Het filosofisch café is een laagdrempelig initiatief van Elcker-ik centrum waar u elke laatste dinsdag van de maand welkom bent om met ons van gedachten te wisselen over een onderwerp dat vooraf democratisch werd afgesproken.
We proberen dat op een filosofische manier te doen. Dat betekent niet dat u een volleerd en belezen filosoof moet zijn of dat we het enkel over ingewikkelde stellingen, grote namen en wijsgerige stromingen gaan hebben. Iedereen die het woord vraagt, krijgt de kans om zijn of haar stelling uit de doeken te doen mits een duidelijke argumentatie.
Wij gaan er van uit dat filosofie een competentie is die je kunt leren en waar geen gewichtigdoenerij bij nodig is. Dat houdt echter niet in dat je om het even wat kunt poneren om die stelling dan te 'bewijzen' met een voorbeeld van een hoogstpersoonlijke anekdote.
Wij zijn niet zozeer geïnteresseerd in uw meningen, maar des te meer in de argumenten waarom die standpunten correct zouden zijn. Als het een beetje meezit gaan wij niet naar huis met oplossingen en antwoorden op al onze vragen, maar wel verrijkt met een aantal inzichten en invalshoeken waar we zelf misschien nog niet aan gedacht hadden. Materiaal waar we het niet mee eens hoeven te zijn, maar waar we onze eigen standpunten kunnen aan toetsen, up to date houden, eventueel bijsturen of vorm geven.
11-10-2012
De vrijzinnige dienst van de Universiteit Antwerpen nodigt u op 29 oktober 2012
van harte uit voor een lezing van dr. Philipp Blom over het thema
De uitdaging van een radicale verlichting
voor een hedendaagse maatschappij
Philipp Blom is verbonden aan het Getty Research Institute en kreeg als historicus
en auteur veel aandacht voor zijn boeken Encyclopédie: the triumph of reason
in an unreasonable age (2005) en The vertigo years (2008) (De duizelingwekkende
jaren). In 2010 oogstte hij internationale lof voor zijn A wicked company : the
forgotten radicalism of the European Enlightenment (Het verdorven genootschap).
Praktisch
Maandag 29 oktober 2012, 20 uur
Universiteit Antwerpen, Stadscampus,
aula R.002, Rodestraat 14, 2000 Antwerpen
Inkomprijs: 3 euro, plaatsen zijn beperkt
info: jurgen.slembrouck@ua.ac.be
Een organisatie van de Vrijzinnige dienst in samenwerking met het huis van de mens
Op vrijdag 17 juni sluit de vrijzinnige dienst het
academiejaar af met een gesprek tussen dr. Dirk
Verhofstadt en em. prof. Etienne Vermeersch.
Verschillende onderwerpen die centraal staan in hun boek Een zoektocht naar waarheid zullen worden besproken: godsgeloof, (pseudo)wetenschap, actief pluralisme, humanisme, atheïsme,
Wie kennis wil maken met de opvattingen van
Vermeersch is om 20 uur van harte welkom in de
aula B.004, Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen. Na het gesprek nodigen we u graag uit op een receptie.
Deelname is gratis maar inschrijven is omwille van het beperkt aantal plaatsen verplicht.
In de marge van de academische workshop Beauty: Commons versus Contests organiseert UCSIA een Engelstalige publieke lezing.
We kunnen er niet naast kijken: schoonheid is vandaag een belangrijke factor voor succes in de wereld. Schoonheid groeide uit van een aangeboren, fysieke karaktertrek tot een te ontwikkelen eigenschap, een constitutief element van de eigen identiteit en zelfs een te verhandelen goed. Terwijl uiterlijke schoonheid meer en meer een middel wordt om jezelf uit te drukken en de eigen troeven te vergroten, wordt het ook steeds meer een zorg. Hoe mensen hun eigen schoonheid zien en hun zelfbeeld bepalen, botst met het schoonheidsideaal dat de media en reclame de wereld insturen.
Programma publieke lezing - Beauty in a Globalized World - woensdag 24 oktober 2012
18:00 Welkom door Jacques Haers sj, academisch directeur UCSIA 18:05 Inleiding door Henk de Smaele, Departement Geschiedenis, Universiteit Antwerpen
18:15 Beauty in a Globalized World door Thomas Kuehne, Clark University
Schoonheid doet er toe. Dat blijkt uit de hoeveelheid geld en tijd die mensen er overal ter wereld voor over hebben om zich mooi te maken. Aan de ene kant rijmt schoonheid met verschil: de goede, sterke, rijke, gezonde en blanke mensen staan model. Omwille van ras, consumptie en gender wordt schoonheid gehanteerd als instrument van sociaal onderscheid en als onderwerp van controverse. Aan de andere kant beweren en beloven moderne schoonheidsculturen dat ze de bestaande sociale, raciale, seksuele en regionale verschillen en hiërarchieën overbruggen. Ze claimen dat iedereen mooi kan worden en op die manier kan deelnemen en meewerken aan een esthetische globale maatschappij die sociale harmonie realiseert in plaats van conflict.
In deze lezing daagt professor Kuehne de mythe van een eeuwigdurend en crosscultureel schoonheidsideaal uit en onderzoekt hij de sociale, economische en politieke context van de globale toename van sterke en ambigue praktijken en discours omtrent lichaamsesthetiek van de 18de eeuw tot nu. Hij heeft hierbij aandacht voor de dynamische spanning tussen conflict en consensus die vorm geeft aan het proces van de globalisering van schoonheid.
Thomas Kuehne is Strassler Family Professor in the Study of Holocaust History aan Clark University (USA). Hij doceert moderne Europese en Duitse geschiedenis en onderzoekt het verband tussen de traditionele politieke cultuur van Centraal-Europa en oorlog, genocide en maatschappij. De John Simon Guggenheim Memorial Foundation gaf hem de opdracht om Struggling for Beauty: Body Aesthetics and Social Conflict in Modern History te schrijven.
Recensie door Andreas tirez van "IDENTITEIT" door Paul verhaeghe
in LIBERALES
boek
Paul Verhaeghe
In 2011 publiceerde Liberales in haar nieuwsbrief een lang essay van Paul Verhaeghe met de titel De effecten van een neoliberale meritocratie op identiteit. Daarin beschrijft Verhaeghe hoe de maatschappij in het verleden zeer statisch was en de carrières op voorhand vastlagen: de boerenzoon werd boer, de dokterszoon werd dokter. Na de Tweede Wereldoorlog zorgde de democratisering van het onderwijs voor een drastische ommekeer en maakte van de statische maatschappij een dynamische: plots kon je door hard werken en een dosis talent het ver schoppen, los van je afkomst. De auteur geeft in het essay zichzelf en de collegas van zijn generatie als voorbeeld: zij konden snel professor worden door hard en met enthousiasme te werken. De overgang van een statische naar een dynamische maatschappij heeft in het verleden dus effectief tot een meritocratie geleid: de macht aan zij met de verdiensten, namelijk de talentvolle hardwerkenden.
