Jos Lettens was de zoon
van Filibert en betrok de ouderlijke boerderij in de Kardinaal Sterckxlaan, nu
omgebouwd tot dierenvoederbedrijf. Hij was
onze eerste belleman in de beiaardfeesten.
Hij volgde toneel aan de Academie in Meise en werd een verwoed
toneelspeler in Kris Kras. Later zou hij
met enkele vrienden het cabaretgezelschap Sympatica oprichten, dat regelmatig
optrad voor het goede doel.
Hun namen werden op een van de beiaardbanken op de luisterplaats tussen de
bibliotheek en de pastorie St.-Martinus aangebracht.
Stamboom
vermeld op de beiaardbanken met Jos
Op mijn 59ste verjaardag verloor ik een
van mijn beste vrienden. Ik leerde Jos
beter kennen tijdens de werkzaamheden voor het omvormen van het podium van het
Willy Van den Berghecentrum tot het Spinet in het kader van toneelkring Kris
Kras. Samen met Louis Dierickx, mijn
broer Piet en andere Kris Krassers hebben wij de sportzaal afgesloten van het
podium met cyproc platen. De Jos en ik
werden belast met het afhalen van zetels van een failliete cinemazaal in
Antwerpen. Onderweg is een spontane
vriendschap ontstaan.
Toen zijn vrouw Alice nog leefde ging ik regelmatig
langs op de boerderij (nu winkel voor dierenvoeding). Achter het houtstoofje beleefde ik daar de
sfeer van vroeger op onze boerderij Boechtstraat 21 (de Rozenboom).
Toen Up with people de eerste keer te gast was in
Meise trokken de Jos en ik naar Esch sur Sûre (Luxemburg). De reden was dat een Luxemburgse T.V.-zender
het optreden van de wereldvermaarde groep uitzond en dat wij dat niet konden
ontvangen in Meise. Ik beloofde onze logés van Up with people een
copie van hun optreden. Maar daarom
moesten wij tot ginder. De plaatselijke
dorpsonderwijzer had een video en nam de show voor ons op. Wij logeerden toen in een appartement van
Joséke, de dochter van de vrienden van Jos.
Bij zijn overhaast vertrek was de Jos vergeten verse kousen aan te
trekken. Hij vreesde dat deze kousen op
de stoel voor zijn bed enige reukhinder zou opleveren. Wij sliepen in dezelfde kamer. Daarom kieperde hij zijn kousen in de
papierbak voor de hele nacht.
De Jos was
daar zowat vriend aan huis bij al die stijve Luxemburgers. Want die mannen en vrouwen ontdooien is geen lachertje. Anna en Frank en hun kinderen, die een groot
stuk van het toerisme in die streek beheren, waren ons vertrekpunt. De Jos had daar zijn eigen kamer, waar zijn
pantoffels onder het bed stonden. Hij
ging daar prat op. Maar bij ons volgend
bezoek legde Anna de Jos voor de gelegenheid op de mansarde (een kamer waar de
buitenmuur bestond uit de natuurlijke rotsen).
Ik kreeg zijn kamer en voelde mij er onmiddellijk thuis. Toen werd ik s avonds in het Hotel de la
Gare ingelijfd als ingezetene van Esch.
Ik werd daar prompt aan de stamtisch, een ronde tafel naast de toog,
geïnstalleerd en kreeg een rondje van al de aanwezigen. De lokale drank is de Quetsch (jenever 50
graden) van kleine blauwe pruimpjes. s
Anderendaags gingen wij de afvaart doen van de Moezel. De hele voormiddag had ik een eigenaardig
gevoel. De lucht en de bodem schommelden
zoals het water in de zee. Dat werd
echter deels gecompenseerd door de deining van het schip. Maar toen s middags het gastronomisch maal
geserveerd werd op het dek, was alles bij toverslag over. De organisatie van de tocht was in handen van
de tuindersclub waar Frank voorzitter van was.
En wij werden lid gemaakt van deze vereniging.
|