Fremont, California, Baba woonde niet graag in Amerika. Hij had een hekel aan Jimmy Carter, maar had het als enige republikein wel voor president Ronald Reagan. Baba had in Amerika last van de smog, het lawaai en het stuifmeel. Hij begon daar te werken in het benzinestation, hij miste de sfeer van Kabul en de mensen die hem loofden. Hij treurde daarover, maar voor mij was het om mijn verleden te begraven. Baba was te trots op zichzelf om voedselbonnen aan te nemen, in 1983 toen ik 20 jaar was, zat ik in het secundair onderwijs. Ik was geslaagd voor mijn eindexamen en Baba glunderde. Die dag kreeg ik een auto, een marineblauwe Ford. Toen ik hem vertelde wat ik graag zou doen en dat was dan verhalen schrijven in het Engels, wou hij dat ik het echte werk deed zoals de medische sector. Baba kon nog steeds niet aan de grootte van Amerika wennen.
Toen ik achttien jaar was, waren we op de vlucht geslagen uit Kabul. Er heerste chaos en we gingen naar Amerika om een nieuw leven te beginnen. In Kabul waren de mensen die we kenden gedood of vertrokken uit Kabul. Er was niemand meer die ons tegenhield. Het was in 1981, we gingen naar Pakistan en hadden ons huis normaal achtergelaten, om geen argwaan te wekken. We zaten in een Russische vrachtwagen en gingen dan met een grotere vrachtwagen vertrekken. Eenmaal aangekomen, zaten er nog mensen van de vorige week te wachten op de vrachtwagen. We zaten een week in die kamer en uiteindelijk konden we vertrekken. Kamal en zijn vader waren daar ook, in plaats van de vrachtwagen kwam een olietank. Als we eruit mochten ontdekten we dat Kamal niet meer ademde en zijn vader nam een pistool en maakte zichzelf van kant.
Na mijn verjaardag probeerde ik Hassan buiten te krijgen, door mijn horloge en geld bij Hassan in de hut te verstoppen. Toen Baba ernaar vroeg zei Hassan " JA", hij nam het nog steeds op voor mij. Ali besliste om te vertrekken met Hassan, Baba barstte voor het eerst uit in tranen. Hij probeerde hen thuis te houden, maar het lukte niet. Baba mocht van Ali hem wel vervoeren naar de bus. Toen besefte ik hoeveel schade ik had aangericht.
Op mijn dertiende verjaardag had Baba een groot feest georganiseerd, omdat hij nog steeds trots was op die ene wedstrijd. Assef was daar ook met zijn ouders, het leek net of hij zijn ouders had meegenomen en niet omgekeerd. Hij gaf me een cadeau, Baba was zéér vriendelijk tegenover hem, maar ik was stil. Baba moest me dwingen om iets te zeggen. Ik kon het niet aanzien hoe hij met Assef bezig was en op zijn beurt was Assef vriendelijker tegen mij. Hij gaf me een cadeau, het was een boek van Hitler, ik gooide het meteen weg. Baba zou nooit zo'n feest gegeven hebben als ik niet gewonnen hadden. Ik wou dat feest niet, het was bloedgeld. Ik kreeg een hoop speelgoed, maar ik wou niets. Het enige wat ik echt wilde houden, was een lederen boekje van Rahim Khan, dit was een echt cadeau en geen bloedgeld.
Samen met de familie en Rahim Khan gingen we naar het huis van mijn oom. Mijn vader was nog steeds bezig over dat vliegertoernooi, in de auto vroeg iedereen ernaar. Rahim Khan was de enige die niet enthousiast was en ik denk dat hij wist wat er gebeurd was. Ik wou al die jaren zo'n trotse vader gehad hebben. Toch voelde ik een leegte vanbinnen, hij herhaalde het talloze malen, waardoor ik bijna een mes in zijn oog kon steken. Toen besefte ik het ergste, ik zou er ongestraft mee wegkomen. Hassan was al die tijd verslechterd, hij was vermagerd en had grijze kringen. Op een dag vroeg hij me om mee naar de heuvel te gaan, ik was overtuigd maar toen we daar waren wou ik meteen weg. Het was stom van mij om te geloven dat een stuk speelgoed ons weer bijeen zou brengen. Hij probeerde onze vriendschap terug te winnen, maar ik werkte niet mee. Ik keek uit naar de lente.