Maar, zo stelt Verhaeghe, dat is slechts van korte duur geweest, want na een korte tijd herdefinieert de nieuw gevormde toplaag de criteria om aan die top te kunnen geraken zodat ze hun positie kunnen bestendigen. Daarmee vervalt de kortstondige dynamiek weer tot een statische maatschappij en is de periode van gelijke kansen en de daarbijhorende sociale mobiliteit maar van korte duur. Het essay is dan ook een vlijmscherpe kritiek op een maatschappij die zegt meritocratisch (lees: rechtvaardig) te zijn, maar dat niet is. Dat is essentiële maatschappijkritiek, omdat we er in de huidige maatschappij vanuit gaan dat talent wel bovendrijft: zij die aan de top staan verdienen het. En de kritiek van Verhaeghe gaat daar radicaal tegen in. Voor liberalen, die veel verantwoordelijkheid leggen bij het individu, gaat die kritiek dan ook recht naar het hart. Het essay werd door Liberales eind 2011 gelauwerd, wat volgens mij als een vorm van zelfkritiek mag beschouwd worden.
Concurrentie en samenwerking
In zijn boek 'Identiteit' werkt Paul Verhaeghe de idee van de schijnbare meritocratie, die Verhaeghe de neoliberale meritocratie noemt, verder uit. Het neoliberalisme bekijkt de mens als een competitief wezen dat vooral uit is op zijn eigen profijt (pg 116). En meritocratie -loon naar werken- wordt enkel in financiële termen gemeten: enkel als je verdienste een economische meerwaarde biedt, is het een verdienste, terwijl je vroeger ook status kon bereiken op politiek, religieus en cultureel vlak. Nu rest enkel nog het economische.
Verhaeghe ontkent niet dat mensen competitieve wezens zijn, en dat concurrentie positief kan zijn. Maar er is ook nog een andere kant van de mens, namelijk die van de empathie en de samenwerking. Ook dat zit diep ingebakken in de mens, wat onder meer blijkt uit het onderzoek van Frans De Waal. En welk aspect van de mens het meest naar voren komt, competitie of samenwerking, wordt bepaald door de context. De auteur telt dat onze neoliberale maatschappij de nadruk legt op het competitieve. Dat is dan ook zijn kritiek, niet zozeer op de concurrentie op zich, maar eerder op het feit dat concurrentie alles overheersend is en waardoor samenwerking minder mogelijk wordt.
Meten en willekeur
Onlosmakelijk verbonden met het competitieve neoliberalisme en met een meritocratie is het meten van verdiensten of prestaties. Want als je wil weten wie de competitie wint, dan moet je dat ook kunnen meten. Maar verdiensten meten is niet zo eenvoudig als het lijkt. Door expliciet te gaan meten, telt plots nog enkel dat wat men kan meten. De rest, hoe waardevol ook, is van geen tel: what gets rewarded, gets done. "Meten", zo stelt Verhaeghe, "is dus niet zomaar passief registreren, het is wel degelijk actief ingrijpen in de praktijk." Het is een fenomeen dat bijvoorbeeld ook in het onderwijs voorkomt, aangeduid met teaching to the test: scholen gaan zich richten op wat er op het einde van het jaar zal bevraagd worden in geüniformiseerde, landelijke testen, zodat de eigen school er goed uitkomt. Andere waardevolle, maar niet meetbare vaardigheden of kennis worden genegeerd.
De kritiek op het meten is volgens mij een essentieel punt bij Verhaeghe. Niet enkel wat ons mensbeeld betreft, maar ook in de sociale wetenschappen vindt hij dat de nadruk op meten te sterk is: de natuurwetenschappelijke principes en methodes, namelijk een theorie opstellen en toetsen door observaties (en dus meten), kunnen niet of beperkt toegepast worden in de sociale wetenschappen, omdat de invloedfactoren veel te talrijk en oncontroleerbaar zijn. Het is een kritiek waar ik niet mee akkoord kan gaan. Het kan best zijn dat bepaalde verdiensten of factoren moeilijk of (voorlopig) niet te meten zijn. Maar dan moet de discussie gaan over de mogelijkheid van betere meetmethodes, en niet over het aspect van meten zelf. En als er voorlopig geen betrouwbare meetmethodes te vinden zijn, dan moet men dat gewoon in alle bescheidenheid toegeven. De consequentie daarvan is wel dat men erkent dat men in het ongewisse blijft en dat toeval en willekeur hun rol zullen spelen. Want dat is het gevolg van niet-meten en dus niet-weten: willekeur en toeval.
Trouwens, onderzoekers lijken soms wél door te dringen tot de complexiteit en de veelheid van invloedfactoren. Zo bijvoorbeeld heeft de econoom (!) Erwin Ooghe (KULeuven) een onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het Vlaamse GOK-decreet dat meer gelijke onderwijskansen wil stimuleren. Volgens het GOK-decreet mogen de scholen autonoom beslissen waaraan ze de extra GOK-middelen besteden. Ze moeten wel kiezen tussen drie domeinen: de cognitieve achterstand wegwerken, de leesvaardigheid verbeteren of de "socio-emotionele vaardigheden" verbeteren, zoals het zelfbeeld en andere sociale vaardigheden. Uit het onderzoek van professor Ooghe blijkt dat scholen die zich op het derde, eerder vage domein richtten het gemiddeld op alle (cognitieve!) testen beter deden. Verrassend? Eigenlijk niet, want het is een bevestiging van het onderzoek van James Heckman, alweer een econoom en dan nog wel van de vermaledijde Chicago University, die tot net dezelfde conclusie komt. Tussen haakjes: Heckman heeft een Nobelprijs Economie op zijn naam staan voor zijn baanbrekend werk in de econometrie, zeg maar de "meet"-kunde die economen gebruiken.
Maar misschien is dit geen echte kritiek op Paul Verhaeghe, omdat hij zelf ook een paar pistes geeft om beter te meten. Zo verwijst hij naar zijn eigen universiteit, de UGent, die het personeelsbeleid drastisch omgooide en nu andere, ruimere bevorderingscriteria gebruikt, en dus niet louter op basis van het aantal internationale publicaties. Want, zo stelt Verhaeghe, evaluatie blijft nodig, alleen anders: meer kwalitatief onderzoek, meer naar de context kijken, meer bottom-up. Paul Verhaeghe lijkt meten dan toch belangrijk te vinden, maar wel met een beter meetsysteem.
Ook echte meritocratie heeft zijn losers
Maar stel dat we er effectief in slagen om een beter meet- en beloningssysteem uit te dokteren dat bijvoorbeeld ook de intrinsieke motivatie en samenwerking bevordert. En stel dat dit weerom leidt naar een echte meritocratie zoals we die na de Tweede Wereldoorlog gekend hebben. Is dan het probleem opgelost? Dat lijkt me een essentiële vraag in deze discussie, die Verhaeghe niet behandelt in zijn boek.
Alain De Botton, een hedendaags filosoof, doet dat in zijn boek Statusangst wel en zijn conclusie is niet opbeurend. Hij beschrijft hoe de manier waarop de gemeenschap armoede interpreteert en verklaart veranderd is. Vroeger werden armen niet verantwoordelijk gesteld voor hun situatie. Tot voor tweehonderd jaar was het eenvoudig: God had de maatschappelijke verdeling zo gewild. En ieder mens voelde zich nuttig in de rol die God himself voor hem had uitgedacht.
Door het invoeren van gelijke kansen is het duidelijk dat iemands sociale positie afhangt van zijn of haar persoonlijke kwaliteiten. Rijke mensen zijn niet alleen welgestelder, ze zijn waarschijnlijk ook beter! Armen worden niet meer omschreven als onfortuinlijk, maar als mislukt. Men spiegelt de mensen voor dat als je maar hard genoeg je best doet, je kan bereiken wat je wilt. En lukt het niet, dan heb je niet genoeg geprobeerd. Eigen schuld, dikke bult. En dat principe geldt dus ook wanneer we erin zouden slagen om gelijke kansen te creëren en dus tot een echte meritocratie te komen: er zou dan nog steeds een probleem zijn met de identiteitsvorming. Er is dus ook een keerzijde aan gelijke kansen en een echte meritocratie.
