136 Data Bettesone
684 Reeds in dat jaar zou er te Meise een kerkje
bestaan, met als patroonheilige Sint Maarten.
Strombeek hing trouwens in de VIIde eeuw reeds kerkelijk af van de
parochie Meise.913 De hertog van Brabant
zag zich verplicht tegen de Berthouts een burcht te bouwen te Boechout
Meise. De oorlog van Grimbergen zou
ongeveer twintig jaar duren.
1007 De Hasseltbergkapel bleef steeds binnen de grenzen van de parochie Meise
niettegenstaande zij wordt beschouwd alseen grenskapel voor Meise, Wolvertem,
Oppemen Sint-Brixius-Rode.
1211 Het duurde tot dit jaar voor dat de Crainhems onder Willem hun tiende
recht van 1182 te Meise definitief afstonden aan de abdij van Ninove. Het betrok ook de afhankelijkheden van Oppem
en Sint-Brixius-Rode. Werden hierbij als
getuigen opgeroepen :
- Magister Henricus, sacerdos de Menz (seculier priester)
- Magister Aegidius als tweede priester van Meise
- ridder Arnoldus de Menz en ook ridders te Meise verbleven zoals Franco Lupus en Walterus Bose
Een zuivere gift zal dit niet geweest zijn vermits de aartsdiaken in een
oorkonde van 1223 verklaarde dat de abdij van Ninove o.a. vier betwiste bunders
had aangekocht.
Ook nog in 1220 trad Henricus nog eens op als getuige bij een gift vanArnulph,
ridder van Meise, eveneens ten voordele van de abdij van Ninove.
1231 Hesselinus, pastoor van Meise moet ook rond deze tijd overleden zijn. En dit
op 14 mei (vermoedelijk nog voor 1231). Pas
na de dood van deze pastoor werd een kannunik van Grimbergen aangesteld als
pastoor in Meise. De bevestiging van Nikolaas
vanKamerijk gebeurde pas op 6 maart 1258.
Na frater Mattheus werd pater Gerardus vermeld te Meise. Hij
was zelfs deken.
1249 Op 8 december schonkNiklaas, bisschop van Kamerijk aan de abdij van Grimbergen
het recht de parochies van de abdij te Wemmel en te Meise, zodra vacant, zelfs
in de plaats van seculiere priesters aan te stellen.
1260 Op 8 maart werd frater Mattheus aangesteld tot deken van Meise (was tot
voor die datum pastoor te Meise) Cartularium II, folio 219 en 220.
1262 Frater Gerardus plebanus of deken
van Meise volgde frater Mattheus op en was zo de tweede priester die door de abdij van Grimbergen werd
geleverd. Hij trad op als getuige in een
brief van 1262 van Joannes Gieronis cognomento de Wert, scabinus Bruxellensis
aan de abdij van Grimbergen.
1287 Bisschop Willem van Kamerijk bevestigde dat de parochie Meise de
afhankelijkheden Oppem, Rode en Amelgem bezat en ook de kapel van Hasselt 1287
sbbato post Trinitatis op 7 juni 1287.
1292 De landheer hertog Jan I deed een poging om het strafstelsel over heel Brabant
op een meer gelijke manier in te richten en aan de plaatselijke herente
onttrekken.
De hoofdschepenbanken waren o.a. Kampenhout met o.a. Meise
1374 Oorlogsbelastingen na de nederlaag vanhertog Wenceslas te Bäsweiler op 22
augustus 1371 om de vrijlating te bekomen van gevangenen. Te Meise waren er toen 118
belastingplichtigen.
1416 Het Land van Grimbergen jomt in het bezit van de familie van Nassau tot
1757.
1440 Willem Frenarius (mogelijk Premarius), een kloosterling van de abdij van Grimbergen
werd pastoor te Meise tot 1475. In het
orbituarium komt voor : Guil. Framary, pastoor in Meys, overleden op 13
novembe. Vermoedelijk is dit dezelfde
persoon en is het sterfjaar dat ontbrak 1475, het jaar waarop pastoor Petrus De
Mey in functie kwam.
1448 Het Land van Grimbegen, waarbij Meise en Oppem hoorden werd belast met
nobelgeld om de vesting van Antwerpen te onderhouden. Iedere gemeente moest ieder jaar een bijdrage
leveren. Voor Meise was dit 3 nobels of
een gouden muntstuk door Filips de Stoute geslagen in 1388.
1475 Petrus de Mey (de Messemaecker) werd pastoor te Meise tot 1513 of 1515.
1494 Op 29 december werd een bijdrage van 45 gulden 16 stuyvers en 6 oorden
opgelegd aan de clerus van Meise.
1499 In een schepenbrief van Grimbergen d.d. 14 april, verstuurd naar hertog Philippus
(Brabantà werd vermeld :
Jan Verschueren, koster, wonende te Meise, i.v.m. meisseniersrechten dat hun
dikwijls pertgelt is geëist geweest te Brussel
|