Wanneer ik het vliegertoernooi gewonnen had in 1975, zou dit de laatste keer zijn dat Hassan achter de erevlieger holde. Het begon al donker te worden en Hassan was nog steeds niet terug. Ik keek elke straat van de wijk in, de mensen waren aanstalten aan het maken om te gaan bidden. Aan een oude man vroeg ik of hij Hassan gezien had, na wat geduld te hebben, vertelde hij mij dat hij achtervolgd werd door 3 jongens. Ik ging naar de stegen en opeens hoorde ik iets, daar stond Hassan in een doodlopende steeg, de vlieger op een vuilinshoop en de 3 jongens. Assef, Wali en Kamal stonden voor hem en vroegen naar de vlieger, als tegenprestatie. Hassan had de katapult op Assef gericht en zijn bijnaam "Oreneter" gezegd, Assef had zich teruggetrokken maar ging zich nog wreken. Dit was de dag die hij uitgekozen had, Hassan wou de vlieger niet geven en daarna gebeurde iets verschrikkelijk. Ik kon mijn mond niet openen, ik durfde de steeg niet in te gaan omdat er anders ook iets met mij zou gebeuren. Ik rende weg en een tijdje later kwam Hassan met de vlieger. Hij was bebloed en we gingen naar huis zonder een woord te zeggen.
Toen we klein waren, zijn Hassan en ik veel naar de bioscoop geweest. We waren dol op westerse cowboyfilms en deelden zelfs onze gezamenlijke cowboyoutfit. We hebben "Rio Bravo" drie keer gezien en "The Magnificent Seven" hebben we zelfs dertien keer gezien. Een andere film die we ook goed vonden was "The good, the Bad and the Ugly". We wilden zelfs de acteurs ontmoeten tot Baba ons met beide voeten op de grond zette. Het waren geen acteurs die Hindi spraken het was allemaal gedubd. Op dat moment beseften we dat het Amerikaanse acteurs waren en geen soortgenoten die het gemaakt hadden in de showbizz.
In Kabul keken we altijd uit naar de winter, want dan waren de scholen gesloten. Dat was het begin van de talloze vliegertoernooien. Hassan was de beste vliegeraar, hij wist altijd waar de laatste doorgesneden vlieger zou belanden. Op een dag zei Baba tegen me dat hij voelde dat de overwinning wel eens voor mij zou kunnen zijn. Er waren die dag honderd vliegers in de lucht en ik bleef bij de laatste tien. Ik had een rode vlieger met gele randen en een handtekening van Saifo. Het was tussen mij en een blauwe vlieger, uiteindelijk won ik. Hassan was al weg om de laatste vlieger te bemachtigen en Baba was een keer ontzettend trots op me.
We hadden altijd een routine, ik stond op terwijl Hassan zich al gewassen had en bezig was met mijn ontbijt. Zwarte thee met 3 klontjes en geroosterde naan (brood) met zure kersenjam, het was om je vingers van af te likken. Mijn vader bracht me naar school met de Mustang en ging gaan werken. Hassan en zijn vader (Ali) waren bezig met de klusjes. Wanneer ik thuis kwam, ging ik samen met Hassan naar de heuvel met de boom. Daar zat ik Hassan voor te lezen, raadsels voor te leggen en vaak hield ik hem voor de gek. Uiteindelijk ontdekte ik dat hij sneller was in het oplossen van raadsels en ik stopte daar al snel mee. Op een dag veranderde ik een verhaal en tot mijn verbazing zei Hassan dat dat één van de mooiste verhalen was dat hij gehoord had. Verbaasd dat ik was, begon ik met verhalen schrijven en op mijn dertiende verjaardag kreeg ik een notitieboekje voor mijn verhalen. Mijn carrière als schrijver was begonnen.
Aan de zuidkant van de tuin, in de schaduw van een pruimenboom, was het onderkomen van de bedienden. Daar had Hassan voor het eerst het licht gezien. Hij had een rond gezicht met een platte brede neus en scheefstaande smalle ogen die de kleur van bamboe bezaten. Hassan had mongoloïde trekken door zijn laagzittende oren en puntige kinnetje, maar wat het meest opviel was zijn hazenlip. Hij meende elk woord dat hij zei, hij was een trouwe vriend. Al gedroeg ik me niet zo tegenover hem. Hij nam het altijd voor me op, beschermde me en was fantastisch met zijn katapult.