Dus de kritiek dat enkel een schijnbare of neoliberale meritocratie het individu op zijn of haar verantwoordelijkheid wijst voor succes of mislukking is niet correct. Ook indien de meritocratie wel goed werkt, heb je dat effect. Zo zullen bijvoorbeeld de collegas van de ambitieuze en hardwerkende Verhaeghe die het niet gehaald hebben zich ook niet zo prettig gevoeld hebben. Gelijke of ongelijke kansen hebben daar weinig mee te maken: je succes of mislukking is je eigen verantwoordelijkheid. Meer nog, als je ervan overtuigd bent dat er geen gelijke kansen zijn, dan kan je de oorzaak tenminste daar nog leggen, en niet bij jezelf.
Voor Verhaeghe is de grote verantwoordelijkheid die bij het individu gelegd wordt voor zijn succes een deel van het nieuwe grote verhaal van het neoliberalisme. En dat nieuwe verhaal heeft een grote impact op de identiteitsvorming van individuen. Want, zo stelt Verhaeghe, de identiteit van het individu wordt niet enkel bepaald door de eigen genen, maar ook door de omgeving. Uiteraard zijn de genen belangrijk, maar het belang ervan wordt nu overdreven ten koste van de omgeving. Ik ben van mening dat Verhaeghe hier een belangrijk punt maakt, en één dat achteraf gezien overduidelijk is. Mensen zijn geen eilanden, dat weten we allemaal, maar dat heeft ook consequenties in de identiteitsvorming, over hoe mensen over zichzelf en anderen denken. En dat wordt te weinig erkend.
Kritiek
Het boek heeft al heel wat kritiek gekregen. Maar dat is waarschijnlijk altijd wel het lot van maatschappijkritische boeken, juist omdat maatschappijkritiek zo omvattend is en je steeds wel iets vindt dat niet klopt. Zo krijgt Paul Verhaeghe kritiek wegens zijn psychoanalytische achtergrond, die niet wetenschappelijk zou zijn. Zelf ben ik ook zeer sceptisch tegenover de verdiensten van de psychoanalyse en de delen over Lacan en Freud in het boek heb ik dan ook met weinig enthousiasme gelezen. Maar die stukken vormen, denk ik, niet het fundament van zijn betoog: als je die weglaat, blijft het boek overeind.
Een andere kritiek die moeilijker te weerleggen is, is het feit dat Verhaeghe onze maatschappij neoliberaal noemt. Critici wijzen op het feit dat in België het overheidsbeslag meer dan 50% van het BBP bedraagt. Verhaeghe kan makkelijk opwerpen dat het neoliberale verhaal ook in de overheid doordrongen is (bijvoorbeeld in het onderwijs), maar het neoliberalisme streeft ook naar zo min mogelijk overheid en daar staan we toch mijlenver vandaan. Zo zijn de sociale uitgaven in België de laatste tien jaar toegenomen en is België één van de meest herverdelende landen. Ook zijn verwijzing naar de ongelijkheid in de maatschappij die meer psychische stoornissen zou veroorzaken is niet onmiddellijk hard te maken voor België: uit cijfers(jawel) van de Oeso blijkt dat de inkomensongelijkheid in België niet is toegenomen. België is daarmee wel één van de uitzonderingen.
Ondanks deze kritiek is het boek belangrijk voor de maatschappijkritiek die het uit, vooral dan op het feit dat onze maatschappij als een meritocratie bekeken wordt waarin succesvolle en niet-succesvolle mensen het helemaal aan zichzelf te danken hebben. En Verhaeghe verwoordt die maatschappijkritiek op een genuanceerde manier, waarbij hij de individuele verantwoordelijkheid niet onder de mat veegt. Bovendien is de link die hij aanhaalt tussen de huidige maatschappijvisie, die hij neoliberaal noemt, en de identiteitsvorming van individuen logisch en onderbelicht.
Recensie door Andreas Tirez
Paul Verhaeghe is te gast op de tweede editie van Het Betere Boek. Om 12 uur wordt hij geïnterviewd door Andreas Tirez in het Liberaal Archief, Kramersplein 23 te Gent.
Categorie:ONDERWERPEN Tags:recensie, paul verhaeghe
Lezingen in Gent
Info van Liberales
Donderdag 18 oktober 2012 Eerste John Rawlslezing met Jan Terlouw.
Liberales organiseert op donderdag 18 oktober om 20u de eerste John
Rawls-lezing, met als spreker de Nederlandse oud-politicus en schrijver Jan
Terlouw. In navolging van de vijf succesvolle Karl Popper-lezingen van de
afgelopen vijf jaren, organiseert Liberales dit jaar de eerste John
Rawls-lezing. John Rawls (1921-2002) is de meest invloedrijke politieke filosoof
van de afgelopen 100 jaar. In 1971 publiceerde hij zijn magnum opus 'A Theory of
Justice' waarin hij tracht na te gaan volgens welke regels een rec htvaardige
maatschappij moet georganiseerd worden. Met dit werk zorgde hij voor een cesuur:
als je over rechtvaardigheid wil praten, dan moet je ook over 'A Theory of
Justice' praten. Al was het maar om aan te geven waarom je het er niet mee eens
bent. Liberales zal verder gaan in de traditie van de Karl Popper-lezingen en
jaarlijks een lezing organiseren om het gedachtegoed van John Rawls te promoten
en uit te leggen. De eerste lezing wordt gegeven door Jan Terlouw. Terlouw is
niet enkel een gekende schrijver van jeugdboeken zoals De Koning van Katoren,
maar heeft ook een rijkgevulde politieke carrière achter de rug voor de
sociaal-liberale partij D66, onder meer als minister van Economische Zaken en
als vice-premier. De lezing wordt ingeleid door Dirk Verhofstadt, kernlid van
Liberales. De lezing vindt plaats in het Liberaal Archief, Kramersplein 23 te
Gent. Na afloop wordt u een gratis receptie aangeboden. Inkom is gratis, maar
inschrijven
via deze link. Voor meer info: mailto:info@liberales.be.
Zaterdag
17 november 2012 Studiedag 'Demografie en humanistische waarden'
Het Fonds Lucien De Coninck, i.s.m. de Vakgroep Wijsbegeerte &
Moraalwetenschap van de Universiteit Gent en De Maakbare Mens vzw, organiseert
op zaterdag 17 november een studiedag over de problemen omtrent de
bevolkingstoename: "Demografie en humanistische waarden". Sprekers zijn Johan
Braeckman, Etienne Vermeersch, Luc Bonneux, Dirk Van Braeckel en Robert Cliquet.
Plaats: Universiteit Gent, Blandijnberg 2, auditorium C. Aanvangsuur: 14u. Einde
voorzien rond 17u.30. Gratis inkom, iedereen welkom. Voor meer info: mailto:johan.braeckman@ugent.be.
Cafégenoot Swa heeft opnieuw de moeite genomen om één en ander te noteren plus een beetje opzoekingswerk te verrichten ivm de Wet Lejeune.
