(176-) A.Berghmans hield
op 12 september 1993 als inspecteur monumentenzorg en betrokken bij de
restaurering, een toespraak bij de plechtige voorstelling van het resultaat van
maanden intensief werk :
Toen ik in 1975 als kersverse inspectrice in dienst kwam van monumenten en
Landschappen, was mijn allereerste opdracht het restauratiedossier van de
muurschilderingen in de St.-Martinuskerk te Meise. Hieruit moet u niet afleiden dat het dossier
18 jaar lang op mijn bureau gelegen heeft.
Het probleem was complex, voorstudie was noodzakelijk, en het werk
vereiste gekwalificeerde restaurateurs.
De administratieve weg was lang en met veel hindernissen. Uiteindelijk zijn we dank zij een goed
samenwerkingsverband toch tot het resultaat gekomen dat u vandaag kan
bewonderen.
Het was de kerkfabriek die in 1975 bij mijn bestuur het initiatief nam tot de
restauratie. Zij stelde ons toen
namelijk de vraag of de overschildering van de muurschilderingen weer weggenomen
konden worden en of dit werk dan ook gesubsidiëerd kon worden. Amper 13 jaar te voren waren zij bedekt met een latexlaag. Dit had luid
protest uitgelokt bij monumentenzorgers, maar het kwaad was geschied. De omstandigheden waarin de overschildering
gebeurde zijn bekend : de muurschilderingen waren in zeer slechte staat en men
wanhoopte voor de restauratie. Maar dit
vergoelijkte de zo radicale ingreep niet, die zoals thans bevestigd is, heel
wat schade en verlies op de schilderijen zou teweeg brengen. Het was daarom
niet onmiddellijk evident dat ook nog een belangrijke som gemeenschapsgeld moest
besteed worden aan de vrijlegging. Maar
de kerkfabriek liet niet af. Vooral de
toewijding en de vastberadenheid van de heer Noppen, schatbewaarder, wil ik hier
in het bijzonder gedenken. Zo ontstond
langzaam de goodwill binnen de betrokken administraties om het werk tot een
goed einde te brengen.
II (177) Nadat er meerdere vooronderzoeken gebeurd waren stond vast dat de
latexoverschildering kon verwijderd worden en dat de toestand van de
onderliggende schildering op de geteste plaatsen bevredigend was. De schilderingen waren met andere woorden nog
restaureerbaar. Dit was niet zo evident,
want zij hadden al een bewogen geschiedenis achter de rug.
Toen het interieur van de kerk in de vorige eeuw gerestaureerd werd waren er
geen schilderingen zichtbaar. Pas in
1861 kwamen er kleuren aan het licht doorheen de afbladderende kalklagen die
eroverheen gezet werden. In heel de kerk
ontdekte men op de gewelven geschilderd rankwerk met bloemen, en ook de
sluitstenen en de gewelfribben waren oorspronkelijk versierd. Op de kolommen van het schip vond men
Christus en de twaalf apostelen. Petrus op de paal vooraan recht achter de
noveenkaarsen was het langst zichtbaar, maar werd bij de restaurering
vergeten?! Naast het zijaltaar links in het noordertransept waren delen
zichtbaar van een familieportret, zoals in de documenten beschreven staat. Het was de periode dat er grote
belangstelling voor muurschilderingen ontstond.
Zij werden meestal gedocumenteerd enzo mogelijk gerestaureerd.
De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen kwam ter plaatse en
zorgde ervoor dat de gewelfschilderingen van het koor in 1864 gerestaureerd
werden door Meerts. Een proefrestauratie
van een apostelfiguur door Dauge werd negatief beoordeeld, en daar bleef het
ook bij. In 1868 werd opnieuw gekalkt en de schilderingen verdwenen
weer uit het zicht. Pas toen in 1895 de zijaltaren in het transept afgebroken
werden om door de huidige neogotische te worden vervangen, werd de aard en de
omvang van de oude muurschilderingen duidelijk.
Slechts drie taferelen waren herkenbaar : aan de Noorderkant de Dood
van Maria en de Annunciatie; aan de Zuidkant Het laatste oordeel; Zij werden gedateerd rond 1600.