Baba was een zwart-wit kijker, dus kon ik niet van hem houden zonder bang te zijn en hem te haten. Ik kwam altijd meer te weten over Baba door andere mensen. Hij had het mooiste huis gebouwd van de wijk, had alles zelf ingericht en op papier gezet. Eind de jaren '60 was Baba begonnen met een weeshuis te bouwen en financierde alles uit eigen zak. Baba had een studeerkamer waar ik nooit in mocht, daar rookte hij met zijn zakenpartners. Daar was hij druk bezig over de politiek, voetbal en zaken. Af en toe zat ik voor de deur te luisteren en ik hoorde dit : " Als ik niet had gezien dat Amir uit mijn vrouw kwam, zou ik niet geloofd hebben dat hij mijn zoon was." Gelukkig was Rahim Khan er, door wie ik mij beter voelde. Ik wou dat hij mijn vader was, hij accepteerde me zoals ik was.
Mijn moeder zou les gegeven hebben aan de universiteit en zou van koninklijke afkomst zijn. Veel meer weet ik niet over haar, een zwerver vertelde me talloze jaren nadien dat hij haar het laatst had gezien voor de afsluitende examens. Ze waren samen een stuk amandeltaart met thee en honing aan het eten. Hij zei dat ze zichtbaar zwanger was en dat ze daar alleen maar mooier van werd. Ze zou aan het piekeren geweest zijn over hoe gelukkig ze was. Van die onbekende man wist ik meer over mijn moeder dan dat Baba me ooit verteld had.
Mijn vader was een Pashtun met volle baard, een woeste bos krullen die even tegendraads waren als de man zelf. Hij had felle zwarte ogen, was 1m92 lang en snurkte verschrikkelijk. Baba was een groot man, men geloofde hem altijd ook al leek het ongeloofwaardig. Zoals die keer dat Baba met een beer gevochten had en de naam "Meneer orkaan" kreeg. Baba was één van de rijkste kooplieden, hij had een tapijtexportfirma, 2 apotheken en een restaurant. Toch waren er mensen die twijfelden aan zijn ondernemingen en vonden dat hij net als zijn vader rechten moest studeren. Baba heeft nooit die redeneringen opgevolgd.
Hassan en ik, hebben fantastische momenten beleefd al vanaf onze geboorte. We deden bijna alles samen, onze eerste woordjes, eerste stapjes, enz ... Hassans eerste woordje was "Amir" en de mijne was "Baba". Dat was het begin van onze vriendschap.
Ik weet het nog als de dag van gisteren, Hassan en ik klommen in een boom en pestten de buren. We giechelden, aten moerbeien en walnoten. Hassan weigerde nooit iets, zelfs niet de katapult met een noot op de éénogige hond van de buren te richten. Toch werd mijn vader aangetrokken tot Hassan, als ik hem niet kon evenaren. Zoals wanneer hij zijn steentjes acht keer kon doen opspringen en ik maar vijf keer. Baba was toen trots op Hassan en klopte op zijn schouder, iets wat ik zo goed als nooit heb gehad. Hij was altijd afstandelijk als ik in de buurt was, ik had het gevoel dat Baba een hekel aan mij had. Dus wanneer hij vroeg of ik Hassan mee wou vragen, loog ik dat hij niet kon. Ik wou Baba eens voor mezelf hebben, maar pas later ontdekte ik hoe de vork in de steel zat.
Toen ik klein was, kwam ik nooit op voor mezelf. Ik was geen actieve jongen zoals de rest, die voetbal speelden. Die gave bezat ik niet, ik zat meer in mijn eigen wereldje. Mijn tijdsverdrijf was het lezen van mijn moeders boeken, ik heb mijn moeder nooit gekend. Ze stierf toen ze me op de wereld bracht, Baba vertelde nooit over haar. Het enige wat ik wist, was dat ze een prinses was. Mijn vriend, -huisbediende- Hassan had in 1964 zijn moeder na een week verloren. Nadat zijn moeder Sanaubar hem kreeg, ging ze ervandoor met dansers en zangers. Daardoor hadden Hassan en ik een band gemeen, we werden gevoed door dezelfde min. Een verschil tussen ons was dat hij een Hazara was en ik een Pashtun.
Beste, ik zal me even voorstellen. Ik - Amir, de zoon van Baba- was vroeger een magere jongen, een beetje bleek met lichtbruin haar en donkere kringen rond mijn bleekbruine ogen. Vanaf mijn elfde kende ik al dichtregels van Khayyam, Hafez en Roemie, wat soms tot ergenis leed bij mijn vader. Afghanistan, meer bepaald Kabul was mijn geboortestad waar ik in 1963 op de wereld werd gebracht door Sofia Akrami.