Ziehier zijn verslag. Dit gaat niet over zijn of mijn mening maar een weergave van de belangrijkste tendensen uit het gesprek.
Wat alleszins achteraf, of zelfs al tijdens het gesprek, duidelijk werd is dat ik de verkeerde invalshoek gekozen had om te wijzen op het verschil in reactie ( volgens mij ) op die vrijlating tussen "het volk" en " de mensen" enerzijds en anderzijds een groep die ik dan maar " de hoger opgeleiden " heb genoemd. Geen goed idee. Hoewel ik vooraf duidelijk had geëxpliciteerd dat die groepen zeker niet homogeen zouden zijn was het snel duidelijk dat aan woorden veel te veel connotaties kleefden die de zaak vertroebelden. Mijn schuld.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat je toch een systeem zult moeten vinden om over groepen te spreken. Als ik wil beweren dat de mensen met de blauwe huidskleur meer broccoli eten dat die met de groene huidskleur, dan wordt een gesprek moeilijk als er werkelijk iedere keer iemand komt melden dat er enkele groene mensen zijn die echt wel heeel veel broccoli eten. Een probleem waar we vaak mee geconfronteerd worden.
Groeten,
Max
VERSLAG VAN DE DIALOOG
OP 25 SEPT. 2012
Onderwerp :
Voorwaardelijke invrijheidstelling, naar aanleiding van de beslissing
in de zaak
Michelle Martin .
Aanzet: De
doorverwijzing van Martin naar het klooster in Malonne ,veroorzaakt twee
tegengestelde meningen, uitgaande van:
1 voor de hoog opgeleiden : De opname op
basis van de wetgeving is terecht.
2
Het volk : uit zich in termen van schandaal ,onaanvaardbaar en dit
op een
eerder agressieve wijze.
Tussen komsten van de
deelnemers :
-Is er TEGEN de opname bij de Arme Klaren een
politiek draagvlak, of gaat het
hier om een overdreven uit de hand gelopen
manifestatie van enkele agressieve
groepen ?
-
Hoog
opgeleiden hebben niet noodzakelijk een betere kijk op de samenleving dan
de doorsnee burgers.
Verschillende
deelnemers gaan niet akkoord met de opdeling hoog geschoolden versus
het volk.
-Het volk kan begrepen worden als een
ongunstig aanduidend woord; een
pejoratief..
-Wat wel een onderscheid kan zijn , dat de
intellectueel zich meer zal
houden aan het rationele denken, daar
waar voor de rest van de bevolking
de emoties meer bepalend zullen zijn bij
hun besluitvorming. Dat betekent
voor de eerste groep, aanvaarding van de
wet , voor de andere groep zal de wet
eerder vanuit een emotioneel aanvoelen betwist
worden.
-
Maar zelfs die opdeling is niet zo vanzelfsprekend ,men mag het besef van de
realiteit
niet uit het oog verliezen : de
gevangenissen zitten overvol, de wet komt eigenlijk
tegemoet aan een eerder uitzichtloze
situatie.
-De media zijn soms een factor van
manipulatie wat de emoties betreft, opletten is
de boodschap.
- We moeten onze eigen
verantwoordelijkheid opnemen bij de beoordeling van zulke
gevallen, dan kan het niet zover komen.
-Het mag geen kwestie worden van
meerderheid tegen minderheid, er is toch
een
hoger moreel begrip voor de tweede
kansvan een veroordeelde, weliswaar in
weloverwogen omstandigheden en met de
nodige voorwaarden.
- De politiekers blijven in gebreke wat
betreft informatie over de wijzigingen in de
rechtspraak ten overstaan van de
bevolking.
-Politieke programmas zijn zelden gefocust
op strafrecht en gevangeniswezen.
-In Noorwegen is met de zaak Breyvik, nog maar
eens de tegenstrijdigheid tussen
groepen psychiaters aangetoond, wat ook
hier in België parten kan spelen.
Ter afsluiting gaat de
groep akkoord met enkele standpunten :
-Het politieke establishment dient
rekening te houden met signalen vanuit de
bevolking in verband met vervroegde
vrijlating.
-Vernieuwing en uitbreiding van de strafwet
is maar mogelijk in een systeem
waar men ook rekening wil houden met de
verschillende groepen in de
samenleving
- Er is nood aan een gezamenlijke
reflectie in verband met normen en waarden
Door
Spinoza's lens Macht, meditatie, manifestatie, evolutie en seksualiteit
Filosofe
Tinneke Beeckman schreef met Door Spinoza's lens een praktische handleiding om
met Spinoza naar de wereld van vandaag te kijken. Ze werkte zes perspectieven
uit. Daarin behandelt ze zowel persoonlijke onderwerpen als maatschappelijk
relevante vraagstukken: Hoe dacht Spinoza over seksualiteit, begeerte, passies?
Hoe sluit Spinozas filosofie van lichaam en geest aan bij hedendaagse ideeën
over meditatie en mindfulness? Wat betekent zijn naturalisme ten opzichte van
Darwins evolutietheorie? Ook
politieke themas komen aan bod. Spinoza was een verdediger van democratie, maar
stond aarzelend tegenover volksopstanden. Wat leert zijn theorie voor
hedendaagse protestbewegingen? Hoe kan een volk overgaan van dictatuur of
tirannie naar een vrije republiek? Spinoza was een uitgesproken voorstander van
een vrijheid van denken (van filosoferen). Welke lessen kunnen we er vandaag uit
trekken voor de relatie tussen Kerk en Staat, geloof en politiek, mogelijke
censuur en vrije meningsuiting?
Op donderdag
11 oktober om 19.30
uur stellen
wij het boek Door
Spinoza's lensvoor
aan pers en genodigden. Plaats van afspraak is boekhandel De
Groene Waterman,
Wolstraat 7, 2000 Antwerpen.
Ludo
Abicht leidt het boek kort in en interviewt aansluitend de auteur
Tinneke Beeckman. Na afloop krijgt het publiek de mogelijkheid om vragen
te stellen.
Wij
hopen ook u en uw partner die avond te mogen begroeten. Om praktische redenen
vragen wij vriendelijk om uw komst te bevestigen bij Lut Lambert op het
e-mailadreslut.lambert@pelckmans.be.
Uitgeverij
Pelckmans & De Groene Waterman
het boek: 21,50 Euro - 19,35
Euro voor aandeelhouders Pelckmans - zachte kaft - 232 blzn. - bestellen
Dit najaar start UCSIA met een nieuwe lezingenreeks over
Genomica en Maatschappijmet
bijdragen van Christine Van Broeckhoven, Trudo Lemmens, Robert Cliquet,
Esther van Zimmeren en Willem Lemmens.
Ondanks de ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek
zijn maar weinig mensen op de hoogte van de resultaten en de betekenis voor mens
en maatschappij. De lezingenreeks vertrekt van de vraag wat deze recente
wetenschappelijke kennis betekent binnen verschillende maatschappelijke
domeinen. Wat zijn de uitdagingen, de onderzoeks- en beleidslacunes waarmee
verschillende maatschappelijke domeinen te maken hebben met betrekking tot het
voortschrijdende onderzoek in genomica?
De lezingenreeks bestaat uit
vijf publieke avondlezingen:
·
Menselijke genoom en
identiteit Willem Lemmens
(Universiteit
Antwerpen) en Kris
Dierickx (KU
Leuven) op dinsdag 4 december 2012
Na de lezing volgt er een discussie tussen de gastpanelleden en
de hoofdspreker, gevolgd door publieksvragen.