III (178) Volgens het rapport van de commissieleden
Devriendt en Van Ysendijck waren de schilderingen in slechte toestand. Ik citeer : Elles ont beaucoup souffert, plusieurs parties sont
indéchiffrables, mais lensemble est interessant. A notre avis, elles
méritent une restauration sérieuse. En
zo geschiedde. François Meerts die de
gewelfschilderingen van het koor gerestaureerd had was ondertussen
overleden. Daarom werd er beroep gedaan
op diens leerling Middeleer om het geheel te restaureren en te
vervolledigen. Middeleer legde de oude
schilderingen vrij. Hij schilderde een
volledig nieuw tafereel aan de Noordkant namelijk De geboorte van Christus en
aan de Zuidzijde St.-Martinus met het paard.
Ook op het tafereel van Het laatste oordeel moesten grote partijen
vernieuwd worden. Hij restaureerde de
oude restanten naar best vermogen. Dit
betekent dat hij grote partijen overschilderde, zoals toen gebruikelijk
was. Over het resultaat was men in ieder
geval tevreden. De Noordzijde was
volledig aan Maria gewijd, die daar ook vereerd werd. Aan de Zuidzijde domineerde zoals vanouds
Het Laatste Oordeel, dat de gelovige iedere dag aan zijn sterfelijkheid moest
herinneren. Het geheel werd aan
weerszijden nog vervolledigd met een neogotische textielimitatie die de oude
schilderijen inkleedde, en de achtergrond vormde voor een nieuwe bemeubeling en
de heiligenbeelden.
IV (179) Het is begrijpelijk dat de muurschilderingen,
nadat ze in 1962 opnieuw overschilderd waren, een kwetsbaar gegeven vormden
waarvoor gespecialiseerde restaurateurshanden noodzakelijk waren. Wat het resultaat is van een gelukkig kleine
ingreep voor ongeschoolden, zal u rechts op het tafereel van Sint Hubertus
altijd blijven zien : op één strook is alle verf verdwenen en is nog slechts de
ondertekening bewaard. Hier werd een te
sterk middel beproefd om de schildering vrij te leggen.
De firma Support Surface, onder de leiding van Bernard Delmotte en Jan Verbeke,
die het nu voltooide werk kreeg toegewezen, heeft de restauratie uitgevoerd
volgens de regels van de kunst, met grote zorg en inspanningen en zeer
gewetensvol. Toen buiten alle
verwachtingen bleek dat het linker tafereel voor de overschildering ook nog
eens over het grootste gedeelte geëffend was door een plamuurlaag, hebben zij
deze hindernis met goed gevolg en met lange dagen extra werk genomen. Zij verdienen voor hun prestatie onze
welgemeende gelukwensen.
V (180) Het gemeentebestuur, dat uiteindelijk de
bouwheerschap van de werken op zich genomen heeft en de kerkfabriek, verdienen
alle lof voor hun initiatief. De Sint
Martinuskerk van Meise heeft haar muurschilderingen terug dank zij de
inspanningen van vele mensen. In het
bijzonder wil ik de heer Goedleven en mevrouw Buyle van mijn bestuur vermelden,
die de werken vanop iets verdere afstand daadwerkelijk behartigd hebben, en ook
het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, in de persoon van mevrouw
Masschelein en de heer Schudel, die ons met gespecialiseerde adviezen hebben
bijgestaan.
Het Bestuur Monumenten en Landschappen heeft de vrijlegging van de
muurschilderingen steeds aangemoedigd.
Kerkgebouwen waren van in de Middeleeuwen tot diep in de 19de
eeuw immers steeds beschilderd : in het wit of met kleuren, met figuratieve of
met decoratieve motieven, maar nooit was het blote parement in zicht. Dat was de staat van de ruwbouw. Omdat de beschildering van de kerkgebouwen
lange tijd ondergewaardeerd is geweest, ook door kunsthistorici en door
architecten restaurateurs, zijn er tijdens restauratiewereken vanaf het
midden van de 19de eeuw heel veel schilderingen verloren
gegaan. In deze kerk waren bijvoorbeeld
zoals reeds vermeld ook de gewelven en de zuilen van decoratieve en
figuratieve schilderingen voorzien. In
een periode waarin men liever blote natuursteen en baksteen zag heeft men
genadeloos al het pleisterwerk, inclusief de beschildering weggekapt.
Daarom is het belangrijk dat deze muurschilderingen weer vrijgelegd zijn,
namelijk als één van de schaarse resten die ons nog een beperkte, maar toch
oorspronkelijke kijk geven op het verleden.
De schilderingen kunnen nu ook bestudeerd worden en zullen ons wellicht
nog veel leren. A.Bergmans,
Meise 12 september 1993.
|