1709 Egidius Mos(t)mans, pastoor te Meise, stierf op
11 juli en werd opgevolgd door J.B. Bourgeois.
1711 Bij het overlijden van meester (t) Servranckx, griffier bij de
erflaatbank van St.-Gummarus te Meise, werd Judocus (De) Belde zijn opvolger op
26 juni 1711.
Op 16 december 1712 werd Judocus tevens benoemd tot meier, rentmeester en klerk
aan het laathof te Meise en Oppem.
1720 Op 26 oktober nam J.B. Bourgeois ontslag.
Op 3 november werd hij vervangen door Franciscus Caessens die reeds
pastoor was te Ramsdonk. Op 21 mei 1747
werd F. Caesens door Lodewijk XV koning van Frankrijk tot abt van Grimbergen
verkozen. De benoeming werd nadien
bekrachtigd door keizerin Maria Theresia.
Als pastoor van Meise werd toen Laurentius T. Van Volsem aangeduid.
1723 Samen met 14 andere pastoors deed pastoor Casens van Meise, Norbertijn van
Grimbergen, een klacht bij de
aartsbisschop van Mechelen in verband met het opdragen van zondagsmissen in de
Boskapel van Imde.
1725 Op 28 februari overleed Johannes Verplast, koster van Meise. Men vermoedt dat hij toen werd opgevolgd door
Henricus Van Doren, die op 7 januari 1755 overleed.
1728 In dat jaar werd ook beslist de pastorij van Meise te verbouwen.
1730Prelaat Augustinus van Eeckhout bouwde het naar het Westen gerichte deel
van de pastorij van Meise hetwelk aan het vorige deel daterend van 1647 1648
werd toegevoegd. Hij legde de eerste
steenop 6 juni 1730. Zijn wapen werd
boven de deur van de achtergevel (eertijds was dit de voorgevel) aan gebracht
met de leuze Ministerium tuum umple.
Het is wel eigenaardig dat de trap naar de verdieping in het
achtergedeelte zit en dat normaal bij de verbouwing de trap zou blijven bestaan
en in het oudste gedeelte zou moeten gezeten hebben.
1745 Op 23 augustus verschenen afdelingen van het Franse leger op het
grondgebied van Beigem. Het waren enkele
duizenden onder wie achter geblevenen van Meise, Wolvertem en omstreken.
1746 Op 19 mei vestigde Lodewijk zijn hoofdkwartier in de burcht van Boechout
om van daar Antwerpen te belegeren.
1747 Op 17 april tijdens de brand van de abdij van Grimbergen kwam Franciscus
Casens, pastoor te Meise, op het idee het H. Sacrament te halen en toen hij de
zegen over de vlammen gef, doofde het vuur langzaam uit.
Op 25 mei ontving Franciscus Casens van bisschop de Mirepoix het officieel
bericht van zijn benoeming tot abt van Grimbergen. Op 1 juni nam hij afscheid van zijn
parochianen te Meise en werd daarna feestelijk in een staatsiekots van baron
d(Hoogvorst feestelijk aar Grimbergen begeleid.
1750 Op 8 mei stierf pastoor Van Solthem te Grimbergen. Hij was geboren op 6 juni 1698 te
Brussel. Hij schreef twee
Nederlandstalige treurspelen : Pygmalion en Astarte.Hij was een begaafd
redenaar. Hij schreef ook nog een
toneelstuk ter ere van het Sakrament van Mirakel dat gedrukt werd te Brussel
bij De Grieck in 1735.
Nico Ferro of Norbertus Terro, pastoor te Meise vanaf 25 juni verkocht het
goulederen behang van de St.-Martinuskerk dat door pastoor De Pottere werd
aangebracht.
Op 23 november stierf prinses de Berghes St.-Wino de Raches. Zij was de eerste vrouw vanJoseph Ignace
François Vander Linden d Hoiogvorst (+14.12.1786).
1753 Op 21 juli stierf pastoor Norbert Ferro.
Hij was 53 jaar oud. Op 4
augustus werd Frnaciscus Xaverius Lemire pastoor te Meise. Hij was er reeds onderpastoor van 30 maart
1741 tot 4 december 1746. Dan werd hij
pastoor te Grimbergen tot 1753. In 1770
werd hij landdeken van Brussel West. Hij overleed in 1772 op 24 april.
F.X. Le Mire had Rasquin als onderpastoor.
Hij betitelde zichzelf als Pastor in Meys et NovoSarto (Nieuwenrode),
Oppem et Zxdonck (thans Kapelle op den Bos).
In 1753 werd voor de relikwie van St.-Elooi een zilveren reliquaire gemaakt.