De lezingen gaan telkens door van 19.30 uur tot 21.30
uur in Aula C.003 op de Stadscampus van de Universiteit Antwerpen
(Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen). Deelname is gratis, maar vergeet niet om
vooraf online te
reserveren.
Post van Max ten persoonlijke titel die in geen enkele zin de mening van iemand anders, laat staan van het café, verwoordt.
Waar was al dat militant atheïsme toch ook weer voor nodig? Waarom moest dat zo stellig en luid?
Leiders van verschillende moslimlanden waar de islam op uiterst diverse manier wordt beleefd hebben mekaar blijkbaar gevonden in de overtuiging dat de vrijheid van meningsuiting niet opgaat voor meningen over godsdienst. Godslastering werd er gezegd, maar wie denk je dat er gaat bepalen wat laster is?
Beste atheïsten, deïsten, agnosten en ander immoreel volk, goed begrepen wat daar gezegd wordt? Het gaat hier niet om een minuskuul groepje dat zijn frustratie in een religieus kleedje gestoken heeft, maar om officiële verklaringen in de VN.
Mag je nu bij voorbeeld nog hardop zeggen dat je denkt dat de profeet een morele boodschap in een reeks verhalen gevlochten heeft en die dan heeft laten opschrijven? Niks letterlijk woord van God dus?
Of als je helemaal geen kritiek levert, maar je afvraagt waarop God nu uitgerekend een analfabeet gekozen heeft om zijn boodschap in het oor te fluisteren. Mocht ik een moslim zijn, ik zou dat gaarne weten. Mag dat nog?
Boeiend artikel van filosoof Bart Engelen in de Standaard
Het toeval wil dat vandaag een artikel in de Standaard verschijnt, uitgerekend een dag na onze samenkomst waarin het zo duidelijk werd hoe bepalend taal is voor onze invulling van wat wij in de wereld waarnemen en de bijhorende ( eventueel mislopende ) communicatie daarover. Niet gemakkelijk, maar zeeer de moeite . Desnoods eens herlezen.
Het citaat van Ludwig Wittgenstein dat Bart De Wever goed uitkwam in zijn column was niet volledig, schrijft BART ENGELEN. Daardoor kwam de taalfilosoof in een iscours terecht waar hij niet thuishoort.
In zijn column over Het A-woord' (DS 25 september) maakt Bart De Wever enkele kritische bedenkingen bij de recente commotie rond het gebruik van de term allochtoon'. Volgens hem moeten we ons richten op de echte problemen en niet op de woorden die we gebruiken om deze problemen te beschrijven. Maar de steun die hij zoekt bij taalfilosofen is volledig misplaatst. Ook al kent hij blijkbaar Ludwig Wittgensteins befaamde devies wel (Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen') jammer genoeg heeft hij het helemaal fout begrepen.
De Wever begeeft zich expliciet op taalfilosofisch domein: Taal maakt de werkelijkheid. Dat is een opmerkelijke redenering, want ze druist in tegen het acquis van enkele honderden jaren analytische taalfilosofie, waarin taal wordt beschouwd als een middel om de werkelijkheid te beschrijven.' Voor iedereen met ook maar enige notie van taalfilosofie is het lezen van deze ene zin een ware marteling.
Taal is niet neutraal
Ten eerste bestaat de analytische taalfilosofie nog maar ruim honderd jaar.
Ten tweede begrijpt de dominante stroming binnen de taalfilosofie taal helemaal niet als beschrijving van de werkelijkheid, maar als constitutief voor de werkelijkheid. Geloofde de jongere Wittgenstein nog dat taal kon en moest fungeren als spiegel voor de realiteit, dan groeide al snel bij hem en bij de meeste andere taalfilosofen het inzicht dat woorden veel meer zijn dan neutrale labels. Woorden benoemen niet alleen maar, ze verlenen ook betekenis en vormen op die manier de wereld waarin we leven.
In essentie draait de discussie om twee problemen, die taalfilosofen met de hulp van Gottlob Frege duiden in termen van verwijzing' en betekenis'.
Vooreerst is vaak niet duidelijk waar een term precies naar verwijst. Slaat allochtoon' bijvoorbeeld enkel op Turken en Marokkanen of op iedereen van buitenlandse origine? Zulke inherent ambigue termen zijn filosofisch, wetenschappelijk, maar ook journalistiek onverantwoord. Ze schrappen dient niet om bepaalde problemen te negeren, maar om ze helderder en accurater te formuleren. En laat die doelstelling precies de kern zijn van Wittgensteins taalfilosofische project. Had De Wever ook Wittgenstein gelezen, dan zou hij dat weten: Wat zich überhaupt laat zeggen, laat zich helder zeggen; en waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.' Als je een reëel fenomeen wil beschrijven, gebruik dan zo specifiek mogelijke woorden in plaats van vage veralgemeningen. Dat we best zwijgen over dingen die we niet op een accurate en dus wetenschappelijke manier kunnen benoemen, kadert bij Wittgenstein in een kritiek op metafysische, ethische en religieuze claims en heeft met dit soort discussies dus niets te maken.
Vervolgens kunnen termen ook een specifieke betekenis of connotatie krijgen. Vaak zijn woorden geen louter neutrale labels, maar gaan ze gepaard met allerlei associaties die onze blik op de realiteit kleuren. Door iemand een pedofiel' te noemen, beschrijf je hem niet louter als een volwassene die seksuele liefde voelt voor kinderen', maar categoriseer en stigmatiseer je hem automatisch als walgelijk, pervers en immoreel. Precies door deze impact van taal wordt Mohammed' minder snel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek dan Mark', ook al hebben beiden een identiek cv. Uiteraard worden zulke problemen niet opgelost door een ander woordgebruik, maar dat media kritisch nadenken over de impact van taalgebruik valt alleen maar toe te juichen.
Het mag trouwens verbazen dat een historicus en nationalist als Bart De Wever zo'n naïef beeld ophangt van taal. De rest van de column is namelijk, net als het N-VA-discours, gebaseerd op de veronderstelling dat taal de leefwereld van mensen wel degelijk vorm kan geven. Door onderscheidingen aan te brengen en te enten op andere onderscheidingen probeert ook Bart De Wever dit te doen. Zo zijn wij' vooral Vlamingen' en niet Belgen', is 'tStad' blijkbaar niet van iedereen' en moet een discours van rechten' aangevuld worden met een discours van plichten'. Van iemand die dit puur neutrale labels vindt en die blijkbaar net als Karl Marx de wereld niet wil interpreteren maar veranderen, zou je dan toch verwachten dat hij een bestuursmandaat opneemt.
John Rawls-lezing met Jan
Terlouw donderdag 18 oktober om 20u te
Gent
Liberales organiseert op donderdag 18 oktober om 20u de eerste John
Rawls-lezing, met als spreker de Nederlandse oud-politicus en schrijver Jan
Terlouw.
In navolging van de vijf succesvolle Karl Popper-lezingen van de afgelopen
vijf jaren, organiseert Liberales dit jaar de eerste John Rawls-lezing. John
Rawls (1921-2002) is de meest invloedrijke politieke filosoof van de afgelopen
100 jaar. In 1971 publiceerde hij zijn magnum opus A Theory of Justice
waarin hij tracht na te gaan volgens welke regels een rechtvaardige maatschappij
moet georganiseerd worden. Met dit werk zorgde hij voor een cesuur: als je over
rechtvaardigheid wil praten, dan moet je ook over A Theory of Justice
praten. Al was het maar om aan te geven waarom je het er niet mee eens bent.
