.
De wijzer die naar zes of twaalf durft stappen,
Doet fluks een rilling door de klepels gaan.
Ze klinken welkom op elk pasgeboren leven;
Bejubelen een versbeloofde huwelijkstrouw.
Ze treuren mee als weer een mens moet sneven;
Schallende herauten bij elke vreugde of rouw.
Galm dag en nacht dan over onze daken!
Wek stout ons oor met tingeling of gebons!
Blijf onverlet in onze toren waken!
Klokken van Meise, gij zijt een stuk van ons.
De Beiaardvrienden
Van laag naar hoog soms
breed en fel
weerklinkt ons klokkenspel van traag
naar snel
een gong een bel ons
aller beiaardspel.
Martinus deelt de
beiaard speelt
eenieder zingt het lied van t
warme hart
in brons gevat en mooier kan het niet
Het pleintje danst rond
Jan en Mie
de reuzen vieren feest en op
het dorp
drumt groot en klein nu voor de klokkenworp
Van oud naar nieuw soms
breed en fel
weerklinkt ons kokkenspel soms traag
soms snel
een gong een bel ons
vrolijk beiaardspel
Voor
het beiaardtrio Jan, Jules en Theo
Klok en klepel , hamer brons
klinken kleurend klanken rond
trappend, stampend, bonkend
klingelend en beierend
tokkelend en slaand zo bont
dreunen klanken nu ter ere
van de trotse beiaardheren
Jan Van Gysel, Jules Van Campenhout en Theo Brams
schenker burgemeester pastoor
Aan
de beiaardier
Klok en klepel klinken
klingelend klankenkleur
bruisend brons briest bronstig.
Beierend en bonkend
stampend en tokkelend
tovert zo de tonen
van de beiaard boven
uit de trotse toren.
Gepubliceerd in Muziek van een helblauw blad Marleen
Brutijn Zorro Uitgeverij 2014
|