Kort na zijn aanstelling als pastoor van Meise bestelde Xavier Le Mire bij beeldhouwer
Durey een n ieuw beeld voor hetMaria altaar, een votiefbeeld nl. een Lieve
Vrouw van den Rozenkrans, wat betaald werd uit het offer van de
Rozenkrans. Dit wees op het bestaan op
dat ogenblik van een broederschap van de Heilige Rozenkrans te Meise.
Op 4 oktober 1754 werd het nieuwe beeld piëteitsvol op het Maria altaar
geplaatst. In 1766 werd het omhangen met
mooie rijke stoffen geschonken door een edele jonkvrouw nl. Charlotte
Constance, oudste dochter van Melchior Franciscus Roose, varon van Boechout.
1754 Op 13 oktober werd op het kasteel van Boechout te
Meise het zilderen priesterjubileum van Carolus Navez, kapelaan aldaar,
luisterrijk gevierd. Waren aanwezig :Baron en barones d Hoogvorst met hun zoon en twee
dochtersgraaf van Hombeek, broer van baron d Hoogvorst raadsheer van Langendonck drossaard Midavin
s Avonds werd een komediestuk opgevoerd dat niet minder dan 4 uur duurde.
1757 Prinses Anna, weduwe van prins Willem Friso van Oranje Nassau, heer van
Grimbergen, verkocht aan de prinses de Berghes al haar rechten op de baronie en
het land van Grimbergen. Hiermee
eindigde de geschiedenis van de Nassaus in het Land van Grimbegen.
1762 Na de dood van meester Francis Norbertus (de) Belde (ook Belden genaamd),
griffier en meier van de laatbank te Meise, Oppem, Wolvertem en Beigem van
St.-Gummarus, ook nog koster te Liesele, werd Franciscus Steen benoemd op 5
maart te Lier tot meier en griffier van dezelfde laatbank.Hij was geboren te
Ruisbroek. Hij legde de eed af op 20
maart.
In de beschrijving van de pachtvoorwaarden is er geen sprake van visrecht, wel
van het Groot Hof, land, weiden, vijverblok aan het Elbosch in het Vossenhol te
Oppem en Meise; en van het Klein Hof, weiden, landerijen aan de Grote en Kleine
Cabbeek, Ossel en Wemmel.
1767 Onderpastoor Stoefs verhuisde naar de parochie Rossem.
1771 Franciscus Xaverius Lemire, pastoor van Meise en landdeken, vierde in
oktober het gouden jubileum van zijn intrede in de abdij.
Op 23 novemer stierf priester Franc Salis Wauters. Hij werd voordien vermeld als priester te
Meise.
1772 Op 24 april stierf pastoor
Franciscus Xaverius Lemire van Meise.
1773 Op 9 maart werd Jos Rasquin pastoor te Meise en dit tot 24 april 1795,
toen hij als gebroken man terug keerde
naar de abdij van Grimbergen, die kort daarop werd afgeschaft, waardoor
Rasquin moest rond zwerven. Hij overleed
op 24 juli 1804.
Adriaan De Coster werd ook vermeld als pastoor of onderpastoor van Meise,
wellicht tijdens de periode tussen 24n april 1772 en 9 maart 1773.
1774 Toen was Van Haelen onderpastoor te Meise.
1776 Na de begrafenis van abt De Rondeau op 17 januari 1778 koos het
abdijkapittel twee commissarisen, Franciscus Dujardin, kapelaan op het kasteel
van Boechout, en Cornelis Brion, conventheer.
Op verzoek van abt du Rondau maakte landmeter J.B. Nieuwenhuyze het gekend
Tabula geographica, een metingsboek waarin de gronden, cijnzen, tienden enz.
van de kerk en Tafel van de H? Geest van Meise en St.-Brixius-Rode zijn
afgelijnd. Het werk bevat 64 folios met
een tekening van het wapen van abt du Rondau
De parochie Oppem wordt onafhankelijk van Meise.
1780 Bij pastoor J. J. Rasquin van Meise werden Mahy en Van Olm vermeld als
onderpastoors (kapelaans).
Voor Brussegem en Meise hadden de abdij
van Grimbergen en de heren van Grimbergen het bestuur in handen. Verder waren er de baronies te Oppem, Meise
en het Hof ter Hasselt. Het veraf
gelegen Kamerrijk was gedurende lange tijd de zetel van ons bisdom.
1786 1789 Te Meise waren volgende Norbertijnen toen als geestelijken :
pastoor Rasquin, onderpastoor Van de Velde en kapelaan de Mary. Op het kasteel van Boechout was Dujardijn
kapelaan bij baron Roose.