Liberales zal verder gaan in de traditie van de Karl Popper-lezingen en
jaarlijks een lezing organiseren om het gedachtegoed van John Rawls te promoten
en uit te leggen. De eerste lezing wordt gegeven door Jan Terlouw. Terlouw is
niet enkel een gekende schrijver van jeugdboeken zoals De Koning van
Katoren, maar heeft ook een rijkgevulde politieke carrière achter de rug
voor de sociaal-liberale partij D66, onder meer als minister van Economische
Zaken en als vice-premier.
De eerste John Rawls-lezing vindt plaats in het Liberaal Archief,
Kramersplein 23 te Gent. De lezing wordt ingeleid door Dirk Verhofstadt, kernlid
van Liberales.
De uitspraak van het
Noorse gerecht betreffende Anders Breivik:
Toerekeningsvatbaar en
dus schuldig voor de moord op77 mensen., maximum straf 21
jaar met mogelijke
verlenging.
EN WAT NU ?
Overwegingen:
Voor de beslissing van het gerecht
zijn er in de media een aantal
bedenkingen
geformuleerd,waar wij in onze gesprekken ook aandacht
hebben aan besteed.
Het is opvallend dat daarbij verschillende aandachtspunten
gelijklopend zijn . In
ieder geval de moeite waard om eens nader te vergelijken :
Net zoals in
onze dialoog is er door de media nagedacht over de factor
angst om zich
openlijk te uiten zonder enig voorbehoud in het kader van de gebeurtenissen.
De Standaard van
5 juni verwijst naar een rechtenstudent in Noorwegen
die een collage maakte
van vele lezersbrieven, zijn coclusie : Op
de discussie
fora van kranten zijn afwijkende opvattingen en
meningen geformuleerd, die de gedrukte pers
niet halen. Hij wilde daarmee de Noren bewust maken van het feit dat er mensen
zijn
die net zo denken als
Breivik hij stelt :Er zijn veel Noren met zulke extreme opvattingen.
Meer dan je denkt. De Standaard verwijst eveneens naar de
mening van Enersvedt,
Hoogleraar
sociologie;Kritische stukken over
migratie en de multiculturele samenleving
worden practisch nooit geplaatst. Terwijl er
wel aanleiding is voor debat. Net als de rest
van Europa is Noorwegen de afgelopen jaren
veranderd
Een eerste
vorm van angst is hiermee aangetoond, niet alleen de
angst van het
individu, maar ook van de overheid, om in het kader van tolerantie
en solidariteit,zich
kritisch te uiten ten overstaan van de moslims. Aldus het risico lopend
als inhumaan ,
nationalist, en zelfs als racist te worden beschouwd.
Deze
laatste overweging werd eveneens uitgediept tijdens ons
filosofisch
gesprek.
Een tweede
vorm van angst dient zich aan wanneer men opnieuw
verwijst naar prof.
Enersvedt als hij waarschuwt voor het toegenomen aantal Moslims in Noor
wegen: Mensen herkennen zich niet in moslims, en dat
boezemt hun angst in. In Europese
landen als Denemarken en Frankrijk, maar ook
bij jullie in Nederland en Belgie ,zie je dat
dit soort angst door politieke bewegingen
overgenomen wordt.
Tijdens onze
dialoog hadden wij gewezen op mogelijke
verwarring die tengevolge twijfel en onduidelijkheid zou kunnen ontstaan bij de
psychiaters die zich moeten
uitspreken over de al
of niet aansprakelijkheid van Breivik. Een en ander zou aldus de
taak van de rechter
extra kunnen bemoeilijken.
Net DIE
problemen hebben zich voorgedaan tijdens het proces in
Oslo. De Morgen van
25-8-2012,meldt in dat verband :
Een eerste duo psychiaters concludeerde dat
hij psychotisch was en paranoïde
schizofreen, en dus ontoerekeningsvatbaar. Een
tweede team oordeelde dat hij weliswaar
aan persoonlijkheidsstoornissen lijdt, maar
toch toerekeningsvatbaar is.
Om twijfel weg te
nemen had de Noorse
rechtbank opnieuw een rapport over hem besteld, pas dan acht de
rechtbank bewezen dat
Breivik aansprakelijk is en dus schuldig.
Het betrof dus in eerste
instantie, twee compleet tegenovegestelde
psychiatrische rapporten. Torgensen, prof.
psychiatrie noemt het :Vernietigend voor de eerste twee psychiaters, en ook voor de
Contolerende
commissie van experts Ik verwacht dan ook hervormingen in het
Noorse
rechtssysteem.
We zijn in
ons gesprek eerder vaag gebleven aangaande
de motivatie van breivikom zulke daden te
plegen. Nochtans :
Vlak VOOR de
moordpartij plaatst hij op het internet een
1500 bladzijden lang extreem rechts manifest,
waarin zijn anti-islamitische opvattingen
op scherp worden gesteld. Hij is overtuigd
dat de Europese Unie gefaald heeft met haar
migratie beleid, wijst op de schadellijke
invloed van het islamisme, en hij vreest
dat in 2083 de helft van de europeanen als
moslims zullen aantreden .
Zo
beschouwt,kunnen zijn daden ook gezien worden als een
politiek streven, gericht naar de
instandhouding van een meerwaardig ras dat zich
moet veilig stellen t.ov. de moslims. Ook daar
hebben we in onze dialoog naar verwezen.
Breivik hoopt op een uitbreiding en versterking
van het rechtse front.
Zowel voor
de angst om de gevoelens te uiten als voor
de angst voor de onbekende, de moslim, zien
sommige Noren maar een middel:
De discussie aangaan in een OPEN debat
,waarbij we de moslim kunnen herkennen en
erkennen als mens
Tot slot
hebben we met ons filosofisch gesprek
Aangetoond dat we op een zeer realistische
wijze in staat zijn ons in te leven, ook
in de nieuwe,complexe problematiek van de
samenleving.
Graag stuur ik wat bedenkingen over het aangekondigde gespreksonderwerp
Is er echt zo'n graat verschil in denken en reageren tussen de 'geletterden'
en de 'ongeletterden'? Is ergernis en het uiten ervan het alleenrecht van
'ongeletterden'? Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ook bij veel
geletterden dezelfde afkeer bestaat t.o.v. de voorlopige in vrijheidstelling van
M.M. Er is wel een verschil in reageren, denk ik. De geletterde weet zich
beter in de hand te houden, gedraagt zich buitenshuis wat meer gereserveerd.
Daarnaast behoort bij zo'n protest een groepsgevoel, geen enkeling houdt het
alleen lang vol. Hebben geletterden niet meer een individueel gevoel i.p.v. een
groepsgevoel?
Ik heb een probleem bij het vergelijken van het protest bij de vrijlating
van M.M. met het protest t.o.v. nieuwe Belgen. In het eerste geval heeft
niemand last van die vrijlating, niemand wordt erbij benadeeld. In het tweede
geval, juist wel. In het eerste geval wordt honderd procent de wet gevolgd, in
het tweede geval, ontbrak het misschien aan wetten, reglementen en afspraken?
