(1941)
De eerste
coniferen van deze collectie, zoals de mooie atlasceder
aan de Balatkas, werden overgebracht vanuit de Kruidtuin in
Brussel. De rest werd vanaf 1978 geplant. De planten
staan gerangschikt per plantengeslacht. Verschillen
in vorm en
groeikracht zijn eenvoudig te onderscheiden.
In de zuidhoek van de Plantentuin in Meise bevindt
zich deze verzameling coniferen.
Deze oeroude groep planten bestond voor de bloemplanten. Zij zijn meestal
groenblijvend, alhoewel de Lorken, Moerascipres, Watercipres
en Glytostrobus hun naalden verliezen.Deze groep ontwikkelt vrije
zaadknoppen, daarom noemt men ze naaktzadigen.
Natuurpunt Educatie gaf een brochure uit "Sleutelen met naaldbomen".
Met de kleine bezoekerscirculaire in de hand kan men in de Plantentuin in Meise
32 verschillende exemplaren ontdekken. Je hoeft maar de paaltjes te
volgen, die beginnen achter de serren. Men kan ze indelen in Gingko's,
Taxus, Araucaria's, Cipressen
en Dennen.
Begin alvast in je onmiddellijke omgeving, met het verschil tussen een spar
en een den. De spar is onze traditionele Kerstboom,
niettegenstaande men zingt 'O dennenboom'. De dennen hebben langere
naalden en staan in groepjes van 2 tot meer.
'Top of the bill' is de Wollemia, maar die vinden wij in de
Evolutiekas.
|