1787 Baron d Hoogvorst van t Hof te Meise leefde verscholen in de pastorij
van Oppem onder Brussegem. Ook twee
jongens uit Meise zijn toen naar Holland getrokken nl. J. De Pauw van de
herberg St.-Merten en P. Vits, bakkerijzoon tegen het hof vn de pastorij. Dit schreef onderpastoor Heylen te Meise.
1789 1799 Tijdens deze periode woedde de Franse revolutie. In onze streken heerste er een
schrikbewind. De St.-Martinuskerk, de
St.-Elooikapel en de pastorij van Meise
ondergingen opnieuw verwoestingen. Omdat
de Franse soldaten de kerkschatten stalen werd de kelk en de reliekhouder van
de St.-Elooikapel verstopt in de tuin van de koster.
1790 Pastoor Norbertus Heylen van Grimbergen was onderpastoor te Meise van 4
november 1790 tot 16 juli 1795, toen hij pastoor werd in Grimbergen. Hij was de man die menig geschiedkundig
geschrift naliet over de oorlogsgebeurtenissen van zijn tijd, in het bijzonder
de invallen van de,Fransen.
Willem Neva of Nica werd pastoor van Meise tot 1808, in opvolging van pastoor
Rasqin.
Onderpastoor Van de Velde en kapelaan de Mary, bijgenaamd de stoker van
Meise stelden zich aan het hoofd van
een stel vrijwilligers van Meise om Van der Noot te steunen. Ook abt Maras stelde P. Vits aan het hoofd
van de jeugd van Meise. De onderpastoor
aalmoezenier werd vermoord door twee hoesaren (huzaren) op 22 september 1790
nabij Fellon.
1794 Op 26 april kwam prins Ernst, zoon van de Engelse koning naar Grimbergen
om de Oostenrijkers te helpen De volgende zondag kwamen de Hollandse troepen in
de abdij met wel vijftig wagens. Hun
aantal was zo groot dat zij in de omliggende dorpen werden ingekwartiers, ook
te Meise en Oppem.
Op 11 juli deden de sansculotten hun intrede te Brussel. Te Meise vernielden ze op die dag de
kunstglasramen in de st.-Martinuskerk.
Nog op die dag had E. H. Heylen, onderpastoor te Meise en St.-Brixius-Rode
de mis gelzezen (feestadag van de H. Norbertus)
De koster had de relikwie van St.-Eligius en de zilveren kelk begraven
in zijn tuin.
Op 13 juli ging pastoor Margé van Meise in gezelschap van de pachter van de
abdij langs een binnenweg van Grimbergen naaar Meise. Hij had burgerlijke kleren aangetrokken. Toch werden ze tegen gehouden door 4 Franse
soldaten.. Een keuterboer uit de buurt
sloeg echter zo een hge toon aan dat deze soldaten vreesden dat er nog meer
boeren zouden ingrijpen en dropen maar liever af. Margé besloot toen naar Holland te vluchten,
waar hij gedurende één jaar verscholen bleef voor hij terug keerde.
Op het hof te Hasselt zat toenpachter Van Hemelrijck.
1794 95 De winter was bijzonder streng en er was grote armoede. Er sneuvelden toen veel bomen in het domein
Boechout. Het Hof te Meysse en
hetkasteel van Boechout werden in beslag genomen. Er werd veel geplunderd en onder leiding van
Heger verdween alles wat waardevol was.
Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard.
1798 De kerk van Meise werd zwaar beschadigd en bleef geruime tijd buiten
bereik.
Graaf Roose werd aangehouden en naar Frankrijk gevoerd.
1799 Op5 september stierf Franc. Guill. Dujardin als slotkapelaan van het
kasteel van Boechout. Hij was slechts 49 jaar.
Hij werd vervangen door Ludovicus Franciscus de Mary die op 86 jarige
leeftijd stierf op 30 mei 1813.
In de archieven van de abdij van
Grimbergen berust het dagboek van Norbertijn Heylen , onderpastoor in Meise en
dichter (ca. 1800) . Hij schreef :
de kapel van Rode heeft ook geplekt gestaen en met voorwaarde van voor drie
maanden afgebroken te worden. Die van
Rode hebben dan een verzoekschrift opgestuurd, zeggende dat hun kerke geen
kapel was maar gelijk een parochiekerk, hebbende een kerkhof, een afzonderlijke
koster en inkomsten en goederen voor armen
en die afgescheiden zijn van die van Meise.
Dit verzoekschrift werd ingewilligd en de kerk van Rode bleef bestaan.
|