Heeft iemand die dergelijke feiten heeft gepleegd, recht op een voorlopige
vrijlating? Het begrip 'vergeven en een tweede kans krijgen' is volgens mij
geen eigendom van het christendom en heeft ook wortels in het humanisme. Het
feit dat de doodstraf in België is afgeschaft, geeft juist aan dat men van dat
principe uitgaat. En het siert België en zoveel andere landen, in tegenstelling
tot de USA, Saoedi-Arabië, China en nog anderen. Het getuigt van een hogere vorm
van ontwikkeling.
Nog een psychologisch 'toemaatje' Ergernis is geen alleenrecht van minder
geletterden, zoals ik al eerder schreef. Ergernis zegt veel over de persoon die
zich ergert. Iemand die recht in zijn schoenen, in zijn evenwicht staat, zal
zich niet snel ergeren. Ergernis heeft te maken met een innerlijke afkeuring,
die dan op de medemens geprojecteerd wordt. Iemand in zijn evenwicht, voelt die
ergernis niet en heeft dan ook niet de behoefte de andere te beoordelen. Be-of
veroordelen ontstaan vanuit een innerlijke afkeuring. En in dat verband wens ik
de advocaat van M.M. te citeren (DS 2/9): 'Ik denk dat veel mensen die zo hevig
reageren, in hun eigen leven zware problemen hebben, waarvoor ze een uitlaatklep
zoeken. ZE zoeken een zondebok als bij de heksenverbrandingen in de
middeleeuwen.'
Eduard reageerde ook en constateerde dat de blog niet goed werkt omdat hij
niet rechtstreeks op het blog kon reageren. Dat is echter geen vergissing maar
een tussenstap die ik had ingelast omdat ook buitenstaanders via de site van
elcker ik in ons café binnen kunnen wat eventueel aanleiding kan geven tot
ongecontroleerd scheldproza waar het internet spijtig genoeg zo door vervuild
werd. Bij nader inzien is de tussenstap via mail naar mij toch nogal omslachtig
en zal ik het zo in orde proberen te brengen dat men rechtstreeks kan reageren.
Zoals gezegd is onze ( dus jullie) blog nog in opbouw. Alle opbouwende
suggesties zijn welkom.
Hoe dan ook, de reactie van Eduard (zie hieronder)
1/Een verwijzing naar de wet
2/een vraag : is de wet correct?
3/afwijzing van blind volksgericht
Ma.w. het aanreiken van drie aspecten van de zaak.
Hallo max,en alle filokes en lezers van deze blogInverband met Michelle Martin en haar omstreden vrijlating ben ik van mening dat die wet lejeune eigenlijk alleen maar ongenoegen teweeg brengt.Niemand zit er op te wachten dat één of andere misdadiger of recidivist vervroegd vrijkomt.Waarom moet men het toch altijd in het Belgisch rechtssysteem zo moeilijk maken kan de rechter niet gewoon een straf opleggen,die uitvoerbaar maken en volledig laten uitzitten,dan zouden heel wat mensen zowel plebs als intellectuelen meer voldoening vinden in de strafmaatregel van desbetreffende persoon.Als je kijkt wat er nu allemaal gebeurd is om en rond het klooster van Mallone, het ongenoegen van de bevolking,van de ouders van de slachtoffers lijkt het mij ridicuul die wet nog langer toe te passen.GroetenJ Cools
Beste filokes,
Ik kreeg van een van een van onze sympathiekste cafégangers een reactie ( zie hierboven ) op mijn voorzet bij het volgende onderwerp. In de toekomst kan dat rechtstreeks op het forum van onze blog.
Valt jullie daarbij niets op?, nog los van de vaststelling dat het volledig over de gebeurtenis ( vrijlating ) gaat en niet over de onderliggende aspecten die ik in mijn voorzet had aangegeven?
Joseph verwoordt een mening over de casus Martin. Dat mag, maar er staat werkelijk geen woord in om uit te leggen waarom dat zo zou zijn. Terwijl het uitgerekend dat is dat we zo graag zouden vernemen. Als we ook maar een beetje filosofisch bezig willen zijn dan moeten we aan mekaar duidelijk maken waarom iets zus of zo zou zijn.
Laten we dit aspect ( het argument, NIET de mening ) goed in gedachten houden als we er dinsdag 25/9 "invliegen " .
"dat die wet lejeune eigenlijk alleen maar ongenoegen teweeg brengt": Joseph vindt dat en dat is OK, maar heel wat mensen, inclusief de wetgevers die wij zelf gekozen hebben, zien dat anders. Waarom hebben zij ongelijk?
De strafuitvoering ( of liever de niet-strafuitvoering zorgt inderdaad voor veel ongenoegen bij de bevolking. Hoe komt het dan dat dat niet opgelost geraakt? Zijn de argumenten van de voorstanders helemaal fout? Welke zijn die argumenten?
"Niemand zit er op te wachten dat één of andere misdadiger of recidivist vervroegd vrijkomt" Zelfde reactie als hierboven? Moet een wetgever de roep van de straat volgen? Is dit de roep van de straat om wraak, of zijn er goede argumenten? Enz ...
Politiek is geen wetenschap en wetenschap geen politiek. Maar hun wegen kruisen zich regelmatig. Soms botsen ze heftig, soms helpen ze elkaar. Om rampzalige botsingen te vermijden, is het goed wanneer ze wat meer van elkaar zouden weten.
DOOR Antoine Verbij
Het gezegde spookte een tijd lang door de media. "Wetenschap is ook maar een mening." Wie er het eerst mee kwam en wanneer, valt moeilijk te achterhalen. Maar het dook sindsdien regelmatig op in discussies over hedendaagse politiek. Vooral als het over populisten ging, van links en van rechts. Die zouden vinden dat meningen over de samenleving, afkomstig van wie ook, op dezelfde manier waar of onwaar zijn als wetenschappelijke uitspraken over feiten.
Het waren vruchteloze discussies, vol misverstanden, communicatiestoornissen, opzettelijke verdraaiingen, maar vooral ook: vol verwarring over de vraag wat politiek is en wat wetenschap. Nu moet gezegd worden, over die vraag breken al duizenden jaren knappe koppen hun hersenen. Zijn wetenschap en politiek werkelijk twee volstrekt gescheiden werelden en hebben feiten en meningen niets met elkaar te maken?
Schotse scherpslijpers "Reeds de oude Grieken, mijne dames en heren..." Zo zou een verhandeling kunnen beginnen over de geschiedenis van het onderscheid tussen feiten en meningen. Wie heeft er niet in de loop van de eeuwen een duit in het kennistheoretische zakje gedaan? Van middeleeuwse theologen via strenge Schotse scherpslijpers en diepe Duitse denkers tot subtiele Britse taalontleders, moderne Amerikaanse vrijdenkers en frivole Franse postmodernisten.
Al die eeuwen van intellectuele strijd leiden tot minstens één conclusie: dat het onderscheid tussen feit en mening niet zo simpel is als op het eerste gezicht lijkt. Feiten zijn niet zo hard als ze vaak worden voorgesteld en meningen niet zo willekeurig en subjectief als ze soms lijken. Over feiten valt net zo veel te twisten als over meningen. Het punt is alleen dat voor die twee discussies heel verschillende regels gelden.
Verlanglijsten Politieke discussies gaan over meningen. Aan de basis van iedere mening ligt een opvatting over hoe de wereld eruit zou moeten zien. Moet dat een wereld zijn waarin iedereen gelijk is of juist een waarin ieder individu zich zo vrij mogelijk kan ontplooien, een wereld waarin het woord van God of Allah de hoogste waarheid is of een waarin de economie de verhoudingen tussen de mensen dicteert? De verlanglijsten van politici zijn eindeloos gevarieerd.
Die politieke meningen botsen met elkaar in allerlei verschillende omgevingen. Bijvoorbeeld in het publieke debat zoals dat plaatsvindt in de media en op openbare bijeenkomsten. In politieke instituties zoals partijen, parlementen en buitenparlementaire groeperingen. In de diplomatie tussen politieke systemen zoals naties en ideologische formaties. En op het slagveld waar militaire divisies en terroristische organisaties het gebeuren bepalen.
In die omgevingen gelden verschillende regels die de uitkomst bepalen. Zoals argumentatieregels in het publieke debat, verkiezingsregels in de politieke instituties, omgangsregels in het diplomatieke verkeer en oorlogsregels op het slagveld. Feiten spelen in geen van die omgevingen een doorslaggevende rol. De doorslag geeft het overtuigendste argument, de sterkste fractie, de handigste manoeuvre of de meest vernietigende slag.
Heel anders gaat het eraan toe in de wetenschap. Daar spelen feiten nu juist wél een doorslaggevende rol in de uitkomst van een dispuut tussen wetenschappers. Wie met zijn theorie de meeste aanspraak op waarheid mag maken, hangt ervan af of hij daarmee feiten verklaart die andere theorieën niet verklaren. Zo gaat het in de natuurwetenschappen en, zij het op iets minder stringente manier, ook in de sociale wetenschappen.
Feiten Alles draait om de feiten. Dat klinkt simpel maar dat is het niet. Want wat zijn feiten? In de eerder vermelde geschiedenis van de kennistheorie is men in toenemende mate gaan inzien dat feiten niet lijken wat ze zijn. Feiten zijn producten van onderzoekingen, experimenten en interpretaties. En achter elk onderzoek, elk experiment en elke interpretatie gaat een theoretisch wereldbeeld schuil, een selectief perspectief dat een feit zijn betekenis geeft.
Dat betekent allerminst dat feiten willekeurig en subjectief zijn. De manier waarop feiten worden geproduceerd, volgt namelijk allerlei regels. Er zijn regels voor valide onderzoek, voor zuivere experimenten en voor acceptabele interpretaties. Die methodologische regels zorgen ervoor dat men het er binnen de verschillende wetenschappelijke gemeenschappen redelijk over eens is wat als feit kan gelden en wat niet.
Twee universums? Samengevat: in politiek en wetenschap bepalen verschillende soorten regels welke meningen aanspraak op macht mogen maken en welke feiten aanspraak op waarheid. Zo gezien lijken politiek en wetenschap twee verschillende universums die niets met elkaar te maken hebben. Maar helaas: zo eenvoudig ligt het niet. Want politici baseren zich voortdurend op feiten en wetenschappers laten zich geregeld leiden door meningen.
En dat is niet per ongeluk of toevallig zo, dat is allemaal even onvermijdelijk. Een politieke mening over hoe de samenleving eruit zou moeten zien, stoelt altijd op een beeld van hoe de samenleving feitelijk is en wat daar allemaal niet aan deugt. Bovendien omvat zo'n politieke mening veronderstellingen over hoe de samenleving te veranderen valt en daarmee over de feitelijke samenhang tussen politieke ingrepen en maatschappelijke gevolgen.
Dat is het punt waarop politici over feiten beginnen te debatteren en niet alleen maar over meningen. Dat is ook het punt waarop politici zich zouden moeten realiseren dat feiten op een andere manier tot stand komen dan meningen en ook een heel andere omgang vereisen. Onenigheid over feiten kan men niet beslechten door eindeloos te discussiëren, door een meerderheidsbesluit te nemen, door slim te manipuleren of door geweld aan te wenden.
Omgekeerd geldt dat wetenschappers bij hun beslissingen over wat ze als feiten presenteren, zich onvermijdelijk laten leiden door meningen. Die kunnen overal vandaan komen: uit het politieke of religieuze wereldbeeld dat ze aanhangen, uit hun bewuste dan wel onbewuste persoonlijke motieven, uit de belangen van de wetenschappelijke groep waartoe ze behoren of uit de belangen van hun politieke of maatschappelijke opdrachtgevers.
Dan breekt voor wetenschappers het moment aan waarop ze zich ervan rekenschap zouden moeten geven dat meningen van een ander kaliber zijn dan feiten. Verschillen van mening kun je niet beslechten door een onderzoek op te zetten, een experiment uit te voeren of de juistheid van elkaars interpretatie te betwisten. Verschillen van mening in de wetenschap openbaren de onmiskenbaar politieke dimensie in dat schijnbaar zo zuiver rationele bedrijf.
Omgangsvormen Een en ander betekent niet dat politici dan ook maar wetenschap moeten gaan bedrijven en dat wetenschappers voortaan ook aan politiek moeten gaan doen. Het voeren van de strijd tussen meningen is een nu eenmaal andere discipline dan het voeren van de strijd om feiten. Ze vereisen verschillende vaardigheden, verschillende geestelijke houdingen, verschillende onderlinge omgangsvormen en verschillende manieren van publiek optreden.
De conclusie uit al deze overwegingen kan niet anders dan banaal zijn. Laat ieder zijn eigen vak zo goed mogelijk uitoefenen. En laat ieder daar waar de een de ander nodig heeft, het gesprek aangaan op basis van respect voor elkaars verschillende competenties. Politici zouden niet moeten proberen om hun eigen feiten te produceren. En wetenschappers zouden moeten vermijden elkaar met politieke middelen te lijf te gaan.
Politici kunnen soms verbeten vasthouden aan feiten die de wetenschappelijke gemeenschap als weerlegd beschouwt. Denk aan het effect van zwaardere straffen op recidive of de invloed van geweldvideo's op het gedrag van jongeren. Omgekeerd zijn wetenschappers soms geneigd het werk van collega's te negeren omdat het niet strookt met hun religieuze of politieke ideeën. Denk aan de discussie over het creationisme en over de klimaatverandering.
De geschiedenis laat de meest rampzalige voorbeelden zien van politici die op de stoel van wetenschappers zijn gaan zitten en omgekeerd. Dictatoriale regimes hebben onvoorstelbare slachtpartijen gerechtvaardigd met zelf in elkaar geknutselde theorieën over bijvoorbeeld rassenverschillen. Omgekeerd hebben wetenschappers hun gelijk proberen te halen door hun concurrenten bij de inquisitie of de geheime politie aan te geven.
Met die schrikbeelden voor ogen doen politici er goed aan om wetenschappelijke feiten niet als een politieke ideologie te behandelen, maar zich af te vragen wie die feiten hoe en waarom heeft geproduceerd. En wetenschappers doen er goed aan hun persoonlijke wereldbeelden die hoe dan ook in hun werk doorsijpelen, niet als onwankelbare feiten te behandelen en de discussie met hun vakgenoten te voeren met de methodologische middelen van hun discipline.
Politici zowel als wetenschappers past bescheidenheid. Wederzijdse beledigingen zoals: "Wetenschap is ook maar een mening", of de pendant: "Politici lappen de feiten aan hun laars", horen in een democratische cultuur niet thuis. Alleen een houding van wederzijds respect kan potentiële kiezers ervan overtuigen dat kiezen met kennis een goed alternatief is voor kiezen met alleen het buikgevoel als raadgever.